35 research outputs found
Discard sampling of Dutch bottom-trawl fisheries in 2009 and 2010
In the European Union, the collection of discard data is enforced through the Data Collection Regulation or Framework (DCR/DCF) of the European Commission (EC). To comply with this ruling, approximately ten trips of discard-intensive beam-trawlers are being monitored annually since 1999 (Helmond and Overzee, 2010). In 2009, revisions to the DCF (2008/949/EG), required member states to increase sampling intensity to i) improve the precision of their estimates and ii) the number of sampled mĂ©tiers. To meet this requirement within an affordable budget, the Institute for Marine Resources and Ecosystem Studies (IMARES, part of Wageningen University and Research) set up a collaborative project between the Dutch fishing industry and the research institute to recruit a âreference fleetâ of vessel owners willing to participate in a self-sampling programme. This programme complemented the existing observer programme. In the observer programme, vessels were selected quarterly from a pool of available vessels, whereas in the self-sampling programme, trips were pre-determined from a reference fleet of participating vessels. Missing and/or wrong information precluded the inclusion of 17% and 13% of all self-sampled trips in 2009 and 2010. In total, 9 and 10 observer, and 63 and 132 valid self-sampling trips were completed in 2009 and 2010, respectively. For these remaining valid self-sampled trips, procedures were developed to test whether data quality was comparable with i) other self samples from the reference fleet and ii) comparable observercollected data (i.e. temporally and spatially overlapping trips). In addressing i), there were no unusual patterns in the length frequencies of self-sampled discards of European plaice (Pleuronectes platessa), common dab (Limanda limanda), grey gurnard (Eutrigla gurnardus), and whiting (Merlangius merlangus) in 2009 and2010. In addressing ii), no significant differences in the discard rates of plaice between the two programmes were found. There was no evidence that sampling may have been biased at the vessel level, justifying the decision to present all discard estimates independent of the programme type. While in both programmes the majority of observations were done onboard beam-trawl vessels with mesh sizes ranging between 70 and 99 mm, in the self-sampling programme data from four additional beam- and otter-trawl mĂ©tiers with two 70-99 and 100-119 mesh size ranges and other target species assemblages (i.e mixed crustaceans and/or demersal fish) were collected. This lead, apart from a considerable increase in sampling effort for some mĂ©tiers, to an increase in the temporal and spatial spread of sampling. Samples from previously unsampled northern and eastern parts of the North Sea were available. The spatial distribution of sampling locations matched that of the total effort of the fleet for intensively-sampled mĂ©tiers. In all but two mĂ©tiers, combined fish and benthos discards exceeded the volume of landings. In contrast, large-mesh beam- and otter trawls (100-119 mm) landed on average more than they discarded. The majority of discards was comprised by benthic (invertebrate ) species such as common starfish (Asteria rubens); sand star (Astropecten irregularis); swimming crab (Liocarcinus holsatus); and serpent star (Ophiura ophiura). Most frequently discarded fish species of no commercial value included: dragonet (Callionymus lyra); grey gurnard (Eutrigla gurnardus); scaldfish (Arnoglossus laterna); and solenette (Buglossidium luteum). Among commercially-valuable fish, common dab (Limanda limanda) and European plaice (Pleuronectes platessa) were the most frequently discarded species
De brievenbus 2012: aanvullend onderzoek aan boord van HA13
Voor het vissen op garnalen gebruiken vissers netten met fijne mazen. Door die fijne mazen is bijvangst van (kleine) vis en bodemdieren vrijwel onvermijdelijk. Om ongewenste bijvangsten te verminderen zijn garnalenvissers in Nederland verplicht om met de zogenoemde zeeflap te vissen. In perioden met hoge concentraties algen en wieren heeft het net echter de neiging dicht te slibben, waardoor ook de waardevolle garnalenvangsten via het ontsnappingsgat weer in zee verdwijnen. Als alternatief voor de zeeflap, heeft de sector een nieuw net ontwikkeld: het zogenaamde brievenbusnet
