2,874 research outputs found
Herontwerp Groot-Bijsterveld te Oirschot
Een goed ontwerp voor het kloosterpark Groot Bijsterveld in Oirschot houdt rekening met kwaliteiten uit het verleden en met de behoeften van toekomstige gebruikers. Dat zijn de belangrijkste uitgangspunten voor het herontwerp van het park dat de Wetenschapswinkel van Wageningen UR maakte in opdracht van de Stichting Behoud Erfgoed Oirschot. Aan het ontwerp ging een grondig cultuurhistorisch onderzoek vooraf. Het herontwerp biedt ruimte voor maximaal 35 nieuwe woningen.Het herontwerp van kloosterpark Groot Bijsterveld brengt oude kwaliteiten terug en is gericht op de gebruikers van de toekomst. Dat zijn de nieuwe bewoners, maar ook de andere Oirschotse burgers die nu niet over een openbaar park beschikken. Het herontwerp heeft een boomgaard en een groentetuin. Het park biedt ruimte voor wandelen, bidden en spelen. Daarvoor worden enkele oude wandelroutes, het uitzicht over de vijver en de oorspronkelijke vorm van de weide hersteld. Student-onderzoeker Luc Joosten van Wageningen UR concludeert dat, als rekening wordt gehouden met de kwaliteiten en de afmetingen van het huis Groot Bijsterveld en het park, het aantal nieuwe wooneenheden beperkt moet blijven tot 35. Na 100 jaar in gebruik te zijn geweest als klooster, zijn het huis Bijsterveld en het bijbehorende park (zo goed als) verkocht aan het gemeentelijke Woningbedrijf Oirschot. Door de jaren heen hebben de kloosterlingen het park steeds aangepast en uitgebreid. Voor hen had het park allerlei functies: van bidden en brevieren tot sporten en het verbouwen van groenten. Onder meer door het slinken van de groep bewoners was het onderhoud echter niet meer op te brengen. Hierdoor zijn veel doorkijkjes en bijzondere elementen in de loop der tijd verdwenen. Na aankoop wil het Woningbedrijf Oirschot het complex ombouwen tot een zorgcentrum met een openbaar toegankelijk park. De Stichting Behoud Erfgoed Oirschot staat positief tegenover de functieverandering, maar is het niet eens met de huidige plannen van de gemeente als het gaat om de wijze waarop extra paviljoens in het park worden gebouwd. Daarom heeft de Stichting Behoud Erfgoed Oirschot (SBEO) aan de Wetenschapswinkel van Wageningen UR gevraagd om te zoeken naar een maatschappelijk, cultuurhistorisch en ecologisch duurzame functieverandering voor het park van het Montfortanenklooster in Oirscho
Soil-borne microorganisms and soil-type affect pyrrolizidine alkaloids in Jacobaea vulgaris
Secondary metabolites like pyrrolizidine alkaloids (PAs) play a crucial part in plant defense. We studied the effects of soil-borne microorganisms and soil-type on pyrrolizidine alkaloids in roots and shoots of Jacobaea vulgaris. We used clones of two genotypes from a dune area (Meijendel), propagated by tissue culture and grown on two sterilized soils and sterilized soils inoculated with 5% of non-sterilized soil of either of the two soil-types. Soil-borne microorganisms and soil-type affected the composition of PAs. By changing the composition rather than the total concentration below and aboveground, plants have a more complex defense strategy than formerly thought. Interestingly, a stronger negative effect on plant growth was found in sterilized soils inoculated with their ‘own’ microbial community suggesting that pathogenic and/or other plant inhibiting microorganisms were adapted to their ‘own’ soil conditions
On the computation of large sets of rewards in ETP-ESP-games with communicating states
Games with endogenous transition probabilities and endogenous stage payoffs (or ETP-ESP-games) are stochastic games in which both the transition probabilities and the payo¤s at any stage are continuous functions of the relative frequencies of all action combinations chosen in the past. We present methods to compute large sets of jointly-convergent pure-strategy rewards in ETP-ESP-games with communicating states. Such sets are useful in determining feasible rewards in a game. They are also instrumental in obtaining the set of (Nash) equilibrium rewards
Effects of single and mixed infections with wild type and genetically modified Helicoverpa armigera nucleopolyhedrovirus on movement behaviour of cotton bollworm larvae
Naturally occurring insect viruses can modify the behaviour of infected insects and thereby modulate virus transmission. Modifications of the virus genome could alter these behavioural effects. We studied the distance moved and the position of virus-killed cadavers of fourth instars of Helicoverpa armigera (Hübner) (Lepidoptera: Noctuidae) infected with a wild-type genotype of H. armigera nucleopolyhedrovirus (HaSNPV) or with one of two recombinant genotypes of this virus on cotton plants. The behavioural effects of virus infection were examined both in larvae infected with a single virus genotype, and in larvae challenged with mixtures of the wild-type and one of the recombinant viruses. An egt-negative virus variant caused more rapid death and lower virus yield in fourth instars, but egt-deletion did not produce consistent behavioural effects over three experiments, two under controlled glasshouse conditions and one in field cages. A recombinant virus containing the AaIT-(Androctonus australis Hector) insect-selective toxin gene, which expresses a neurotoxin derived from a scorpion, caused faster death and cadavers were found lower down the plant than insects infected with unmodified virus. Larvae that died from mixed infections of the AaIT-expressing recombinant and the wild-type virus died at positions significantly lower, compared to infection with the pure wild-type viral strain. The results indicate that transmission of egt-negative variants of HaSNPV are likely to be affected by lower virus yield, but not by behavioural effects of egt gene deletion. By contrast, the AaIT recombinant will produce lower virus yields as well as modified behaviour, which together can contribute to reduced virus transmission under field conditions. In addition, larvae infected with both the wild-type virus and the toxin recombinant behaved as larvae infected with the toxin recombinant only, which might be a positive factor for the risk assessment of such toxin recombinants in the environment
Ramsar Policy Brief No. 5. Restoring drained peatlands: A necessary step to achieve global climate goals
Peatlands cover about 400 million hectares (ha), or 3% of the land surface of our planet. Yet they store more carbon, more effectively and for longer periods, than any other ecosystem on land. Intact peatlands also provide essential ecosystem services such as regulating water cycles, purifying water, and supporting a wealth of biodiversity. Since peat is hidden below ground, it is often unrecognised and can be damaged unknowingly. New, large peatland areas are still being discovered including forest-covered peatlands in the tropics.
