87 research outputs found

    Rhizopus in Kalanchoë

    Get PDF
    In 2001 is door PPO-glastuinbouw onderzoek gedaan aan Rhizopus stolonifer in Kalanchoë ( verslag PPO 533). Naar aanleiding van dit onderzoek en na gesprekken met de begeleidingscommissie en telers van Kalanchoë moerplanten is de conclusie getrokken dat vooral grote schommelingen in watergehalte van het teeltsubstraat, extremen wat betreft pH en EC van de voedingoplossing in het wortelmilieu en plantversterkende middelen en calcium die de weerstand van moerplanten tegen Rhizopus-infectie kunnen verhogen, van invloed kunnen zijn op aantasting van Kalanchoë door Rhizopus. In dit vervolgonderzoek is aandacht besteed aan het effect van schommelingen en extremen in vochtgehalte, EC en pH van de voedingsoplossing in het teeltsubstraat en het plantenversterkende middel Aliette op Rhizopus-aantasting. Moerplanten geteeld met een voedingsoplossing met een EC van 0,75 werden ernstiger door Rhizopus aangetast dan planten geteeld met een voedingsoplossing met een EC van 2,25 of en wisselende EC van 0,75 en 2,25. Planten geteeld in glaswol, die voedingsoplossing met pH 4-5 krijgen, lijken ernstiger te worden aangetast dan planten die voedingsoplossing met pH 6-7 krijgen. Met het ouder worden van de planten worden ze ook vatbaarder voor Rhizopus. Bij planten geteeld op veensubstraat werd dit pH effect niet gevonden. Aliette gaf op de rassen Tenorio, Juventa, Oriba en Toledo geen gewasschade, er is geen effectiviteit van het middel tegen Rhizopus en Botrytis gevonden. Er is ook geen effect van hoge CO2 doseringen op Rhizopus-aantasting gevonden

    Biological soil disinfestation with organic fermentation products

    Get PDF

    Voetrot van courgette, veroorzaakt door Fusarium solani f.sp. cucurbitae

    Get PDF

    Voorkomen van uitval tijdens de eindfase van Kalanchoë

    Get PDF
    In de praktijk zijn er regelmatig problemen met uitval in de eindfase in de teelt van Kalanchoë door schimmels Bij bestudering van het probleem lijkt het erop dat bij bedrijven die calciumchloride gebruiken deze uitval niet optreedt. De vraag is welk element verantwoordelijk is voor de verminderde gevoeligheid, de calcium, het chloor of de combinatie. Volgens mondelinge informatie verminderd de uitval bij chloorcijfers tussen 0.5-0.9. In het kader van het onderzoek is voorafgaand aan het kasonderzoek een literatuuronderzoek uitgevoerd met onder andere eerder genoemde vragen

    System and climate related pythium problems in mobile chrysanthemum growing systems

    Get PDF
    One Dutch greenhouse company started to grow chrysanthemums in a mobile system. The system’s basic unit is a sub-irrigated V-shaped gully of 8.0 m long and 5 cm wide, filled with a peat-coir mix. The system is hampered by growth differences along the length profile of the gullies and Pythium related yield reductions of up to 10% during the summer period. A series of experiments aimed to mimic the problems, explain causes and to advice on improvements. A Pythium ultimum pathogen from the grower was cultured in the laboratory and disseminated in the irrigation water tanks. In part of the cultivations the plants were subjected to high temperature and low air humidity treatments aimed at creating stress and Pythium susceptibility. Various plugs fit for transporting rooted chrysanthemum cuttings were tested as well. The results show that Pythium ultimum is initially the result of a too high water content in the first 10 days of the propagation phase. This was a direct consequence of precipitation of pure water by the mist system used to keep the relative humidity high. A related factor was a too low EC o

    Uitval bij kalanchoë : inventarisatie van oorzaak van uitval : testen van kaliumfosfiet tegen Phytophthora

    Get PDF
    Bij een inventarisatie onder telers met uitval bij kalachoë werden de bodemschimmels Pythium, Phytophthora, Rhizoctonia en Chalara elegans gevonden. Ook Botrytis en Rhizopus werden gevonden maar hiervan is het de vraag in hoeverre dit bodemschimmels zijn. In pathogeniteitsproeven werden planten alleen aangetast door Phytophthora. Van deze bodemschimmels is Phytophthora de meest gevaarlijke in de teelt van kalanchoë, vooral in systemen waarbij water zonder ontsmetting wordt gerecirculeerd. In een kasproef is de GNO kaliumfosfiet getest op effectiviteit tegen Phytophthora. Kaliumfosfiet heeft nog geen toelating als gewasbeschermingsmiddel. Er kunnen over de effectiviteit van kaliumfosfiet geen uitspraken worden gedaan omdat de planten in de proef, ook de onbehandelde besmette planten, niet werden aangetast. Kaliumfosfiet was niet fytotoxisch voor de rassen Brono en Kerincie

