23 research outputs found

    GEOPOTATO demonstrations: Results of 2018/19 season

    Get PDF
    The GEOPOTATO project develops a decision-support system (DSS) for farmers in Bangladesh for an improved control of late blight in potato. Late blight, caused by Phytophthora infestans, is a highly infectious and destructive fungal disease in Solanaceous crops, for example, potatoes and tomatoes. To demonstrate and analyze the performance of the DSS, 19 demonstration fields have been implemented comparing farmers’ practice (FP) and the GEOPOTATO practice, i.e. late blight control based on the DSS developed by GEOPOTATO. This report describes the results obtained in the demonstration fields implemented in Munshiganj, Rangpur and Dinajpur during the 2018-2019 potato growing season. In general, potato growth and production exhibited normal patterns in the demonstration fields. Yields increased with longer growing periods. Late blight pressure was low in the 2018-2019 season according stakeholders. Despite the low late blight pressure average yields obtained in the GEOPOTATO plots was 9% higher than in the FP plots: 40.8 t/ha vs. 36.9 t/ha. In Dinajpur, yields of GEOPOTATO plots were 19% higher than FP plots, and in Rangpur and Munshiganj 13% and 2% higher, respectively. Farmers in charge of the FP plots sprayed less than the farmers controlling late blight in the GEOPOTATO plots. Especially in Munshiganj, GEOPOTATO demo farmers sprayed more frequently than FP farmers. The cost-benefit analysis of the GEOPOTATO control strategy versus the FP strategy showed that higher gross returns, associated with the higher potato yields in Rangpur and Dinajpur, outweighed the higher costs of the fungicides used in the GEOPOTATO strategy. In Munshiganj, the 2% yield increase in the GEOPOTATO plots was not enough to compensate the higher costs of fungicides. On average, the GEOPOTATO service resulted in an average financial benefit of 173 Euro/ha

    Ruimtelijke verdeling van gewasbeschermingsmiddelen in de kas: Hoe komt een middel via een gewasbehandeling in het recirculatiewater terecht?

    Get PDF
    Gewasbeschermingsmiddelen vormen een probleem in het oppervlaktewater om een goede ecologische kwaliteit te bereiken (Teunissen, 2005; Kruger, 2008; Van der Staaij, 2009). In 2015 moet het oppervlaktewater een goede kwaliteit hebben en lozen van middelen is dan niet meer toegestaan. Het is daarom belangrijk te weten hoe middelen in het oppervlaktewater terecht komen. In deze notitie wordt verslag gedaan van een inventariserend onderzoek naar de route die het spuitmiddel in de kas aflegt. Komt er via de standaard spuitmethode spuitmiddel in het recirculatiewater en is dit te voorkomen of te verminderen? Telen met toekomst heeft de taak vragen en knelpunten bij geïntegreerde teelt en emissie van gewasbeschermingsmiddelen naar het onderzoek terug te koppelen. Dit onderzoek is dan ook op verzoek van Telen met toekomst uitgevoerd in het project ‘Knelpunten bij de implementatie van Best Practices’, onderdeel van het LNV programma Plantgezondhei

    Effect van spuitdruk : 5-10 bar is optimaal

    No full text
    In de glastuinbouw wordt bij de teelt van vruchtgroenten gespoten met werkdrukken tussen 5 en 15 bar. Daarmee wordt veel water verspoten en slijten de spuitdoppen sneller en het gewas wordt heel nat. Om effectiever te kunnen spuiten is bij tomaat onderzoek gedaan naar optimalisatie van de spuitdruk. Tijdens drie groeistadia is met een spuitmast gespoten bij vier verschillende spuitdrukken (2,5; 10 en 15 bar). In een kader wordt een schematisch overzicht gegeven van de proefopzet en de ligging van de collectoren in de verschillende groeistadia. In de proeven is gespoten bij een gewashoogte van 0,75 m, bij 2,25 m en bij 2,8

    Hoogte vanggewas bepalend voor driftreductie.

    No full text
    Naast technische zijn ook teelttechnische maatregelen mogelijk om drift te beperken, zoals een teeltvrije zone. Een vanggewas op een teeltvrije zone beperkt de drift nog verder. Belangrijk is de hoogte van het vanggewas en de ingestelde spuitboomhoogte boven het gewa

    Drift daalt sterk door verlaging spuitboomhoogte en luchtondersteuning

    No full text
    Een andere doppenkeuze, gebruik van luchtondersteuning maar ook het afschermen en overkappen van de spuitboom kan drift al flink terugdringen. Verlaging van de spuitboomhoogte kan ook bijdragen aan de reductie van drift. Zeker als het op een veldspuit gecombineerd wordt met luchtondersteuning. Het effect dat de hoogte van de spuitboom op drift heeft, is groot. Dat bleek al eerder. Vorig jaar maart publiceerde Landbouwmechanisatie nog een onderzoek waaruit bleek dat bij een verlaging van de spuitboomhoogte van 50 naar 30 cm, een drift reductie van 56% valt te halen. Voor een goede verdeling van het spuitmiddel op het gewas moet je wel een goede dop keizen en rekening houden met de tophoek van deze dop. Daarnaast moet de dopafstand op de spuitboom 25 cm zijn in plaats van 50 cm. De doekenspuit zorgt voor een betere indringing in het gewas, het voorkomt dat de boom gaat schommelen, het beperkt de drift, en zorgt voor een lager spuitvolume. Wel worden kleine plantjes (suikerbieten tot het vier-blad stadium) beschadigd, is het zicht op de spuitkegel slecht, en is het nog de vraag of er ziekten worden overgebracht. Op grond van deze resultaten is een voorzet gegeven om de in de proeven gebruikte technieken met verlaagde spuitboom voor te dragen voor aparte pakketten van driftreducerende maatregelen in het kader van het Lozingenbesluit

    Hoogte vanggewas bepalend voor driftreductie.