Around 50 million ha of peatlands globally are currently drained and have been transformed to grazing land, forestry land and cropland, used for peat extraction or impacted by infrastructure. These drained peatlands are responsible for approximately 4% (2 Gt CO2 -eq/year) of all anthropogenic greenhouse gas emissions. Achieving the climate goals of the Paris Agreement requires protection of all remaining intact peatland and rapid restoration of almost all drained peatlands.
This will also contribute to delivering the Sustainable Development Goals (SDGs), in particular SDG 6, Target 6.6, on protecting and restoring water related ecosystems and SDG 15, Targets 15.1, on conservation, restoration and sustainable use of terrestrial and inland freshwater ecosystems and their services, as well as 15.5 on reducing degradation of natural habitats. The United Nations Decade on Ecosystem Restoration 2021-2030 provides the opportunity to rapidly scale up efforts
Cultuurhistorische analyse en waardering : Groot-Bijsterveld te Oirschot
Een goed ontwerp voor het kloosterpark Groot Bijsterveld in Oirschot houdt rekening met kwaliteiten uit het verleden en met de behoeften van toekomstige gebruikers. Dat zijn de belangrijkste uitgangspunten voor het herontwerp van het park dat de Wetenschapswinkel van Wageningen UR maakte in opdracht van de Stichting Behoud Erfgoed Oirschot. Aan het ontwerp ging een grondig cultuurhistorisch onderzoek vooraf. Het herontwerp biedt ruimte voor maximaal 35 nieuwe woningen. Het herontwerp van kloosterpark Groot Bijsterveld brengt oude kwaliteiten terug en is gericht op de gebruikers van de toekomst. Dat zijn de nieuwe bewoners, maar ook de andere Oirschotse burgers die nu niet over een openbaar park beschikken. Het herontwerp heeft een boomgaard en een groentetuin. Het park biedt ruimte voor wandelen, bidden en spelen. Daarvoor worden enkele oude wandelroutes, het uitzicht over de vijver en de oorspronkelijke vorm van de weide hersteld. Student-onderzoeker Luc Joosten van Wageningen UR concludeert dat, als rekening wordt gehouden met de kwaliteiten en de afmetingen van het huis Groot Bijsterveld en het park, het aantal nieuwe wooneenheden beperkt moet blijven tot 35. Na 100 jaar in gebruik te zijn geweest als klooster, zijn het huis Bijsterveld en het bijbehorende park (zo goed als) verkocht aan het gemeentelijke Woningbedrijf Oirschot. Door de jaren heen hebben de kloosterlingen het park steeds aangepast en uitgebreid. Voor hen had het park allerlei functies: van bidden en brevieren tot sporten en het verbouwen van groenten. Onder meer door het slinken van de groep bewoners was het onderhoud echter niet meer op te brengen. Hierdoor zijn veel doorkijkjes en bijzondere elementen in de loop der tijd verdwenen. Na aankoop wil het Woningbedrijf Oirschot het complex ombouwen tot een zorgcentrum met een openbaar toegankelijk park. De Stichting Behoud Erfgoed Oirschot staat positief tegenover de functieverandering, maar is het niet eens met de huidige plannen van de gemeente als het gaat om de wijze waarop extra paviljoens in het park worden gebouwd. Daarom heeft de Stichting Behoud Erfgoed Oirschot (SBEO) aan de Wetenschapswinkel van Wageningen UR gevraagd om te zoeken naar een maatschappelijk, cultuurhistorisch en ecologisch duurzame functieverandering voor het park van het Montfortanenklooster in Oirschot
Pyrrolizidine alkaloid composition in the plant and its interaction with the soil microbial community
Plants are attacked by a variety of (micro)organisms. In order to cope with potential attackers many plants synthesize a diversity of repellent, deterrent and/or toxic compounds. Pyrrolizidine alkaloids (PAs) are a well-known class of defense compounds, abundantly found in species of Senecio and Jacobaea. The objectives of the study were to acquire knowledge on the PA composition of plants and its interaction with soil-borne microorganisms. In order to do so, a more sensitive, PA-analysing method was applied, which allowed us to distinguish between PAs in tertiary amine and N-oxide form. The tertiary PA form is known to have a more negative effect on generalist insects. Our study clearly showed that high levels of tertiary PAs occur in Jacobaea vulgaris and not caused by an artefact as suggested in previous studies. Green-house experiments showed that the PA composition below- and aboveground was significantly aff ected by both soil-type and soil-inoculum. The inoculum-induced PA composition aboveground did affect thrips resistance for one J. vulgaris genotype. Experiments also showed that the fungal community did depend on the PA composition of the plant while this had less or no effect on bacterial and mycorrhizal communities in roots and rhizosphere soil.LEI Universiteit LeidenPlant science
