28 research outputs found
'Meten' en 'weten' voor een gefundeerd kinderrechtenbeleid: een kritische reflectie over de zin en onzin van kinderrechtenindicatoren
De titel van dit rapport is geĂŻnspireerd op Pleysier & Pauwels (2011), die in hun bijdrage getiteld âAls âmetenâ niet noodzakelijk âwetenâ is, hoe kunnen we dan beter âmetenâ om meer te âwetenâ?â gekende beperkingen van bestaande (criminologische)onderzoeksmethoden uiteenzetten en praktische adviezen aanreiken om hier op een zo positief mogelijke manier mee om te gaan. Het opzet van deze tekst is gelijkaardig. Vaak geformuleerde kritieken op het gebruik van kinderrechtenindicatoren worden onder de loep genomen en aan de Vlaamse context getoetst. Daarnaast wordt onderzocht of nationaal dan wel internationaal inspiratie kan worden gevonden tot het ontwikkelen van constructieve strategieĂ«n om in de mate van het mogelijke aan deze kritieken tegemoet te komen.nrpages: 57status: publishe
Evaluatie van de kind- en jongereneffectrapportage (JoKER)
In opdracht van de Vlaamse Overheid, heeft het Kenniscentrum Kinderrechten vzw (KeKi) een evaluatie ondernomen van de kind- en jongereneffectrapportage (JoKER). Deze heeft geleid tot een SWOT-analyse, gestructureerd aan de hand van volgende themaâs: âtoepassingsgebiedâ, âkwaliteitâ, âprocesâ, âondersteuning en controleâ, âeffectiviteitâ en âimpactâ
De betekenis van beelden. De relatie tussen mediabeelden en zelfwaardering van Vlaamse kinderen en jongeren
In hun strijd om de aandacht van de kijker, lezer of luisteraar en het streven naar de hoogste verkoopcijfers wordt zowel in traditionele (vb. kranten, radioâŠ) als in digitale (vb. internet) media in meer of mindere mate teruggegrepen naar de meest opzienbarende en intrigerende verhalen. Het gevolg van deze commerciĂ«le logica bestaat erin dat de media niet altijd een getrouwe weergave bieden van de werkelijkheid. Door een overvloed aan sensationele verhalen worden clichĂ©matige of stereotype eigenschappen van sociale groepen, zoals vrouwen, immigranten⊠maar ook van kinderen en jongeren uitvergroot. De maatschappelijke gevolgen hiervan werden in de (internationale) onderzoeksliteratuur reeds uitgebreid onderzocht. Op basis van de cultivatietheorie wordt vooropgesteld dat individuen de beelden die ze via de media te zien krijgen, extrapoleren naar de âechteâ wereld: men gaat geloven dat bepaalde gebeurtenissen, sociale relaties en omgangsvormen die men bijvoorbeeld op de televisie ziet, zich ook op die manier in de realiteit manifesteren. Een overdaad aan stereotype of clichĂ©matige beelden heeft dan ook tot gevolg dat mediagebruikers deze beelden opnemen in hun denken. Indien deze beelden bovendien betrekking hebben op de sociale groep waartoe de mediagebruiker zelf behoort, kan dit een invloed hebben op het zelfbeeld en de zelfwaardering. Deze studie, waarvoor cijfers van de meest recente monitor van het Jeugdonderzoeksplatform werden gebruikt, gaat na hoe mediabeelden over kinderen en jongeren de zelfwaardering van kinderen en jongeren beĂŻnvloeden. Gezien kinderen en jongeren zich nog volop in een fase van identiteitsontwikkeling bevinden, wordt de hypothese gesteld dat mediabeelden in het bijzonder op hen een effect zullen hebben. Welke beelden zien Vlaamse kinderen en jongeren het vaakst over zichzelf? Zijn de beelden die zij zien afhankelijk zijn van de frequentie van hun mediagebruik? En hangen deze beelden samen met hun zelfwaardering? Het zijn deze vragen die centraal staan in deze bijdrage.status: publishe
Strain en jeugddelinquentie: een dynamische relatie ? Een toets van twee centrale verklaringsmechnismen uit Agnew's General Strain Theory.
In de bredere hedendaagse etiologische criminologie groeit de overtuiging dat eenzijdig onderzoek naar âpredictorenâ of âvoorspellersâ van delinquentie zijn grenzen bereikte (Wikström, 2006b). Men dient daarentegen op zoek te gaan naar aannemelijke causale mechanismen van delinquentie, o.m. door te focussen op de interacties tussen gekende delinquentiecorrelaten. In overeenstemming met deze tendens wordt in dit doctoraatsonderzoek, vertrekkende vanuit Agnews General Strain Theory (GST), ingezoomd op de wisselwerking tussen enerzijds strain en levensstijlrisicoâs en anderzijds strain en sociale bindingen in de verklaring van jeugddelinquentie.
