5 research outputs found

    Prediksi Harga Saham PT. Bri, Tbk. Menggunakan Metode Arima (Autoregressive Integrated Moving Average)

    Full text link
    PREDIKSI HARGA SAHAM PT. BRI, Tbk. MENGGUNAKAN METODE ARIMA (Autoregressive Integrated Moving Average) Greis S. Lilipaly1) , Djoni Hatidja1) , John S. Kekenusa1) ABSTRAK Metode ARIMA adalah salah satu metode yang dapat digunakan dalam memprediksi Perubahan harga saham. Tujuan dari penelitian ini adalah untuk membuat model ARIMA dan memprediksi harga saham PT. BRI, Tbk. bulan November 2014. Penelitian menggunakan data harga saham harian maksimum dan minimum PT. BRI, Tbk. Data yang digunakan yaitu data sekunder yang diambil dari website Perusahaan PT. BRI, Tbk. sejak 3 Januari 2011 sampai 20 Oktober 2014 untuk memprediksi harga saham bulan November 2014. Dari hasil penelitian menunjukkan bahwa data tahun 2011 sampai Oktober 2014 bisa digunakan untuk memprediksi harga saham bulan November 2014. Hasilnya model ARIMA untuk harga saham maksimum adalah ARIMA (2,1,3) dan harga saham minimum adalah model (2,1,3) yang dapat digunakan untuk memprediksi data bulan November 2014 dengan validasi prediksi yang diambil pada bulan Oktober 2014 untuk selanjutnya dilakukan prediksi bulan November 2014. Kata Kunci: Metode ARIMA, PT. BRI, Tbk., Saham THE PREDICTION STOCK PRICE OF PT. BRI, Tbk. USE ARIMA METHOD (Autoregressive Integrated Moving Average) ABSTRACT ARIMA method is one of the method that used to prediction the change of stock price. The purpose of this research is to make model of ARIMA and predict stock price of PT. BRI, Tbk. in November 2014. The research use maximum and minimum data of stock price daily of PT. BRI, Tbk. Data are used is secondary data that taking from website of PT. BRI, Tbk. since January 3rd 2011 until October 20th 2014 to predict stock price in November 2014. From this research show that data from 2011 until October 2014 can be used to predict the stock price in November 2014. The result of ARIMA\u27s model for the maximum stock price is ARIMA (2,1,3) and the minimum stock price is (2,1,3) can use to predict the data on November 2014 with predict validation that take on October 2014 and with that predict November 2014

