37 research outputs found

    Mest van boven: Kunnen maai- meststoffen alleen voldoende stikstof leveren en is dat rendabel?

    Get PDF
    De biologische akkerbouw in Nederland is indirect afhankelijk van vee. Het klassieke gemengde bedrijf, waarin dieren de mest leveren voor de plantengroei, is niet meer de standaard, maar bemesting met dierlijke mest is wel de basis waarop de gewassen groeien. Is het mogelijk om zonder aanvoer van dierlijke mest goede opbrengsten en kwaliteit te realiseren

    Organic Milk Quality in the Netherlands : Distinguishable from conventional milk?

    Get PDF
    Recent studies have indicated possible positive interactions between organic animal production and, particularly, and various vitamins. As possible distinguishing quality parameters for organic milk, the differences between organic and conventional milk in Netherlands for fatty acid composition and vitamins were investigated in milk samples form supermarkets at several points in time. We have also investigated possible differences in taste and two alternative analytical parameters (bio-photons and bio-crystallisations) because a single quality parameter, like poly-unsaturated fatty acids (PUFA), hardly reflects organic intentions to produce quality in a more holistic way being an inherent reflection of proper agricultural practices. These two alternative parameters try to relate to the hypothesis stating that the structure (the ‘order’) of food is just as important to human health as the material composition (Bloksma et al, 2008)

    Hulpmeststoffen : beschikbaarheid en opname van stikstof in de biologische teelt van zomertarwe

    Get PDF
    The characteristics of 12 additional fertilizers that are applied in organic agriculture, were investigated in a field experiment in 2007 by Louis Bolk Institute

    Bemesting met maaimeststoffen bij Van Strien - Samenvattend eindrapport 2011 - 2015

    Get PDF
    In dit rapport worden de samenvattende resultaten beschreven van vier jaar veldonderzoek naar bemesting met maaimeststoffen vergeleken met bemesting met dierlijke mest. Maaimeststoffen zijn gewassen, in de regel vlinderbloemigen, die worden gemaaid, en vervolgens als plantaardige meststof worden ingezet op een ander perceel dan waar ze geteeld zijn. Voor het akkerbouwbedrijf van Joost van Strien is een bedrijfsontwerp gemaakt, gebaseerd stikstofvoorziening door maaimeststoffen (grasklaver en luzerne). Dit ontwerp is vervolgend in vier veldjaren in de praktijk getoetst en vergeleken met een standaard bemesting met dierlijke mest. Het blijkt goed mogelijk te zijn om bij meerdere gewassen de stikstofvoorziening met maaimeststoffen te verzorgen zonder daarbij opbrengst in te leveren. Bijvoorbeeld bij aardappelen, granen, spinazie, suikermais, kool. Wel is het belangrijk om de maaimeststoffen tijdig uit te brengen, om de mineralisatieprocessen (=het bodemleven) voldoende tijd te geven de stikstof die erin gebonden is vrij te maken. Ook zijn maaimeststoffen meer dan andere (dierlijke) mineralenbronnen gevoelig voor droge perioden waarin de mineralisatie geremd is. Met name in gewassen met een korte groeicyclus (spinazie) of gewassen die in een bepaalde groeifase gevoelig zijn voor de hoeveelheid beschikbare stikstof (tarwe) kan dat voor problemen zorgen. Op bedrijfsniveau kan de interne stikstofhuishouding grotendeels gevoed worden door stikstofbinding uit de lucht, en kan de verdere aanvoer van stikstof van buiten het bedrijf tot een minimum beperkt worden. Na vier jaar toepassing van maaimeststoffen op hetzelfde perceel zijn de effecten op de bodemkwaliteit beperkt. In een aantal analyses is de trend te zien dat maaimeststoffen leiden tot een actiever bodemleven en een betere bodemkwaliteit, maar de omvang van deze verbetering is na vier seizoenen nog niet groot

    Optimalisatie bemesting Van Strien: Voortgang 2014

    Get PDF
    Dit rapport bevat de resultaten van het vierde jaar van het project "Bedrijfsinterne Optimalisatie", en wel van het deelproject "Van Strien". Op diverse percelen zijn metingen uitgevoerd aan de bodem om de stikstof werking van maaimeststoffen in beeld te krijgen. Op perceel 1A (aardappelen in 2014) heeft de strook met maaimeststoffen 2,3 maal zo veel stikstof gekregen als de bedoeling was, als gevolg van een twee maal zo hoog drogestofgehalte als vooraf was ingeschat. Dit was echter niet terug te vinden in de gemeenten hoeveelheden N-mineraal in de bodem en in de gehele strook met maaimeststoffen was de opbrengst lager dan bij de standaard bemesting. Door een vroege Phytophthora aantasting moest er vroeg gebrand worde. Daardoor waren de opbrengsten zeer laag. Mogelijk is in de proefstrook door de hoge bemesting de knolzetting vertraagd (later gewastype) waardoor op het moment van loofdoding de opbrengstvorming nog niet goed op gang was gekomen. Op perceel 3 (grasklaver in 2014) zijn de metingen afgebroken nadat per abuis het gehele perceel, inclusief de proefstroken met maaimeststof, een bemesting met drijfmest had gekregen