LFD: Less Fuel & Discards in visserij op Noorse kreeft: eindrapportage
Dit rapport beschrijft de tests van een nieuw ontwikkeld quadrig-tuig voor het vissen op Noorse kreeft (Nephrops norvegicus). Het doel van dit tuig was om het gasolieverbruik terug te brengen en om de discards te verminderen: Less Fuel and Discards (LFD). Het LFD-tuig is lichter dan het conventionele tuig, door gebruik van dunner materiaal en kleinere, lichtere borden. Daarnaast zijn de vlerken wijder, wat zou moeten zorgen voor minder weerstand. Voor het verminderen van de discards is onder andere een T90 tunnel voor de zak geplaatst. Deze aanpassing is aanvullend op het in de Noorse kreeftvisserij reeds verplichte paneel met vierkante mazen. Onderliggende rapportage beschrijft het onderzoek dat is begeleid door IMARES. Hierbij is nauw samengewerkt met de opdrachtgever en Viking visserijproducten. De laatste was verantwoordelijk voor de ontwikkeling van de netten en het brandstofgedeelte. In een tijdsperiode van 3 jaar zijn verschillende metingen uitgevoerd, waarbij we keken naar vangstsamenstelling en discardpercentages bij zowel het conventionele als het nieuwe tuig. Ook zijn brandstofgegevens bijgehouden. In 2010 zijn aanvullende proeven gedaan om het discardspercentage te verminderen. Uiteindelijk werden de volgende conclusies getrokken: · Het lijkt erop dat minder brandstof werd verbruikt door gebruik van het LFD-tuig, maar omdat de metingen niet heel nauwkeuring waren kunnen hier geen harde uitspraken over worden gedaan. · Er zijn duidelijke aanwijzingen gevonden dat het LFD-tuig leidt tot een vermindering van discards ten opzichte van conventionele tuigen. · Bij gebruik van het LFD-tuig is het niet waarschijnlijk dat er grote verliezen in vangst van Noorse kreeft zijn. · Het vissen met grotere maaswijdtes leek het meest veelbelovend als het gaat om het verder vergroten van selectiviteit van de netten. Het LFD project heeft een waardevolle bijdrage geleverd aan het vergroten van de selectiviteit van de visserij op Noorse kreeft met een quadrig-tuig. Desondanks is er nog ruimte voor verbetering van de selectiviteit van de visserij op Noorse kreeft. Projecten uit het verleden en recente projecten tonen aan dat hiertoe nog tal van mogelijkheden zijn. Het verdient dan ook de aanbeveling de huidige innovatieve koers vast te houden en uit te breiden richting een verdere verduurzaming van de visserij op Noorse kreeft
Kabeljauwvangst in de Noorse kreeftvisserij
Op de Noordzee werden vanaf 6 december 2010 voor een periode van 3 maanden verschillende ICES kwadranten gesloten voor de demersale bordenvisserij met als doel het beschermen van het kabeljauw bestand. In een aantal van deze ICES kwadranten valt een belangrijk visgebied (het Botney Gat) voor de Nederlandse Noorse kreeftvisserij, die door deze sluiting een groot deel van hun omzet mislopen. Daarom is door deze vissers een ontheffing aangevraagd bij het ministerie van EL&I voor het vissen in dit gebied tijdens de sluiting. Het ministerie van EL&I ging akkoord met een ontheffing voor een selecte groep vissers, maar stelde een aantal voorwaarden. EĂ©n van de voorwaarden was het meewerken van de sector aan een onderzoek naar kabeljauwvangsten in de Noorse kreeftvisserij. Ook moesten mogelijkheden om de kabeljauwvangst nog verder terug te dringen worden onderzocht
Herziening GVB: gevolgen voor Technische Maatregelen (TM)
Medio 2013 is het Gemeenschappelijke visserijbeleid herzien. Een belangrijk element in de herziening van het GVB is de aanlandplicht, hetgeen een fundamentele wijziging betekent van het visserijbeleid. Een tweede element in de herziening van het GVB is de regionalisatie. Hierbij zullen lidstaten een grotere rol gaan spelen in het beheer van de regionale zeeën. In lijn met deze ontwikkeling zullen ook de technische maatregelen grondig herzien worden. Het ministerie van Economische Zaken (EZ) wil zich daarop voorbereiden. Dit rapport is bedoeld om een eerste aanzet te geven tot de discussie over de herziening van de technische maatregelen
Proeven aan de FishWing