    Watervogels en zeezoogdieren in de Zoute Delta 2003/2004

    No full text
    In dit rapport worden resultaten gepresenteerd van de watervogel - en zeezoogdiertellingen in de zoute wateren van het Deltagebied van Zuidwest-Nederland (figuur 1) in de periode juli 2003-juni 2004 (verder aangeduid als 2003/2004). In een bijlage zijn tevens de nog niet eerder gepubliceerde tellingen uit het seizoen 2002/2003 opgenomen. De \u91Zoute Delta' omvat de Voordelta, het Grevelingenmeer, de Oosterschelde, het Veerse Meer en de Westerschelde. Dit rapport dient te worden beschouwd als aanvulling op eerdere rapportages. In voorliggend rapport worden de meest opmerkelijke recente ontwikkelingen in de watervogel- en zeezoogdierpopulaties van de Zoute Delta beknopt toegelicht. De maandelijkse tellingen worden verricht in het kader van het Biologisch Monitoringprogramma van de zoute Rijkswateren, uitgevoerd door het Rijksinstituut voor Kust en Zee (RIKZ) in nauwe samenwerking met andere organisaties en vrijwilligers. Uit de resultaten kan worden geconcludeerd dat voortdurend veranderingen optreden in aard en omvang van watervogelpopulaties in de zoute wateren van Zuidwest-Nederland. Geconstateerde aantalsveranderingen zijn vaak signalen uit het systeem, dat er veranderingen optreden in de functies voor vogels. Soms zijn er direct relaties te leggen met andere functies, zoals toenemend recreatief medegebruik en schelpdiervisserij. In het geval van onverwachte negatieve veranderingen kunnen deze aanleiding zijn voor nader onderzoek, waarvan de resultaten kunnen bijdragen aan een duurzaam beheer en gebruik van deze Deltawateren. In de wintermaanden zijn in de zoute Deltawateren tegenwoordig ruim 500 000 watervogels aanwezig. Het gebied is in alle maanden van het jaar van grote internationale betekenis voor watervogels. In totaal overschrijden één of meerdere deelpopulaties van 31 soorten jaarlijks de 1%- norm (1% of meer van een populatie aanwezig) in de Zoute Delta. Gemiddelde aantallen en normoverschrijdingen in dit rapport zijn gebaseerd op tellingen in de periode 2001/2002-2003/2004. In de Voordelta zijn de intergetijdengebieden van Westplaat en Kwade Hoek internationaal gezien de belangrijkste gebieden. De 1%-norm wordt in de Voordelta door vier soorten overschreden, in aflopende volgorde van belang zijn dit: Pijlstaart, Lepelaar, Slobeend en Drieteenstrandloper. Bij de herbivore eenden was 2003/2004 voor de Wilde Eend (1450), Wintertaling (1220), Pijlstaart (1000) en Krakeend (300) een seizoen met lagere aantallen. Bij de steltlopers nam het aantal overwinterende Scholeksters sterk toe, maar het aantal Tureluurs in mei (1800) was beduidend lager dan in de periode 1997/1998-2001/2002. Diverse viseters waren minder goed vertegenwoordigd dan in voorgaande jaren, zoals Roodkeelduiker, Fuut en Aalscholver. Ook de Lepelaar was in beduidend lagere aantallen aanwezig (max. 60). In het Grevelingenmeer wordt de hoogste normoverschrijding bereikt in de winter. Het gebied is van internationaal belang voor negen soorten, waarvan Brandgans, Kuifduiker en Lepelaar de belangrijkste zijn. Bij de viseters, de belangrijkste soortgroep in het Grevelingenmeer, hebben zich de laatste jaren opmerkelijke aantalsveranderingen voorgedaan. Het aantal Futen nam verder af (max. 3620), terwijl Geoorde Fuut, Kuifduiker en Dodaars een flinke toename vertoonden. Van Geoorde Fuut en Kuifduiker werden recordaantallen vastgesteld (resp. 8120 en 200). Na vier seizoenen met relatief lage aantallen kende ook de Middelste Zaagbek een goed seizoen: het aantal in februari (9260) was het hoogste aantal sinds het begin van de tellingen in 1987/1988. Bij de herbivore watervogels werd een toename vastgesteld bij de Brandgans, Krakeend en Meerkoet. De Oosterschelde is binnen de Zoute Delta het gebied met de meeste soorten die de 1%-norm overschrijden. Van de 18 soorten die hier in internationaal belangrijke aantallen voorkomen zijn Rosse Grutto, Slobeend, Kanoetstrandloper, Rotgans, Scholekster en Brandgans de belangrijkste. De belangrijkste soortgroep in de Oosterschelde is die van de steltlopers. Bij de Scholekster was sprake van een afname in alle deelgebieden, maar het sterkst in het westelijke en noordelijke deel. Daarentegen was het voor Kluut, Zilverplevier, Kanoetstrandloper, Drieteenstrandloper, Wulp en Tureluur een goed seizoen met hogere aantallen. Bij de Zilverplevier (9370), Drieteenstrandloper (1270) en Wulp (17 500) werden recordaantallen vastgesteld. Bij de herbivore watervogels vertoonden Wintertaling, Slobeend en Pijlstaart een afname, maar het aantal Brandganzen nam wederom sterk toe. Opvallend bij de viseters was de verdere toename van de Geoorde Fuut (max. 590 in oktober). De aantallen van Fuut, Aalscholver en Middelste Zaagbek zijn de laatste jaren stabiel. In het Veerse Meer, het kleinste watersysteem in de Zoute Delta, werd de 1%-norm alleen door de Smient overschreden. Bij de herbivoren, de belangrijkste groep watervogels in het Veerse Meer, werd bij veel soorten een afname vastgesteld. Rotgans, Wilde Eend, Smient, Wintertaling, Pijlstaart en Slobeend waren in lagere aantallen aanwezig dan in voorgaande seizoenen. Ook het aantal Meerkoeten nam verder af en het maximum (5000) bedraagt nog slechts een derde van de aantallen in de jaren negentig. Bij de viseters werd, met uitzondering van de Aalscholver, bij alle belangrijke soorten (Dodaars, Fuut, Middelste Zaagbek) een afname vastgesteld. In de Westerschelde werd door twaalf soorten de 1%-norm overschreden. De belangrijkste soorten waren Pijlstaart, Grauwe Gans, Bergeend, Smient en Drieteenstrandloper. In de Westerschelde zijn vooral steltlopers en herbivoren talrijk. Bij de steltlopers vertoonde het aantal Scholeksters geen herstel na de grote terugval in 1999/2000. Voor de Strandplevier, Bonte Strandloper, Tureluur en Zwarte Ruiter was het een seizoen met lagere aantallen, maar het aantal IJslandse Grutto\u92s nam daarentegen weer verder toe. Bij laatstgenoemde soort vormde het maximum in oktober (580) een recordaantal sinds 1987/1988. Bij de herbivoren waren de aantallen van Wilde Eend (21 000) en Smient (43 500) lager dan in voorgaande drie seizoenen. Opvallend was verder de afname van de Grauwe Gans: in 2003/2004 werden maximaal 42 000 ex. geteld, tegen 60 000-78 000 in de drie voorgaande jaren

