105 research outputs found

    Influence of deoxynivalenol and T-2 toxin on the intestinal barrier and liver function in broiler chickens

    Get PDF

    Technieken en strategieën voor de oogst van houtige biomassa (B3): resultaten van de terreinexperimenten uitgevoerd in 'Bosland'

    Get PDF
    In dit laatste hoofdstuk zullen de belangrijkste bevindingen uit deze masterscriptie herhaald worden. Daarnaast zullen ook enkele mogelijkheden voor verder onderzoek naar voren geschoven worden. Deze masterscriptie was een detailonderzoek in het kader van het project “B3-Technieken en strategieën voor de oogst van houtige biomassa” in samenwerking met de Universiteit Gent omtrent het bepalen van optimale strategieën voor het oogsten van biomassa. Dit onderzoek kan ook gezien worden als een uitbreiding van het MIP-project “Houtige biomassa voor energie in Limburg” 1 dat ook enkele casestudies bevatte omtrent het oogsten van biomassa in de regio Limburg. Het grote verschil met de gevoerde casestudies in het MIP-project is de mate van het vooronderzoek en de meer gedetailleerde opvolging tijdens de experimenten. Bij het MIP-project lag de focus op de potentiële waarde voor het aanleveren van biomassa uit verschillende test gebieden, hierbij was de uiteindelijke oogstketen die hiervoor gebruikt werd minder van belang. Hiernaast worden de verzamelde gegevens van het vooronderzoek in dit project verder gebruikt voor een impactanalyse op de nutriëntencyclus binnen het studiegebied. Uit de analyse van de kaalslagen kan in de eerste plaats worden geconcludeerd dat kleinere aftopdiameters een negatief effect hebben op de productiviteit van de oogstketens en hiermee samen horend het verbruik van het uitrijden en hakselen. Dit omwille van de langere laadtijd van zowel de forwarder als van de hakselaar. Deze lagere productiviteit wordt economisch echter meer dan gecompenseerd door de hogere opbrengst van het hoger aandeel OSB hout en het lager aandeel overige biomassa. De kleinere dimensies van de biomassa zorgt wel voor een hogere vervuilingsgraad van de houtsnippers. Deze vervuiling kan sterk beperkt worden door het aantal handelingen die het materiaal ondergaat te beperken. Dit is het geval bij het hakselen in het bestand, waar het uitrijden overbodig is. De efficiëntie van het hakselen is in de eerste plaats sterk afhankelijk van de vlotheid in de aanvoer en afvoer van containers. Enige vertraging in dit proces leidt tot wachttijden van de hakselaar, wat de kostprijs gevoelig doet oplopen. Uit experimenten kon geconcludeerd worden dat in het bestand hakselen zowel naar efficiëntie als economie de meeste voordelen biedt in kaalslagsystemen. Het hakselen in het bestand verloopt trager per geproduceerde ton ten opzichte van het hakselen aan de rand, dit wordt echter gecompenseerd doordat het niet noodzakelijk is om de biomassa te verzamelen naar de rand van het bestand. De tragere productiecapaciteit biedt ook voordelen indien de afvoer van de biomassa niet vlot verloopt. Tijdens de experimenten duurde het vullen van een container ongeveer even lang als het aanbrengen van een nieuwe. Dit in tegenstelling tot het hakselen aan de rand waarbij dit in de helft van de tijd werd uitgevoerd en bijgevolg de hakselaar de overige tijd stil stond. Kleine vertragingen in de logistieke keten konden eenvoudig worden opgevangen bij het hakselen in het bestand, gezien deze keten over een eigen opslagcapaciteit beschikt. De efficiëntie van het hakselen in het terrein kan nog verbeterd worden als er een groter scherm zou gebruikt worden bij de Greentech hakselaar. Bij de experimenten uitgevoerd in de dunningen werden zeer diverse ketens onderzocht waarbij een brede waaier aan bosbouwmachines werd uitgetest. Dit maakt het mogelijk om enkele machines en systemen onderling te vergelijken. Een belangrijke eerste conclusie die kan worden gesteld is, dat het oogsten van OSB-hout dient te gebeuren indien de dimensies van het hout voldoende groot zijn. De gecombineerde oogst van OSB-hout en biomassa leidt economisch tot de meest gunstige situatie en eventuele conflicten met de rondhoutindustrie om grondstoffen worden vermeden. Indien de percelen er zich niet toe lenen om OSB-hout te oogsten naast overige biomassa, kan volgens de bekomen resultaten beter gebruik gemaakt worden van een rupskraan met knipkop. De efficiëntie van beide machines (harvester en rupskraan) is gelijk, maar de kostprijs per werkuur voor de rupskraan ligt een stuk lager, wat een sterke reductie betekend in kostprijs per geproduceerde ton. Het uitrijden van biomassa in dunningen wordt het best uitgevoerd door een forwarder. De kleinere dimensies en betere wendbaarheid van de machine leidt tot een efficiëntere werking en een kostenreductie ten opzichte van een uitrijwagen. Het uitrijden van de biomassa en hakselen aan de rand van het bestand bleek uit de proeven het kostenefficiëntst te zijn. Tot slot kan geconcludeerd worden dat de netto-opbrengst bij het oogsten van biomassa uit dunningen eerder gering is, gezien de lage kostprijs van de houtsnippers. Na het uitvoeren van deze masterscriptie is er nog ruimte voor verder onderzoek op dit onderwerp, en op de eventuele impact van de oogst. Gezien het belang van groene energie in de huidige maatschappij zal er een continue evolutie zijn in de ontwikkeling van nieuwe machines voor de sterk groeiende markt in de Scandinavische landen. Het gebruik in experimenten zou kunnen aantonen of ook hier in de Vlaamse boscontext een toekomstige rol is weggelegd voor deze machines in de oogst van biomassa. Tot slot zou verder onderzoek omtrent het optimaliseren van de logistieke keten sterk aan te raden zijn, gezien de sterke implicaties op de kostenstructuur en de keuze van hakselaar

