research

Bemesting met maaimeststoffen bij Van Strien - Samenvattend eindrapport 2011 - 2015

Abstract

In dit rapport worden de samenvattende resultaten beschreven van vier jaar veldonderzoek naar bemesting met maaimeststoffen vergeleken met bemesting met dierlijke mest. Maaimeststoffen zijn gewassen, in de regel vlinderbloemigen, die worden gemaaid, en vervolgens als plantaardige meststof worden ingezet op een ander perceel dan waar ze geteeld zijn. Voor het akkerbouwbedrijf van Joost van Strien is een bedrijfsontwerp gemaakt, gebaseerd stikstofvoorziening door maaimeststoffen (grasklaver en luzerne). Dit ontwerp is vervolgend in vier veldjaren in de praktijk getoetst en vergeleken met een standaard bemesting met dierlijke mest. Het blijkt goed mogelijk te zijn om bij meerdere gewassen de stikstofvoorziening met maaimeststoffen te verzorgen zonder daarbij opbrengst in te leveren. Bijvoorbeeld bij aardappelen, granen, spinazie, suikermais, kool. Wel is het belangrijk om de maaimeststoffen tijdig uit te brengen, om de mineralisatieprocessen (=het bodemleven) voldoende tijd te geven de stikstof die erin gebonden is vrij te maken. Ook zijn maaimeststoffen meer dan andere (dierlijke) mineralenbronnen gevoelig voor droge perioden waarin de mineralisatie geremd is. Met name in gewassen met een korte groeicyclus (spinazie) of gewassen die in een bepaalde groeifase gevoelig zijn voor de hoeveelheid beschikbare stikstof (tarwe) kan dat voor problemen zorgen. Op bedrijfsniveau kan de interne stikstofhuishouding grotendeels gevoed worden door stikstofbinding uit de lucht, en kan de verdere aanvoer van stikstof van buiten het bedrijf tot een minimum beperkt worden. Na vier jaar toepassing van maaimeststoffen op hetzelfde perceel zijn de effecten op de bodemkwaliteit beperkt. In een aantal analyses is de trend te zien dat maaimeststoffen leiden tot een actiever bodemleven en een betere bodemkwaliteit, maar de omvang van deze verbetering is na vier seizoenen nog niet groot

    Similar works