528 research outputs found

    Ongewervelde fauna van uiterwaarden: een literatuurstudie naar effecten van inundatie en begrazingsbeheer

    Get PDF
    Deze literatuurstudie geeft inzicht in het potentiële voorkomen van ongewervelden in Nederlandse uiterwaarden in relatie tot bodemgesteldheid, overstroming en begrazing. 886 soorten libellen, dagvlinders, sprinkhanen, zweefvliegen, vliesvleugeligen, loopkevers, wantsen en spinnen (waaronder 36 rodelijst- of I-soorten) kunnen hun volledige levenscyclus volbrengen in de uiterwaarden. Daarvan is 7␜pecifiek gebonden aan het rivierengebied. De soortendiversiteit neemt toe bij afnemende overstromingsfrequentie. Zeldzame soorten worden vooral gevonden in graslandecotopen; kleiige ecotopen onderhouden een hogere biomassa. Begrazing conditioneert het voorkomen van ongewervelden. Er worden aanbevelingen gedaan voor de opzet van begrazingsonderzoek

    The reintroduction of the Eurasian otter (Lutra lutra) into the Netherlands: hidden life revealed by noninvasive genetic monitoring

    Get PDF
    The last recorded presence of the Eurasian otter (Lutra lutra) in the Netherlands dates from 1989 and concerned a dead individual. In 2002 a reintroduction programme was started, and between June 2002 and April 2008 a total of 30 individuals (10 males and 20 females) were released into a lowland peat marsh in the north of the Netherlands. Noninvasive genetic monitoring based on the genetic profiles obtained from DNA extracted from otter faeces (spraints) was chosen for the post-release monitoring of the population. To this end, the founding individuals were genotyped before release and spraints were collected in the release area each winter from 2002 to 2008. From June 2002 to April 2008 we analysed the genetic profile of 1,265 spraints on the basis of 7–15 microsatellite loci, 582 of which (46%) were successfully assigned to either released or newly identified genotypes. We identified 54 offspring (23 females and 31 males): the females started to reproduce after 2 years and the males after 4 years. The mating and reproductive success among males was strongly skewed, with a few dominant males fathering two-thirds of the offspring, but the females had a more even distribution. The effective population size (Ne) was only about 30% of the observed density (N), mainly because of the large variance in reproductive success among males. Most juvenile males dispersed to surrounding areas on maturity, whereas juvenile females stayed inside the area next to the mother’s territory. The main cause of mortality was traffic accidents. Males had a higher mortality rate (22 out of 41 males (54%) vs. 9 out of 43 females (21%)). During winter 2007/08 we identified 47 individuals, 41 of which originated from mating within the release area. This study demonstrates that noninvasive molecular methods can be used efficiently in post-release monitoring studies of elusive species to reveal a comprehensive picture of the state of the populatio

    Geographical information systems (GIS) as a tool to provide information to disadvantaged communities

    Get PDF
    Please read the abstract in the section 00front of this documentDissertation (MA (Information Science))--University of Pretoria, 2006.Information Scienceunrestricte

    Ontwikkeling van mozaïeklandschappen onder invloed van begrazing; een drietal casestudies

    Get PDF
    In dit rapport wordt verslag gedaan van een onderzoek naar de invloed van begrazing door paarden en/of runderen op de ontwikkeling van dynamische mozaïeklandschappen op voormalige landbouwgronden. Effecten van deze vorm van beheer zijn onderzocht in a) de Baronie Cranendonck, een van de eerste natuurontwikkelingsprojecten in ons land op verlaten landbouwgronden in een beekdallandschap, b) het Nationaal Park Veluwezoom, met verlaten landbouwgronden in een voormalige landgoederenzone op de hogere zandgronden en c) de Beuningse Uiterwaarden met natuurontwikkeling op voormalige landbouwgronden in de uiterwaarden langs de Waal. Er is vooral gekeken naar de effecten van begrazing op de opslag van struik- en boomsoorten in de voormalige akkers en graslanden, en naar factoren die hierop van invloed zijn. In één van de onderzoeksterreinen is over een periode van 30 jaar onderzocht hoe de vegetatieontwikkeling verloopt nadat gronden uit cultuur zijn genome