    Planty Organic - Voortgang 2015

    Get PDF
    2015 was het vierde jaar waarin de systeemontwikkeling “PlantyOrganic” in praktijk is gebracht. Op de zes percelen zijn de gewassen geteeld die voorzien waren en zijn metingen verricht aan bodem en gewas. De gebruikte meststoffen waren geheel afkomstig vanuit het eigen systeem, zoals in het ontwerp was voorzien. De stikstofbinding door de grasklaver, de motor van het systeem, bleef achter bij de verwachtingen. Daardoor waren de totaal gegeven hoeveelheden stikstof ca. 30 % lager dan waar in het ontwerp van uit is gegaan. De bodemstikstof is getoetst met metingen die in het stikstofmodel NDICEA zijn ingevoerd. De match tussen metingen en berekeningen is voldoende tot goed, met uitzondering van een onverwacht hoge meting in de zomer, na een lange droge periode.. Voor haver en pompoen is de opbrengst fors lager dan verwacht. Voor aardappel ligt de behaalde opbrengst in de lijn van de verwachtingen. De peen gaf een hoge opbrengst. Op alle percelen is een groenbemester gezaaid na de oogst van het geteelde gewas. De mineralengehaltes van de gewassen lijken in de loop van deze eerste vier jaren van de rotatie te zijn afgenomen, met name voor fosfaat. Nader (detail)onderzoek naar de achtergrond van deze afname verdient aanbeveling. De mineralenbalansen voor fosfaat en kali zijn negatief. Dat is op termijn geen houdbare situatie. Voor de komende jaren liggen er onder meer de volgende onderzoeksonderwerpen:. Groenbemesters, vlinderbloemigen en stikstofopbrengst Stikstofvoorziening van zomergranen Mineralengehaltes van gewassen in relatie tot bodemprocessen en mineralenbalansen Beworteling van gewassen in relatie tot teruglopende fosfaatgehaltes in de gewassen Bewaarbaarheid van producten in relatie tot teruglopende fosfaat- en kaligehaltes (aardappelen, peen

    The prevention of potato volunteers in organic farming systems by using pigs.

    Get PDF
    In organic agriculture potato volunteers, presenting an important primary inoculum source for late Blight (Phytophthora infestans), are controlled by mechanical meth-ods. These may be partly replaced by ‘foraging’ livestock animals, such as cattle, sheep, horses, ponies or pigs. Most animals eat only the remaining potatoes on the field surface; however, pigs also dig up potatoes. This paper reports on two experi-ments with pigs (sows or finishing pigs), which appear to be very effective in digging up potatoes that are left in the field after the potato harvest within a reasonable time period. However, the workload for the farmer, problems with animal health and meat quality and possible damage to the soil structure seriously limit the applicability of pigs for the control of potato volunteers. Aspects of animal health, animal nutrition and environmental aspects (nutrient excretion) are discussed