    Deoxynivalenol impairs hepatic and intestinal gene expression of selected oxidative stress, tight junction and inflammation proteins in broiler chickens, but addition of an adsorbing agent shifts the effects to the distal parts of the small intestine

    Get PDF
    Broiler chickens are rather resistant to deoxynivalenol and thus, clinical signs are rarely seen. However, effects of subclinical concentrations of deoxynivalenol on both the intestine and the liver are less frequently studied at the molecular level. During our study, we investigated the effects of three weeks of feeding deoxynivalenol on the gut wall morphology, intestinal barrier function and inflammation in broiler chickens. In addition, oxidative stress was evaluated in both the liver and intestine. Besides, the effect of a clay-based mycotoxin adsorbing agent on these different aspects was also studied. Our results show that feeding deoxynivalenol affects the gut wall morphology both in duodenum and jejenum of broiler chickens. A qRT-PCR analysis revealed that deoxynivalenol acts in a very specific way on the intestinal barrier, since only an up-regulation in mRNA expression of claudin 5 in jejunum was observed, while no effects were seen on claudin 1, zona occludens 1 and 2. Addition of an adsorbing agent resulted in an up-regulation of all the investigated genes coding for the intestinal barrier in the ileum. Up-regulation of Toll-like receptor 4 and two markers of oxidative stress (heme-oxigenase or HMOX and xanthine oxidoreductase or XOR) were mainly seen in the jejunum and to a lesser extent in the ileum in response to deoxynivalenol, while in combination with an adsorbing agent main effect was seen in the ileum. These results suggest that an adsorbing agent may lead to higher concentrations of deoxynivalenol in the more distal parts of the small intestine. In the liver, XOR was up-regulated due to DON exposure. HMOX and HIF-1 alpha (hypoxia-inducible factor 1 alpha) were down-regulated due to feeding DON but also due to feeding the adsorbing agent alone or in combination with DON
    corecore