Er wordt specifiek een antwoord gezocht op de volgende vragen: (1) bestaat er een rechtstreekse, positieve relatie tussen strain en jeugddelinquentie; (2) zo ja, wordt dit verband gemodereerd door sociale bindingen en/of levensstijlrisicoâs; (3) zo neen, bestaat er een onrechtstreeks, positief verband tussen strain en jeugddelinquentie, (4) verloopt dit verband via het verzwakken van sociale banden en/of het ontwikkelen van levensstijlrisicoâs? Hiertoe worden drie verschillende databronnen aangewend: enerzijds worden analyses uitgevoerd op de data van twee grote Vlaamse jongerensteekproeven (de data van de tweede monitor van het Jeugdonderzoeksplatform (JOP) en de data van het onderzoeksproject âJongeren in Vlaanderen. Gemeten en Geteldâ), anderzijds worden dertig diepte-interviews met jongeren die omwille van gepleegde feiten in een Vlaamse gemeenschapsinstelling werden geplaatst, geanalyseerd.
Uit de resultaten komt naar voor dat strain inderdaad criminogene processen in gang kan zetten die betrekking hebben op het verzwakken van sociale bindingen en het ontwikkelen van levensstijlrisicoâs. In die zin fungeert strain als een âoorzaak van de oorzakenâ van delinquentie. Echter, dit mechanisme blijkt zich vooral voor te doen onder een kleine groep zeer gekwetste jongeren en jongeren die op zich nog geen verhoogd risico lopen op delinquentie, nl. jongeren die weinig of geen levensstijlrisicoâs hebben, meisjes, en pre-adolescenten. Op basis van deze resultaten wordt gesuggereerd dat de bestudeerde mechanismen mogelijk vooral een âuitzonderingsverklaringâ bieden met betrekking tot jeugddelinquentie.status: publishe
CliĂ«ntgericht samenwerken in de jeugdhulpverlening. Inzichten en strategieĂ«n op basis van een selectie âgood practicesâ
De toenemende complexiteit van zorgvragen en -noden binnen de jeugdhulpverlening vraagt om een vernieuwde aanpak en een geschikt aanbod van zorg. Samenwerking van verschillende organisaties en sectoren wordt op beleidsmatig vlak naar voor geschoven als oplossing. Het doel is de zorg meer behoeftegestuurd te organiseren en beschotten tussen historisch gegroeide en veelal doelgroepgerichte sectoren te overstijgen. Op diverse domeinen doet samenwerking evenwel vragen rijzen, zoals onder meer het doorbreken van de âvoorbehouden domeinenâ van klassieke beroepsgroepen en de toepassing van reglementering van de zorgsector. Ook de daadwerkelijke meerwaarde van samenwerking voor de uiteindelijke gebruiker van het zorgsysteem, de cliĂ«nt, wordt in dit licht soms in vraag gesteld. Dit onderzoek focust daarom op cliĂ«ntgericht samenwerken en zoekt â op basis van literatuurstudie, expertgroepen en interviews met vertegenwoordigers van cliĂ«ntgerichte âgood practicesâ in de brede jeugdhulpverlening â naar kwaliteitscriteria die cliĂ«ntgericht samenwerken typeren en praktijkgerichte strategieĂ«n die cliĂ«ntgericht samenwerken kunnen versterken.status: publishe
School, strain en delinquentie: een toets van Agnews contextuele strain theorie
Vertrekkende vanuit de vaststelling dat scholen belangrijke socialisatiemilieus vormen voor adolescenten (Gottfredson, 2001), wordt in deze studie - op basis van de data uit de JOP-monitor Brussel - de contextuele versie van Agnews General Strain Theorie (Agnew, 1999) getoetst. De basishypothese van deze studie bestaat erin dat strain op het schoolniveau gerelateerd is aan een grotere kans op delinquentie op het individuele niveau, omdat het individuele strain creëert. De resultaten van de studie tonen dat een contextueel effect voor geweldsdelinquentie, maar niet voor algemene delinquentie, geïdentificeerd kan
worden. Het contextuele effect blijkt bovendien niet via het creëren van individuele strain te verlopen. Deze
bevindingen suggereren dat strain op het schoolniveau een rechtstreekse invloed heeft op delinquent gedrag,dan wel via andere belangrijke delinquentiemechanismen - zoals sociaal leren of levensstijlrisico's - verloopt.status: publishe
Strategic decisions in setting up child rights impact assessments
Establishing a child rights impact assessment (CRIA) requires making strategic choices in regards to scope and process. This article focuses on choices regarding (i) the material scope: for which documents will a CRIA be carried out?; (ii) the personal scope: will a CRIA be done only for children (0-18 years), or be extended towards young adults?; and (iii) the relationship to other instruments and processes: will a CRIA stand
alone, or be integrated with other impact assessments? The relation between CRIA and other instruments, such as child(-friendly) budgeting is also discussed. The article illustrates these choices, drawing on an evaluation of the experience of implementing the Child and Youth Impact Report (JoKER) in Flanders (Belgium)