    Verkenningen organische stof: Proefbedrijf Vredepeel

    Get PDF
    Binnen het project "Bodemkwaliteit op Zand" heeft het Louis Bolk Instituut verkenningen uitgevoerd naar de effecten van een jaarlijkse compostgift op de bodemkwaliteit: organische stof gehalte, beschikbaarheid van stikstof voor de gewassen en verliezen van stikstof. Daarvoor is gebruik gemaakt van het stikstofmodel NDICEA. NDICEA berekent op basis van gegevens over bodem, gewassen, bemesting en weergegevens hoe de organische stof dynamiek verloopt en hoe ten gevolge daarvan stikstof in de bodem vrijgemaakt, vastgelegd en door gewassen opgenomen wordt. In het project, uitgevoerd op de PPO-locatie Vredepeel worden drie teeltsystemen met elkaar vergeleken: een biologisch systeem en twee geïntegreerde systemen, waarvan een met een normale aanvoer van organische stof en een met een lage aanvoer van organische stof omdat geen organische mest wordt aangevoerd. Voor ieder van de teeltsystemen zijn scenario's gemaakt van een complete vruchtwisseling, met en zonder toediening van extra compost. Deze scenario's zijn doorgerekend en nagegaan is wat de effecten zijn op de bodem-organische stof, stikstofmineralisatie en uitspoeling na 6 jaar (één rotatie) en na 30 jaar (5 rotaties). In het geïntegreerde systeem met lage organische stof toevoer neemt in de loop der tijd het organische stof gehalte in de bodem af. Door een jaarlijkse gift van 10 ton GFT compost per hectare kan het organische stof gehalte licht toenemen. De hogere aanvoer in het tweede geïntegreerde systeem (door toepassing van dierlijke mest) is voldoende om ook op de lange termijn het organische stof gehalte op peil te houden, en met een jaarlijkse compostgift stijgt het organische stof gehalte. In het biologische systeem stijgt het organische stof gehalte zowel zonder als met jaarlijkse compostgift, met name door een nog hogere organische stof aanvoer uit (dierlijke) mest. In alle drie de systemen is na 30 jaar met een jaarlijkse toediening van 10 ton GFT compost per hectare het organische stof gehalte in de bodem ca. 0,65 % hoger dan in hetzelfde systeem zonder toepassing van compost. In de 6e rotatie mineraliseert er in de systemen met compost ruim 50 kg N/ha/jaar meer dan in de systemen zonder compost. Daardoor kan 45- 50 kg N per hectare bespaard worden op de bemesting. Een belangrijke voorwaarde is wel dat er zo veel mogelijk vanggewassen geteeld worden om uitspoeling zo veel mogelijk te beperken. De uitspoeling is het grootst in het geïntegreerde bedrijfssysteem met lage organische stof aanvoer en het laagst in het biologische systeem. Met toediening van compost stijgt de uitspoeling met ca 30 kg N/ha/jaar. Als vervolgens de bemesting wordt verlaagd neemt de uitspoeling weer af

    PlantyOrganic: Results 2013

    Get PDF
    2013 was the second year of the "PlantyOrganic" system development in practice. The six-year rotation is laid out and measurements took place at soil and crop. With the exception of the potatoes in 2013 all crops had the pre-crop as foreseen in the design. The fertilizers used were completely produced in the own system, as foreseen in the system design. The amounts of nitrogen applied were about 45 % higher than in the design. Soil nitrogen is measured and used as input in the nitrogen model NDICEA. There was a sufficient match between measured and calculated level of soil mineral nitrogen. The crops performed well, with a high yield in carrots and oats, and a disappointing yield in wheat. In wheat nitrogen was limiting for the yield, we do not yet have a satisfactory explanation. In cauliflower a lack of nitrogen ijn the last phase of the growth had a negative effect on the quality and the crop could not be sold. All plots went green into the winter. Until now no research has been done on the availability of phosphate and potassium. Because there is no supply of these minerals from outside the system, the balance is negative. In time the circle could be closed by means of regional re-use of minerals, for example by the application of household waste compost. PlantyOrganic can become a very good research location for research on the mobilisation of phosphate (and potassium) in circumstances of low supply and/or low chemically analysed availability

    PlantyOrganic; Voortgang 2013

    Get PDF
    2013 was het tweede jaar waarin de systeemontwikkeling "PlantyOrganic" in praktijk is gebracht. Op de zes percelen zijn de gewassen geteeld die voorzien waren en zijn metingen verricht aan bodem en gewas. Met uitzondering van de aardappelen hadden in 2013 alle gewassen de voorvrucht die in het ontwerp was voorzien. De gebruikte meststoffen waren geheel afkomstig vanuit het eigen systeem, zoals in het ontwerp was voorzien. De totaal gegeven hoeveelheden stikstof waren ca. 45 % hoger dan waar in het ontwerp van uit is gegaan. De bodemstikstof is getoetst met metingen die in het stikstofmodel NDICEA zijn ingevoerd. De match tussen metingen en berekeningen is voldoende tot goed, met een enkele uitzondering. De gewassen groeiden goed, met hoge opbrengsten in de peen en de haver, en een tegenvallende opbrengsten in de tarwe. De tarwe heef last gehand van stikstofgebrek, waarvoor we nog geen goede verklaring hebben. In de bloemkool heeft stikstofgebrek in de laatste groeifase een negatieve invloed gehad op de kwaliteit, waardoor het niet afgezet kon worden. Alle percelen zijn groen de winter in gegaan. Tot nu toe is geen onderzoek aan beschikbaarheid van fosfaat en kali gedaan. Door de nul-aanvoer van mineralen van buiten het bedrijf is de balans negatief. Op termijn kan deze kringloop gesloten worden door regionale terugvoer van fosfaat en kali met bv. GFT compost of rioolslib. Planty Organic kan een zeer geschikte proeflocatie worden voor onderzoek naar de mobilisatie van fosfaat (en kali) onder omstandigheden van een lage aanvoer en/of een lage bodemchemisch gemeten beschikbaarheid
    corecore