15 research outputs found
Deoxynivalenol impairs hepatic and intestinal gene expression of selected oxidative stress, tight junction and inflammation proteins in broiler chickens, but addition of an adsorbing agent shifts the effects to the distal parts of the small intestine
Broiler chickens are rather resistant to deoxynivalenol and thus, clinical signs are rarely seen. However, effects of subclinical concentrations of deoxynivalenol on both the intestine and the liver are less frequently studied at the molecular level. During our study, we investigated the effects of three weeks of feeding deoxynivalenol on the gut wall morphology, intestinal barrier function and inflammation in broiler chickens. In addition, oxidative stress was evaluated in both the liver and intestine. Besides, the effect of a clay-based mycotoxin adsorbing agent on these different aspects was also studied. Our results show that feeding deoxynivalenol affects the gut wall morphology both in duodenum and jejenum of broiler chickens. A qRT-PCR analysis revealed that deoxynivalenol acts in a very specific way on the intestinal barrier, since only an up-regulation in mRNA expression of claudin 5 in jejunum was observed, while no effects were seen on claudin 1, zona occludens 1 and 2. Addition of an adsorbing agent resulted in an up-regulation of all the investigated genes coding for the intestinal barrier in the ileum. Up-regulation of Toll-like receptor 4 and two markers of oxidative stress (heme-oxigenase or HMOX and xanthine oxidoreductase or XOR) were mainly seen in the jejunum and to a lesser extent in the ileum in response to deoxynivalenol, while in combination with an adsorbing agent main effect was seen in the ileum. These results suggest that an adsorbing agent may lead to higher concentrations of deoxynivalenol in the more distal parts of the small intestine. In the liver, XOR was up-regulated due to DON exposure. HMOX and HIF-1 alpha (hypoxia-inducible factor 1 alpha) were down-regulated due to feeding DON but also due to feeding the adsorbing agent alone or in combination with DON
Analysis and validation of risk factors for disease prevalence on pig farms
Varkensziektes zijn een belangrijke bedreiging voor de rendabiliteit van de vleesindustrie en daarbovenop groeit wereldwijd de belangstelling voor voedselveiligheid. Het is daarom noodzakelijk managementstrategieën te identificeren die de bioveiligheid van de productieketen garanderen en de prevalentie van pathogenen onder controle houden zodat de winstmarges, het dierenwelzijn en de voedselveiligheid verzekerd worden. Het doel van deze studie was het ontwikkelen van sanitaire risico-indexen voor Salmonellose, veroorzaakt door Salmonella, een belangrijke bron van voedselvergiftigingen, voor enzoötische pneumonie (EP) als gevolg van een Mycoplasma hyopneumoniae (M. hyopneumoniae) infectie en voor ileitis geassocieerd met Lawsonia intracellularis (L. intracellularis). De indexen worden gedefinieerd als zijnde een objectieve maat voor de seroprevalentie van pathogenen in een varkensbedrijf, gebaseerd op de aanwezigheid van risicofactoren. Een tweede doelstelling was het determineren van de serologische profielen van gespeende varkens tot aan slachtgewicht zodat de risicoperiode voor infectie bepaald kon worden. Tenslotte werden de oorzakelijke verbanden van verschillende risicofactoren getest tijdens experimentele studies, zijnde de validatie van de factoren in de ontwikkelde sanitaire risico-indexen. In het eerste deel werd een observationele epidemiologische studie uitgevoerd om risicofactoren voor de seroprevalentie bij slachtvarkens af te leiden. Tweehonderdenvier varkensbedrijven namen deel aan deze cross-sectionele studie. Voor gemiddeld 61 vleesvarkens per bedrijf werd de aanwezigheid van antilichamen tegen de geselecteerde pathogenen onderzocht met een enzyme linked imunosorbent assay (ELISA). Elke deelnemende varkenshouder vulde bovendien een uitgebreide enquëte in betreffende mogelijke risicofactoren, afgeleid uit een literatuurstudie. Uiteindelijk werd een multifactorieel model ontwikkeld voor elk van de drie pathogenen aan