Factors associated with laryngeal injury after intubation in children:a systematic review
Purpose: The purpose of this study is to evaluate all potential factors associated with laryngeal injury after endotracheal intubation in the pediatric population. Methods: A systematic literature search was conducted in Medline, Embase, Cochrane, web of science and Google scholar up to 20th of March 2023. We included all unique articles focusing on factors possibly associated with intubation-injury in pediatric patients. Two independent reviewers determined which articles were relevant by coming to a consensus, quality of evidence was rated using GRADE criteria. All articles were critically appraised according to the PRISMA guidelines. The articles were categorized in four outcome measures: post-extubation stridor, post-extubation upper airway obstruction (UAO) necessitating treatment, laryngeal injury found at laryngoscopy and a diagnosed laryngotracheal stenosis (LTS). Results: A total of 24 articles with a total of 15.520 patients were included. The incidence of post-extubation stridor varied between 1.0 and 30.3%, of post-extubation UAO necessitating treatment between 1.2 and 39.6%, of laryngeal injury found at laryngoscopy between 34.9 to 97.0% and of a diagnosed LTS between 0 and 11.1%. Although the literature is limited and quality of evidence very low, the level of sedation and gastro-esophageal reflux are the only confirmed associated factors with post-extubation laryngeal injury. The relation with age, weight, gender, duration of intubation, multiple intubations, traumatic intubation, tube size, absence of air leak and infection remain unresolved. The remaining factors are not associated with intubation injury. Conclusion: We clarify the role of the potential factors associated with laryngeal injury after endotracheal intubation in the pediatric population.</p
Indications and clinical outcome in pediatric tracheostomy:Lessons learned
Objective: Indications for tracheostomy have changed over the last decades and clinical outcome varies depending on the indication for tracheostomy. By gaining more insight in the characteristics and outcome of the tracheostomized pediatric population, clinical care can be improved and a better individual prognosis can be given. Therefore, we studied the outcome of our pediatric tracheostomy population in relation to the primary indication over the last 16 years. Methods: We retrospectively included children younger than 18 years of age with a tracheostomy tube in the Erasmus Medical Center, Sophia children's hospital. The primary indication for tracheostomy, gender, age at tracheostomy, age at decannulation, comorbidity, mortality, closure of a persisting tracheocutaneous fistula after decannulation, surgery prior to decannulation and the use of polysomnography were recorded and analyzed. Results: Our research group consisted of 225 children. Reasons for a tracheostomy were first divided in two major diagnostic groups: 1) airway obstruction group (subgroups: laryngotracheal obstruction and craniofacial anomalies) and 2) pulmonary support group (subgroups: cardio-pulmonary diseases and neurological diseases). Children in the airway obstruction group were younger when receiving a tracheostomy (3.0 months vs. 31.0 months, p < 0.05), they were tracheostomy dependent for a longer time (median 21.5 months vs. 2.0 months, p < 0.05) and they required surgery more often (74.5% vs. 8.3%, p < 0.05) than the children in the pulmonary support group. The decannulation rate of children with a laryngotracheal obstruction is high (74.8%), but low in all other subgroups (craniofacial anomalies; 38.5%, cardio-pulmonary diseases; 34.6% and neurological diseases; 52.9%). Significantly more children (36.7%) died in the pulmonary support group due to underlying comorbidity, mainly in the cardio-pulmonary diseases subgroup. Surgery for a persisting tracheocutaneous fistula was performed in 34 (37.8%) children, with a significant relationship between the duration of the tracheostomy and the persistence of a tracheocutaneous fistula. No cannula related death occurred during this study period. Conclusion: Main indications for a tracheostomy were airway obstruction and pulmonary support. Children in the airway obstruction group were younger when receiving a tracheostomy and they were tracheostomy dependent for a longer period. Within the airway obstruction group, the decannulation rate for children with laryngotracheal stenosis was high, but low for children with craniofacial anomalies. In the pulmonary support group, the decannulation rate was low and the mortality rate was high. Surgery for a persisting tracheocutaneous fistula was frequently needed.</p
NASA Radint system site manual
Site manual for radar intelligence system capable of precise missile trajectory measurement
- …