The SLICK hair locus derived from Senepol cattle confers thermotolerance to intensively managed lactating Holstein cows

AbstractThe SLICK haplotype (http://omia.angis.org.au/OMIA001372/9913/) in cattle confers animals with a short and sleek hair coat. Originally identified in Senepol cattle, the gene has been introduced into Holsteins. The objectives of the current study were to determine (1) whether lactating Holsteins with the slick hair phenotype have superior ability for thermoregulation compared with wild-type cows or relatives not inheriting the SLICK haplotype, and (2) whether seasonal depression in milk yield would be reduced in SLICK cows. In experiment 1, diurnal variation in vaginal temperature in the summer was monitored for cows housed in a freestall barn with fans and sprinklers. Vaginal temperatures were lower in slick-haired cows than in relatives and wild-type cows. In experiment 2, acute responses to heat stress were monitored after cows were moved to a dry lot in which the only heat abatement was shade cloth. The increases in rectal temperature and respiration rate caused by heat stress during the day were lower for slick cows than for relatives or wild-type cows. Moreover, sweating rate was higher for slick cows than for cows of the other 2 types. In experiment 3, effects of season of calving (summer vs. winter) on milk yield and composition were determined. Compared with milk yield of cows calving in winter, milk yield during the first 90 d in milk was lower for cows calving in the summer. However, this reduction was less pronounced for slick cows than for wild-type cows. In conclusion, Holsteins with slick hair have superior thermoregulatory ability compared with non-slick animals and experience a less drastic depression in milk yield during the summer

Genetic and phenotypic characterization of African goat populations to prioritize conservation and production efforts for small-holder farmers in sub-Saharan Africa

Food production systems in Africa depend heavily on the use of locally adapted animals. Goats are critical to small-holder farmers being easier to acquire, maintain, and act as scavengers in sparse pasture. Indigenous goats have undergone generations of adaptation and genetic isolation that have led to great phenotypic variation. These indigenous goats serve as a genetic reservoir for the identification of genes important to environmental adaptation, disease resistance, and improved productivity under local conditions. The immediate goal is to characterize African goat populations to prioritize conservation and production efforts and to develop genomic tools for use in selective breeding programs. We have established a standardized phenotypic scoring system to characterize goats including geographical information data, body measurements, photo characterization, and DNA. To date, 2,443 goats from 12 countries, representing 46 breeds have been sampled. Using the 50K goat beadchip, we report parameters of population structure of 620 African goats

De zorgstandaard Depressieve stoornissen [The care standard 'Depressive disorders']

Achtergrond: De zorgstandaard Depressieve stoornissen beschrijft het gehele zorgtraject voor patiënten vanaf de leeftijd van 8 jaar met depressieve klachten en stoornissen. Doel: Beschrijven van de belangrijkste aanbevelingen opgenomen in de zorgstandaard Depressieve stoornissen. Methode: De zorgstandaard is een vertaalslag van bestaande richtlijnen voor depressie aangevuld met praktijkkennis van de professional en ervaringskennis van patiënten. Resultaten: Kernelementen in de zorg voor depressie zijn het aanbieden van gepaste zorg en aandacht voor terugvalpreventie. Bij de persisterende depressie is een combinatie van psychotherapie en farmacotherapie geïndiceerd waarbij meer sessies psychotherapie nodig kunnen zijn. Repeterende transcraniële magnetische stimulatie heeft een plaats bij de therapieresistente depressie. Conclusies: De zorgstandaard is een belangrijk instrument om de bestaande zorg voor depressie in een instelling of regio te verbeteren

De zorgstandaard Depressieve stoornissen [The care standard 'Depressive disorders']

Item does not contain fulltextAchtergrond: De zorgstandaard Depressieve stoornissen beschrijft het gehele zorgtraject voor patiënten vanaf de leeftijd van 8 jaar met depressieve klachten en stoornissen. Doel: Beschrijven van de belangrijkste aanbevelingen opgenomen in de zorgstandaard Depressieve stoornissen. Methode: De zorgstandaard is een vertaalslag van bestaande richtlijnen voor depressie aangevuld met praktijkkennis van de professional en ervaringskennis van patiënten. Resultaten: Kernelementen in de zorg voor depressie zijn het aanbieden van gepaste zorg en aandacht voor terugvalpreventie. Bij de persisterende depressie is een combinatie van psychotherapie en farmacotherapie geïndiceerd waarbij meer sessies psychotherapie nodig kunnen zijn. Repeterende transcraniële magnetische stimulatie heeft een plaats bij de therapieresistente depressie. Conclusies: De zorgstandaard is een belangrijk instrument om de bestaande zorg voor depressie in een instelling of regio te verbeteren.9 p