de hand van gemengde modellen statistiek of logistische regressie. Hierbij werden significante risicofactoren geassocieerd met de gemiddelde seroprevalentie van een bedrijf.Voederen van meel of brij, aanwezigheid van een hygiënesluis, gebruik van een ontsmettingsmat voor laarzen, toepassen van al-in al-uit, een temperatuur binnen de thermoneutrale zone en het desinfecteren tussen de verschillende opzetten waren alle geassocieerd met een lagere gemiddelde Salmonella-seroprevalentie. Bemonsteren tijdens de zomer, leegstand, een dalende vloeroppervlakte per dier alsook een toenemende bedrijfsgrootte waren gerelateerd aan hogere Salmonella-prevalenties.Het risico om positief te zijn voor M. hyopneumoniae daalde indien vaste hoktussenschotten werden gebruikt, aangekochte zeugen in quarantaine zaten, een hygiënesluis aanwezig was, al-in al-uit toegepast werd en als de temperatuur binnen de thermoneutrale zone lag. Een hoge varkensdichtheid rond het bedrijf, een dalend luchtvolume per dier en een stijgende bedrijfsgrootte waren gerelateerd met een hoger risico op M. hyopneumoniae-seroprevalentie.Beschermende managementmaatregelen voor L. intracellularis seroprevalentie waren al-in al-uit productie, desinfecteren van de hokken, aanwezigheid van een hygiënesluis en gebruik van een ontsmettingsmat voor laarzen. Daarentegen waren basisch drinkwater en vloeren met smalle roosterspleten risicofactoren voor L. intracellularis-prevalentie.Ook werden pathologische letsels gescoord in de slachtlijn als hulp bij het evalueren van de productie-efficiënte. Long- en leverschade werd teruggevonden bij de meeste bedrijven, tekenen van schurft kwamen minder frequent voor. De aanwezigheid van letsels varieerde sterk tussen verschillende seizoenen.De studie toonde aan dat de ontwikkelde modellen een bruikbaar preliminair instrument zijn om hoge risico bedrijven te identificeren waarop gerichte screening kan volgen. Bovendien zijn ze ook geschikt als managementhulp bij bedrijfsbeslissingen. Tijdens het tweede deel van de studie werd een longitudinaal veldonderzoek uitgevoerd in 12 varkensbedrijven om de risicoperiode van infectie te identificeren. Gemiddeld werden 29 biggen opgevolgd van geboorte tot slacht. Bloed werd genomen op 4, 10, 16 weken leeftijd en bij slachten. Daarenboven werden per bedrijf bloed van gemiddeld 13 zeugen bemonsterd, 4 weken voor werpen. De seroprevalentie van Salmonella, M. hyopneumoniae en L. intracellularis, gedetecteerd door een ELISA of een immunofluorescence antibody test (IFAT), werd geanalyseerd via de generalized estimating equations (GEE) methode.Een hoge bedrijfs- en binnenbedrijfprevalentie konden worden aangetoond. De serorespons van de varkens vertoonde een specifiek patroon voor alle bacteriën met een daling in het aantal positieve dieren op een leeftijd van 10 weken gevolgd door een langzame toename tot een maximum binnenbedrijfsprevalentie bij slachten. De eerste infectiegolf kwam steeds van M. hyopneumoniae, gevolgd door L. intracellularis. De Salmonella-infectie kwam laatst. Er werd aangetoond dat de seroconversie consistent is en gerelateerd met de voorgaande staalname. Bijna alle zeugen waren seropositief voor de geselecteerde pathogenen.Dit werk benadrukte het belang van de laatste fase van de productiecyclus en daaruit volgend de nood aan interventiestrategieën gedurende deze periode. Het laatste deel van de studie probeerde het effect van verschillende risicofactoren aan te tonen op de seroprevalentie en de productieresultaten van slachtvarkens. Verschillende behandelingen werden getest onder praktijkomstandigheden in een gestandaardiseerde omgeving. Er werd bloed van de varkens genomen op verschillende tijdstippen en het serum werd getest op antilichamen tegen Salmonella, M. hyopneumoniae en L. intracellularis met behulp van ELISA s. Longletsels werden gescoord bij slachten en de dieren werden geregeld individueel gewogen. Het effect van de behandelingen werd geanalyseerd aan de hand van variantie-analyse, logistische regressie of GEE en zijn hieronder samengevat.Opvallend is dat de experimentele studie, in tegenstelling tot het observationeel