Theories of practice and geography

Recent developments in theories of practice have seen place and space taken explicitly into account. In particular, THEODORE SCHATZKI’s ‘site ontology’ offers distinctive but as yet under-explored means of engaging with human geographies. By giving ontological priority to practices as constitutive of the social, this kind of practice theory provides an integrative conceptual framework that enables the analysis of diverse phenomena in relation to each other, over space and time, as they are constituted through practices. This article develops an outline agenda for bringing theories of practice, and particularly SCHATZKI’s ‘site ontology’, together with geographical inquiry. We elucidate this agenda through consideration of three contemporary preoccupations in human geography, comprising emotion, materiality and knowledge

Ontwormingsmiddel doodt ook kevers

Niet alleen dieren in de veehouderij krijgen medicatie tegen wormen. Ook grote grazers in natuurgebieden krijgen ontwormingsmiddelen om te voorkomen dat ze ziek worden. Alleen komt een deel van de schadelijke medicijnen via hun poep vrij in de natuur, en daar gaan onder meer insecten aan dood. Alterra pleit daarom voor terughoudend gebrui

Aggregation of ecological indicators for mapping aquatic nature quality : overview of existing methods and case studies

Indicators for aquatic nature quality are calculated using ecological monitoring data from individual sampling stations. For reporting purposes, these results need to be aggregated and scaled up to higher levels (catchment area, country). This report provides an overview of different existing spatial aggregation methods for this purpose, including an evaluation of their suitability for aquatic ecological indicators. So-called „model-based„ methods, consisting of some sort of „kriging¿ step followed by calculation of the arithmetic mean, appeared to be the most appropriate. Application of these methods to multimetric indicators of aquatic macroinvertebrates in two Dutch subcatchment areas confirmed their suitability. However, the methods that were used were based on aggregation (using kriging) over Euclidian (straight), distances. It is recommended to conduct further research on the suitability of interpolation through stream networks, i.e., through the waterways themselves

Hormoonverstoring in oppervlaktewater; waargenomen en veronderstelde effecten in de natuur

In laboratoria wordt het nodige onderzoek verricht naar de hormonale, of hormoonverstorende werking van een groot aantal stoffen. Van een aantal van deze stoffen is inmiddels aangetoond dat ze in risicovolle concentraties voorkomen in het watermilieu. Maar het is vaak niet bekend wat de daadwerkelijke, waarneembare effecten van deze hormoonverstorende stoffen zijn op (aquatische) organismen. Bij een aantal diersoorten is aangetoond dat de verhouding tussen het aantal mannetjes en vrouwtjes niet meer gelijk is en tevens dat er soms geslachtsverandering optreedt. Dit rapport vat samen wat er op dit ogenblik bekend is over de hormoonverstorende effecten van stoffen op aquatische organismen. Onderzoekers onderscheidden: schelpen en slakken, Kreeftachtigen en insecten, Vissen; Amfibieën; Vogels en zoogdieren (otters

Ecologische risico's van diergeneesmiddelengebruik; een oriëntatie op het terrestrische milieu

Deze oriënterende studie betreft een literatuuronderzoek naar het voorkomen en de ecologische effecten van diergeneesmiddelen in het terrestrische milieu, met name door hun gebruik in de veeteelt en bij grazers in het natuurbeheer. Uit de internationale literatuur blijkt dat ontwormingsmiddelen uitgescheiden in mest, met name de z.g. avermectines, aanzienlijke negatieve effecten kunnen hebben op de mestfauna en de afbraaksnelheid van mest. Daarnaast bestaan er aanwijzingen dat sommige antiobiotica die via mest en gier in de bodem terecht komen leiden tot verstoring van microbiële processen en resistentievorming. Omdat er in Nederland weinig openbare gegevens zijn over het verbruik van diergeneesmiddelen en er naar deze problematiek nauwelijks onderzoek is verricht, is het onduidelijk welk risico er precies bestaat voor het Nederlandse milieu en welke oplossingen eventueel voorhanden zijn. Daartoe worden aanbevelingen voor onderzoek gedaan

An improved test for earnings management using kernel density estimation

This paper describes improvements on methods developed by Burgstahler and Dichev (1997, Earnings management to avoid earnings decreases and losses, Journal of Accounting and Economics, 24(1), pp. 99–126) and Bollen and Pool (2009, Do hedge fund managers misreport returns? Evidence from the pooled distribution, Journal of Finance, 64(5), pp. 2257–2288) to test for earnings management by identifying discontinuities in distributions of scaled earnings or earnings forecast errors. While existing methods use preselected bandwidths for kernel density estimation and histogram construction, the proposed test procedure addresses the key problem of bandwidth selection by using a bootstrap test to endogenise the selection step. The main advantage offered by the bootstrap procedure over prior methods is that it provides a reference distribution that cannot be globally distinguished from the empirical distribution rather than assuming a correct reference distribution. This procedure limits the researcher's degrees of freedom and offers a simple procedure to find and test a local discontinuity. I apply the bootstrap density estimation to earnings, earnings changes, and earnings forecast errors in US firms over the period 1976–2010. Significance levels found in earlier studies are greatly reduced, often to insignificant values. Discontinuities cannot be detected in analysts’ forecast errors, while such findings of discontinuities in earlier research can be explained by a simple rounding mechanism. Earnings data show a large drop in loss aversion after 2003 that cannot be detected in changes of earnings