    No full text
    Naast technische zijn ook teelttechnische maatregelen mogelijk om drift te beperken, zoals een teeltvrije zone. Een vanggewas op een teeltvrije zone beperkt de drift nog verder. Belangrijk is de hoogte van het vanggewas en de ingestelde spuitboomhoogte boven het gewa

    Oordeel Slapdük spuitsysteem positief : onderzoek

    No full text
    De Werkgroep Driftreductie van de Commissie Vaktechniek Akkerbouw (LTO) verwacht een behoorlijke driftreductie met het Zweedse Slapdük spuitsysteem. De eerste proeven in aardappelen, suikerbieten en granen onder Nederlandse omstandigheden zijn positie

    Ruimtelijke verdeling van gewasbeschermingsmiddelen in de kas: Hoe komt een middel via een gewasbehandeling in het recirculatiewater terecht?

    No full text
    Gewasbeschermingsmiddelen vormen een probleem in het oppervlaktewater om een goede ecologische kwaliteit te bereiken (Teunissen, 2005; Kruger, 2008; Van der Staaij, 2009). In 2015 moet het oppervlaktewater een goede kwaliteit hebben en lozen van middelen is dan niet meer toegestaan. Het is daarom belangrijk te weten hoe middelen in het oppervlaktewater terecht komen. In deze notitie wordt verslag gedaan van een inventariserend onderzoek naar de route die het spuitmiddel in de kas aflegt. Komt er via de standaard spuitmethode spuitmiddel in het recirculatiewater en is dit te voorkomen of te verminderen? Telen met toekomst heeft de taak vragen en knelpunten bij geïntegreerde teelt en emissie van gewasbeschermingsmiddelen naar het onderzoek terug te koppelen. Dit onderzoek is dan ook op verzoek van Telen met toekomst uitgevoerd in het project ‘Knelpunten bij de implementatie van Best Practices’, onderdeel van het LNV programma Plantgezondhei

    Relationship between nonphenacetin combined analgesics and nephropathy: a review

    Get PDF
    Background: The debate on the association between nonphenacetin-containing combined analgesics and renal disease has lasted for several years. Method: A peer review committee of scientists, selected jointly by the regulatory authorities of Germany, Switzerland, and Austria and the pharmaceutical industry was asked to critically review data on the relationship between nonphenacetin combined analgesics and nephropathy. Results: The committee regarded epidemiologic evidence on nonphenacetin combined analgesics as inconclusive because of sparse information and substantial methodological problems. The committee also noted that a diagnosis of analgesic-associated nephropathy (AAN) in clinical practice usually depends on information about exposure before or in the early stages of the disease and is seldom accompanied by specific histologic evidence. The morphologic finding of papillary calcification can arise from other conditions and is not specific for AAN. For these reasons, the identification criteria for AAN should be reappraised with scientific methods to validate the diagnostic procedure. In the limited amount of experimental pharmacological data in humans and animals, the committee found no convincing evidence to confirm or refute the hypothesis that nonphenacetin combined analgesics are more nephrotoxic than single formulations. For caffeine taken with combined analgesics, the currently available information is not sufficient to postulate a harmful toxicological effect. Conclusion: The committee's two main conclusions were that sufficient evidence is absent to associate nonphenacetin combined analgesics with nephropathy and that new studies should be done to provide appropriate data for resolving the question

    Glow-in-the-Dark Infectious Disease Diagnostics Using CRISPR-Cas9-Based Split Luciferase Complementation

    Get PDF
    Nucleic acid detection methods based on CRISPR and isothermal amplification techniques show great potential for point-of-care diagnostic applications. However, most current methods rely on fluorescent or lateral flow assay readout, requiring external excitation or postamplification reaction transfer. Here, we developed a bioluminescent nucleic acid sensor (LUNAS) platform in which target dsDNA is sequence-specifically detected by a pair of dCas9-based probes mediating split NanoLuc luciferase complementation. LUNAS is easily integrated with recombinase polymerase amplification (RPA), providing attomolar sensitivity in a rapid one-pot assay. A calibrator luciferase is included for a robust ratiometric readout, enabling real-time monitoring of the RPA reaction using a simple digital camera. We designed an RT-RPA-LUNAS assay that allows SARS-CoV-2 RNA detection without the need for cumbersome RNA isolation and demonstrated its diagnostic performance for COVID-19 patient nasopharyngeal swab samples. Detection of SARS-CoV-2 from samples with viral RNA loads of ∼200 cp/μL was achieved within ∼20 min, showing that RPA-LUNAS is attractive for point-of-care infectious disease testing
    corecore