    Advies faunapassages oostvariant A-73; een expert view

    Get PDF
    Een expert view wordt gegeven op de vraag waar welke passagemogelijkheden moeten worden gecreëerd voor welke diersoorten in het oosttracé van de A73. Aangegeven wordt dat er ten minste acht robuustere kunstwerken dienen te worden gemaakt, waarvan één op het niveau van edelhert en de overige kleiner. Er wordt ingegaan op de minimumeisen waaraan de diverse constructies zullen moeten voldoen teneinde een optimaal toekomstig gebruik te bevorderen

    Grote grazers en behoud van biodiversiteit; na 30 jaar beheerpraktijk nog veel vragen onbeantwoord

    Get PDF
    In veel natuurgebieden is begrazing de belangrijkste beheermaatregel. Desondanks blijven er veel vragen: wat betekent deze vorm van begrazing voor de soortendiversiteit en de bescherming van bedreigde soorten, en waar worden de beste resultaten geboekt? Waar liggen de knelpunten en hoe kan hier met gerichte beheermaatregelen gestuurd worden. Hoe verhoudt zich dit beheer tot de Habitatrichtlij

    Gevolgen van de aanleg van Rijksweg73-Zuid voor de zeggekorfslak en de kwaliteit van de elzenbroekbossen in het Swalmdal

    Get PDF
    De directie Zuid van het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij heeft Alterra verzocht, ten behoeve van de behandeling van de ontheffingsaanvraag voor het A73-tracédeel Swalmen in het kader van de Natuurbeschermingswet/Habitatrichtlijn ingediend door Rijkswaterstaat, onderzoek te verrichten naar de kwaliteit van de informatie die in de aanvraag van Rijkswaterstaat is gebruikt over het voorkomen van de zeggekorfslak in het Swalmdal, en de mogelijke directe of indirecte effecten van het A73-tracédeel door of direct langs het Swalmdal op de daar voorkomende populaties van de zeggekorfslak. In dit rapport wordt verslag gedaan van de bevindingen van dit onderzoek

    Impacts of Land Abandonment on Vegetation: Successional Pathways in European Habitats

    Get PDF
    Changes in traditional agricultural systems in Europe in recent decades have led to widespread abandonment and colonization of various habitats by shrubs and trees. We combined several vegetation databases to test whether patterns of changes in plant diversity after land abandonment in different habitats followed similar pathways. The impacts of land abandonment and subsequent woody colonization on vegetation composition and plant traits were studied in five semi-natural open habitats and two arable habitats in six regions of Europe. For each habitat, vegetation surveys were carried out in different stages of succession using either permanent or non-permanent plots. Consecutive stages of succession were defined on a physiognomic basis from initial open stages to late woody stages. Changes in vegetation composition, species richness, numbers of species on Red Lists, plant strategy types, Ellenberg indicator values of the vegetation, Grime CSR strategy types and seven ecological traits were assessed for each stage of the successional pathway. Abandonment of agro-pastoral land-use and subsequent woody colonization were associated with changes in floristic composition. Plant richness varied according to the different habitats and stages of succession, but semi-natural habitats differed from arable fields in several ecological traits and vegetation responses. Nevertheless, succession occurred along broadly predictable pathways. Vegetation in abandoned arable fields was characterized by a decreasing importance of R-strategists, annuals, seed plants with overwintering green leaves, insect-pollinated plants with hemi-rosette morphology and plants thriving in nutrient-rich conditions, but an increase in species considered as endangered according to the Red Lists. Conversely, changes in plant traits with succession within the initially-open semi-natural habitats showed an increase in plants thriving in nutrient-rich conditions, stress-tolerant plants and plants with sexual and vegetative reproduction, but a sharp decrease in protected species. In conclusion, our study showed a set of similarities in responses of the vegetation in plant traits after land abandonment, but we also highlighted differences between arable fields and semi-natural habitats, emphasizing the importance of land-use legacy
    corecore