    Goed klimaat tegen Japanse roest : juiste klimaatregeling in chrysant geeft beste bestrijding

    Get PDF
    Japanse roest (Puccinia horiana) is een constant loerend gevaar op ieder chrysantenbedrijf. Vaak wordt de schimmel preventief chemisch bestreden. Maar als uw klimaatregeling niet goed is, dan helpt dit onvoldoende. Er zullen toch sporen tot kieming komen. Daarom moet voor de bestrijding van Japanse roest alles gericht zijn op een goede klimaatstrategi

    Effect van inoculumdichtheid, tijdstip van besmetten en tijdstip van bestrijden op aantasting van tomaat door Verticillium

    Get PDF
    In kasproeven in 2002 (Projectverslag detectie van Verticillium bij tomaat, december 2002) is gevonden dat slechts zeer kleine hoeveelheden Verticillium albo-atrum in de voedingsoplossing nodig zijn om planten te infecteren. Het is toen niet duidelijk geworden of deze geïnfecteerde planten ziekteverschijnselen kunnen krijgen omdat de duur van de proef daarvoor te kort was. Het is ook niet bekend of later in het teeltseizoen ook nog planten door V. albo-atrum worden geïnfecteerd hetgeen voor optimale bestrijding van de ziekte met chemische gewasbeschermingsmiddelen belangrijk is om te weten. In dit onderzoek is thiofanaat-methyl (productnaam Topsin M) getest op effectiviteit tegen V. albo-atrum en op fytotoxiciteit voor tomaat. Het middel is niet toegelaten voor toediening in het wortelmilieu ter bestrijding van V. albo-atrum in tomaat. Het doel van het onderzoek is duidelijkheid te krijgen wat het effect is van de inoculumconcentratie, tijdstip van besmetten met Verticillium en bestrijding met Topsin M op de aantasting en productie bij tomaat. Op basis van deze gegevens kunnen de schadedrempel voor Verticillium -aantasting en Verticillium-bestrijding worden bepaald. Dit moet resulteren in een advies voor optimale bestrijding van V. albo-atrum in tomaat met chemische gewasbeschermingsmiddelen. Planten werden in januari en maart met verschillende hoeveelheden V. albo-atrum besmet. Een deel van de planten werd niet besmet. Zowel een deel van de zwaarst besmette als de niet besmette planten werden één en twee weken voor besmetten met V. albo-atrum of één en twee weken na besmetten behandeld met Topsin M. Planten die in januari zwaar waren besmet met V. albo-atrum (100.000 sporen V. albo-atrum per plant) werden betrouwbaar ernstiger aangetast dan planten die in maart zwaar waren besmet. Zowel bij planten die in januari als bij planten die in maart licht waren besmet (10 en 100 sporen V. albo-atrum per plant) bleef het aantal planten met Verticillium-symptomen gering en betrouwbaar minder dan bij planten besmet met 100.000 sporen per plant. Het effect op de aantasting van een preventieve bestrijding met Topsin M één en twee weken voor de besmetting was betrouwbaar beter dan een bestrijding met het middel één en twee weken na besmetting. Dit effect werd gevonden bij de planten die in januari waren besmet en bij de planten die in maart waren besmet. De aantasting bij besmetting in maart kon met Topsin M niet meer worden teruggedrongen. De schimmel werd ruim een maand na besmetten met behulp van PCR in de planten teruggevonden, onafhankelijk van de hoeveelheid V. albo-atrum waarmee, het tijdstip waarop planten waren besmet en of planten Verticillium-symptomen hadden. Ook in planten behandeld met Topsin M werd V. albo-atrum gevonden. Zowel de planten die in januari alsook de planten die in maart zwaar waren besmet, produceerden betrouwbaar minder vruchten en kilo’s veilbare tomaten dan de niet besmette en de lichtbesmette planten. Lichte besmettingen met 10 of 100 sporen per plant hadden geen betrouwbaar effect op de productie van de planten. De effectievere bestrijding met Topsin M van Verticillium-besmetting in januari vertaalt zich in betrouwbare productiewinst. Ondanks deze bestrijding kwam de productie van de zwaar besmette planten nergens aan de productie van niet-besmette planten. Deze verschillen in productie zijn meestal niet betrouwbaar. De productie van niet besmette planten behandeld met Topsin M verschilde niet betrouwbaar van de nietbesmette niet-behandelde planten
    corecore