onderzoek, de behandelingen niet steeds als risicofactor kon bevestigen.Als een compartiment minder dan 1 dag of meer dan 3 weken leegstond vooraleer er nieuwe vleesvarkens in kwamen, daalde de Salmonella-seroprevalentie significant ten opzichte van 1 week leegstand. Dit positieve effect werd ook teruggevonden in de groeisnelheid van de verschillende groepen. Daarentegen bleek het gebruik van een ontsmettingsmat voor laarzen aan de ingang van de afmest de Salmonella-seroprevalentie van de varkens te verhogen.Het risico op Salmonella- en L. intracellularis-seroprevalentie daalde als de mest in het kraamhok regelmatig verwijderd werd en de zeugen gewassen werden vooraleer het kraamhok te betreden. Ook het aanzuren van het drinkwater tijdens de voor- en afmest zorgde voor een reductie in het aantal Salmonella en L. intracellularis seropostieve dieren.Het manipuleren van de licht-donkercyclus bleek echter geen significant effect te hebben op de seroconversie voor Salmonella en L. intracellularis of op de productieparameters.Vaccinatie tegen L. intracellularis kon wel de doorbraak van veldinfecties controleren.Het vermijden van snuitcontact tussen aanpalende hokken reduceerde de M. hyopneumoniae-seroprevalentie niet en had een negatieve invloed op de groeisnelheid van de dieren. Vaccinatie tegen M. hyopneumoniae bleek geassocieerd met een groter aangetast longoppervlak door EP en gevaccineerde varkens groeiden trager dan niet-gevaccineerde. Bovendien zorgde het kweken van eigen zeugen en het voorzien van meer luchtvolume per dier voor minder longletsels bij slachten in vergelijking met het vaccineren van de vleesvarkens.Experimenteel onderzoek verhoogt de kennis betreffende de serologische reacties als gevolg van managementveranderingen en helpt in het interpreteren van controlestrategieën. Dit hoofdstuk onderstreepte de nood aan experimenteel onderzoek vooraleer het implementeren van op het eerste zicht vanzelfsprekende maatregelen daar sommige procedures een infectiecyclus kunnen onderhouden of zelfs versterken. Het wordt daarom aangeraden een bedrijfsspecifieke interventie- en controlestrategie te formuleren gebaseerd op een combinatie van maatregelen die zowel praktisch als economisch haalbaar zijn. Multifactoriële infecties zoals Salmonella, M. hyopneumoniae en L. intracellularis vragen een veelzijdige aanpak. Deze studie levert een belangrijke bijdrage in de ontwikkeling van een methode voor identificatie van risicofactoren en de ontwikkeling van mogelijke interventiestrategieën om de pathogeenprevalentie te reduceren. Het wordt aanbevolen om bij toekomstig experimenteel onderzoek storing binnen de verzamelde data te minimaliseren door een groter aantal variabelen te registreren.VOORWOORD
LIST OF PUBLICATIONS
TABLE OF CONTENTS
SAMENVATTING
SUMMARY
LIST OF ABBREVIATIONS
CHAPTER 1: GENERAL INTRODUCTION 1
Introduction 3
Salmonellose 4
Etiology 4
Epidemiology 5
Salmonellosis in swine 5
Salmonellosis in humans 6
Diagnosis 7
Bacteriology 7
Serology 8
Treatment and vaccination 9
Control and prevention 10
Risk factors 10
Salmonella surveillance and control programs in Europe 12
Enzootic pneumoniae 13
Etiology 13
Epidemiology 13
Diagnosis 14
Coughing 14
Bacteriology 15
Serology 15
Lung scoring 16
Treatment and vaccination 16
Control and prevention 17
Porcine proliferative enteropathy 20
Etiology 20
Epidemiology 20
Diagnosis 21
Bacteriology 21
Serology 22
Pathological examination 23
Treatment and vaccination 23
Control and prevention 24
Slaughter lesions 26
Outline and aim of thesis 28
CHAPTER 2: CROSS-SECTIONAL FIELD STUDY 31
CHAPTER 2.1: DEVELOPMENT OF A SANITARY RISK INDEX FOR SALMONELLA SEROPREVALENCE IN BELGIAN PIG FARM 33
Introduction 35
Material and methods 35
Herd selection and study population 35
Data collection 36
Herd data 36
Sample collection 37
Sample analyses 38
Statistical analyses 38
Predictive model 38
Validation 39
Results 40
Seroprevalences 41
Risk factors 41
Validation of the sanitary risk index 43
Discussion 47
Seroprevalence 47
Risk factors 48
Model 50
Conclusion 53
CHAPTER 2.2: QUANTIFIED EFFECTS OF HOUSING CONDITIONS ON MYCOPLASMA HYOPNEUMONIAE SEROPREVELANCE AND LUNG LESIONS IN PIGS AT SLAUGHTER 55