    Highly pathogenic avian influenza causes mass mortality in Sandwich Tern <em>Thalasseus sandvicensis</em> breeding colonies across north-western Europe

    No full text
    \ua9 The Author(s), 2024. Published by Cambridge University Press on behalf of BirdLife International. In 2022, highly pathogenic avian influenza (HPAI) A(H5N1) virus clade 2.3.4.4b became enzootic and caused mass mortality in Sandwich Tern Thalasseus sandvicensis and other seabird species across north-western Europe. We present data on the characteristics of the spread of the virus between and within breeding colonies and the number of dead adult Sandwich Terns recorded at breeding sites throughout north-western Europe. Within two months of the first reported mortalities, 20,531 adult Sandwich Terns were found dead, which is &gt;17% of the total north-western European breeding population. This is probably an under-representation of total mortality, as many carcasses are likely to have gone unnoticed and unreported. Within affected colonies, almost all chicks died. After the peak of the outbreak, in a colony established by late breeders, 25.7% of tested adults showed immunity to HPAI subtype H5. Removal of carcasses was associated with lower levels of mortality at affected colonies. More research on the sources and modes of transmission, incubation times, effective containment, and immunity is urgently needed to combat this major threat for colonial seabirds

    Highly pathogenic avian influenza causes mass mortality in Sandwich Tern Thalasseus sandvicensis breeding colonies across north-western Europe

    No full text
    In 2022, highly pathogenic avian influenza (HPAI) A(H5N1) virus clade 2.3.4.4b became enzootic and caused mass mortality in Sandwich TernThalasseus sandvicensis and other seabird species across north-western Europe. We present data on the characteristics of the spread of the virus between and within breeding colonies and the number of dead adult Sandwich Terns recorded at breeding sites throughout north-western Europe. Within two months of the first reported mortalities, 20,531 adult Sandwich Terns were found dead, which is &gt;17% of the total north-western European breeding population. This is probably an under-representation of total mortality, as many carcasses are likely to have gone unnoticed and unreported. Within affected colonies, almost all chicks died. After the peak of the outbreak, in a colony established by late breeders, 25.7% of tested adults showed immunity to HPAI subtype H5. Removal of carcasses was associated with lower levels of mortality at affected colonies. More research on the sources and modes of transmission, incubation times, effective containment, and immunity is urgently needed to combat this major threat for colonial seabirds
    corecore