In oktober 2013 is een proef uitgevoerd aan boord van de LT34 âJupiterâ met de zgn. âFishWingâ, een boomkor met een speciale vleugel in vergelijking met een conventioneel 5 m boomkortuig met wekkers en kietelaars . Het vistuig was ontworpen om door verandering van de waterstroming erdoorheen een vermindering van ongewenste bijvangsten te krijgen. Tijdens de ontwerpfase zijn modelproeven uitge-voerd in een sleeptank in Duitsland, die aangaven, dat er onder de vleugel een drukvermindering op-treedt, waardoor platvis zonder wekkers zou kunnen worden gestimuleerd de bodem te verlaten. De totale vangsten (zowel in aantallen als kiloâs per uur) waren voor de FishWing zowel qua aanlanding (ca. 30% minder in kg per uur) als vis discards (ca. 47% minder in kg per uur) en benthos (ca. 49% minder in kg per uur) duidelijk lager dan die van de conventionele boomkor. Door de grote afmetingen van de FishWing was deze moeilijk hanteerbaar op dit kleine schip
Catch comparison of pulse trawls vessels and a tickler chain beam trawler
Comparative fishing trials were conducted in May 2011 (week 19) on commercial beam trawlers fishing with conventional tickler chain beam trawls (on MFV GO4), pulse wings made by HFK-Engineering of Baarn, the Netherlands (MFV TX36), and pulse trawls produced by the DELMECO-Group of Goes, the Netherlands (version used on MFV TX68). The three vessels fished side-by-side as much as possible. Landings and discards of these vessels were monitored. Special emphasis was given on cod and whiting, that were dissected to study possible spinal damage. Result for TX36 and TX68 are expressed in terms of percentages of GO4. The pulse characteristics were as follows: TX36: voltage 45 V0 to peak, pulse frequency: 45 Hz, pulse duration 380 ÎŒs; electric power on single gear: 7.0 kW; TX68: voltage 50 V0 to peak, pulse frequency: 50 Hz, pulse duration 220 ÎŒs; electric power on single gear: 8.5 kW. The fuel consumption recorded over the whole week was considerably lower for the pulse trawls, i.e. on TX36 (40%) and on TX68 (54%), than for the tickler chain beam trawls used on the GO4. The net earnings (taken as gross earnings minus fuel costs) for the TX36 were almost twice as large at 186%, and for the TX68 also considerably higher at 155%. The vessels with pulse trawls caught fewer (65-69%) target species, but also less (30-50%) immature and non-target fish ('discards'), and benthic species (48-73%) than the vessel with tickler chains on these fishing grounds and in this period. The pulse gears caught fewer (19-42%) kg per hour cod than the tickler chain beam trawls, but the catches of cod on all three vessels were very small. For plaice and dab these differences were statistically proven, for brill, turbot and cod this was not the case. There was no marked difference between both pulse trawl vessels in total landings. The TX68 caught less marketable sole, but not significantly less undersized sole than the GO4. The TX36 caught less undersized sole, but here the difference in marketable fish was not significant. Catches of brill and turbot were so small that no statistically substantiated conclusion could be drawn. Only for undersized turbot the TX36 caught less. For whiting we found a demonstrable reduction in both marketable and undersized fish in both pulse fishing vessels. The TX36 caught less whiting in number per hour. The CPUEs found from the auction data and the sampled hauls correlated reasonably well for the most abundant species, such as plaice and sole. However, for less abundant species the results did not match very well, and care should be taken to increase the sampling rate in future comparative fishing studies. Spinal fracture in cod occurred under pulse stimulation but to a limited extent in both marketable and undersized fish. There is an indication that this happens slightly more on TX68 (11%) than on TX36 (7%). Whiting hardly seems to suffer any damage
Verslag bedrijfssurvey 2013
De bestandsschattingen van schol en tong zijn onder andere gebaseerd op de gegevens van wetenschappelijke onderzoekssurveys uitgevoerd door IMARES. De visserijsector heeft regelmatig kritiek geuit op de manier waarop deze gegevens verzameld worden. Deze kritiekpunten worden door de sector en IMARES gezamenlijk opgepakt binnen de bedrijfssurvey, met als een van de doelen dat vissers meer vertrouwen in bestandsschattingen krijgen. De bedrijfssurvey is een gezamenlijk onderzoek van de visserijsector en IMARES naar ontwikkelingen in de tong- en scholstand in de Noordzee. De bedrijfssurvey levert extra gegevens op van schol en tong, welke gebruikt kunnen gaan worden voor bestandsschattingen. Ze kunnen hiervoor pas worden gebruikt nadat een datareeks van 5 jaar is opgebouwd. Deze rapportage gaat over het derde jaar van de bedrijfssurvey. In deze rapportage evalueren we de survey en beschrijven we de resultaten
Discard sampling of Dutch bottom-trawl and seine fisheries in 2011
In the European Union, the collection of discard data is enforced through the Data Collection Regulation or Framework (DCF) of the European Commission (EC). To comply with this ruling, approximately ten trips of discard-intensive beam-trawlers are being monitored annually since 1999 (Helmond and Overzee, 2010). In 2009, revisions to the DCF (2008/949/EG), required member states to increase sampling intensity to i) improve the precision of their estimates and ii) the number of sampled mĂ©tiers. To meet this requirement within an affordable budget, the Institute for Marine Resources and Ecosystem Studies (IMARES, part of Wageningen University and Research) set up a collaborative project between the Dutch fishing industry and the research institute to recruit a âreference fleetâ of vessel owners willing to participate in a selfsampling programme. In the self-sampling programme, trips were pre-determined from a reference fleet of participating vessels. In total, 155 trips were sampled in 2011, of which 27 trips (17%) were considered invalid due to missing or incomplete information. During the 128 valid self-sampling trips 248 hauls were sampled. While the majority of observations were done on board beamtrawl vessels with mesh sizes ranging between 70 and 99 mm targeting flatfish, data was collected from eight other metiers as well. These included beam trawls with other mesh sizes or target species assemblages, otter trawls and seines. This led, apart from a considerable increase in sampling effort for some mĂ©tiers, to an increase in the temporal and spatial spread of sampling compared to the previous observer-based sampling. Samples from previously unsampled northern and eastern parts of the North Sea were available now. The spatial distribution of sampling locations matched that of the total effort of the fleet for intensivelysampled mĂ©tiers. Large-mesh beam- and otter trawls (100-119 mm) on average landed more than they discarded. In the other mĂ©tiers, combined fish and benthos discards exceeded the volume of landings. The majority of discards comprised of benthic (invertebrate) species such as common starfish (Asteria rubens); sand star (Astropecten irregularis); swimming crab (Liocarcinus holsatus); and serpent star (Ophiura ophiura). Most frequently discarded fish species of no commercial value included: dragonet (Callionymus lyra); grey gurnard (Eutrigla gurnardus); scaldfish (Arnoglossus laterna); solenette (Buglossidium luteum); and lesser weaver (Echiichthys vipera). Among commercially-valuable fish, common dab (Limanda limanda) and European plaice (Pleuronectes platessa) were the most frequently discarded species
Praktijk Netwerk Discards Zuid - Verkennend onderzoek aan visies omtrent discardvermindering en overleving van ondermaatse vis
In het kader van de aangekondigde aanlandingsplicht is het thema overleving van discards van belang voor de visserijsector. In het verleden zijn verschillende experimenten gedaan om de overleving te bepalen van ondermaatse vis die tijdens de visserij aan boord komt en wordt teruggezet in zee. Hierbij is gebruik gemaakt van relatief kleine overlevingsbakken waar deze vis in werd gehouden. Tijdens een langduriger proef in 2005 aan boord van het onderzoekingsvaartuig âTridensâ werd geconstateerd dat de sterfte over een langere tijd plaatsvindt. De vraag bleef of dit door de houderij of door het vangproces werd veroorzaakt. In het visserijbedrijf werd betwijfelt of de overlevingswaarden die met de overlevingsbakken gevonden waren juist zijn en men bepleit de ondermaatse gevangen vis uit te zetten in kooien op de zeebodem en dan de overleving te bestuderen. De belangrijkste vraag die ten grondslag lagen aan dit onderzoek waren: Wat is de overleving van discards