Introduction 57
Material and methods 57
Herd selection and study population 57
Data collection 58
Herd data 58
Sample collection 59
Sample analyses 60
Lung lesions scoring 60
Statistical analyses 60
Predictive model 60
Validation 61
Results 62
Prevalences 62
Risk factors 63
Validation of the sanitary risk index 64
Discussion 65
Seroprevalence 65
Risk factors 66
Model 67
CHAPTER 2.3: RISK FACTORS FOR LAWSONIA INTRACELLULARIS SEROPREVALENCE IN SLAUGHTER PIGS 69
Introduction 71
Material and methods 71
Herd selection and study population 71
Data collection 72
Herd data 72
Sample collection 73
Sample analyses 73
Statistical analyses 73
Results 74
Prevalences 74
Risk factors 74
Discussion 76
CHAPTER 2.4: PREVALENCE OF GROSS LESIONS IN PIGS AT SLAUGHTER: LUNGS, LIVER AND SKIN 79
Introduction 81
Material and methods 81
Herd and pig selection 81
Carcass and organ inspection 82
Lungs 82
Liver 84
Skin 84
Statistical analyses 85
Results 86
Seasonal patterns 86
Change over time 87
Discussion 87
CHAPTER 3: LONGITUDINAL FIELD STUDY 91
CHAPTER 3.1: LONGITUDINAL SEROLOGICAL RESPONSE TO SELECTED ENTEROPATHOGENIC BACTERIA IN SUBCLINICALLY INFECTED BELGIAN PIG FARMS AND THE EFFECT OF SOW MANAGEMENT 93
Introduction 95
Materials and methods 95
Herd selection 96
Samples 97
Sample analyses 98
Statistical analyses 99
Results 99
Serological results 99
Antibody kinetics 100
Interaction between Salmonella and L. intracellularis 100
Dam, weight and management effect 100
Discussion 101
Serological results 102
Antibody kinetics 102
Interaction between Salmonella and L. intracellularis 103
Dam, weight and management 104
Conclusion 106
CHAPTER 3.2: VACCINATION AGAINST MYCOPLASMA HYOPNEUMONIAE OF PIGS VERSUS PROTECTIVE MEASURES IN RELATION TO TIME-COURSE OF SEROCONVERSION AND ZOOTECHNICAL RESULTS 107
Introduction 109
Material and methods 109
Herd selection and housing conditions 109
Study design 111
Sample analyses 112
Statistical analyses 113
Results 113
Experimental study 113
Longitudinal design for the non-vaccinated herds 114
Antibody kinetics 114
Dam and weight effect 115
Discussion 116
Experimental study 116
Longitudinal design for the non-vaccinated herds 118
Antibody kinetics 119
Dam and weight effect 119
Conclusion 121
CHAPTER 4: EXPERIMENTAL STUDY 123
CHAPTER 4.1: INFLUENCE OF PEN DESIGN AND VACCINATION ON SEROCONVERSION TO MYCOPLASMA HYOPNEUMONIAE IN PIGS 125
Introduction 127
Material and methods 127
Animals and housing 127
Experimental design and treatment groups 128
Blood sampling and analyses 128
Live weight and medication recording 129
Lung lesions scoring 129
Statistical analyses 130
Results 130
Average daily growth 131
Slaughter lesions 132
Discussion 133
Effect of vaccination 133
Effect of snout contact 134
Effect of vaccination in combination with snout contact 135
Effect of seroconversion and slaughter lesions 135
Conclusion 136
CHAPTER 4.2: VACCINATION AS ALTERNATIVE PREVENTIVE TREATMENT FOR PORCINE PROLIFERATIVE ENTEROPATHY 137
Introduction 139
Materials and methods 139
Animals and housing 139
Experimental design and treatment groups 140
Blood sampling and analyses 141
Live weight, feed intake and medication recording 141
Statistical analyses 142
Results 142
Discussion 144
CHAPTER 4.3: SALMONELLA CONTROL AT THE HERD LEVEL: BOOT DISINFECTION AND CLEAN DOWNTIME 147
Introduction 149
Material and methods 149
Animals and housing 149
Experimental design 150
Boot mats 150
Clean downtime 150
Blood sampling and analyses 151
Live weight and medication recording 151
Statistical analyses 152
Results 152
Desinfection mats for boots 152
Clean downtime 154
Discussion 155
Disinfection mats for boots 155
Clean downtime 156
Conclusion 157
CHAPTER 4.4: ACIDIFYING DRINKING WATER AND ADAPTATION OF PHOTOPERIOD AS ALTERNATIVE CONTROL STRATEGIES FOR SALMONELLA AND LAWSONIA INTRACELLULARIS SEROPREVALENCE IN PIGS 159
Introduction 161
Material and methods 162
Animals and housing 162
Experimental design 163
Water acidification 163
Photoperiod 163
Blood sampling and analyses 164
Live weight, feed intake and medication recording 164
Ear and tail biting lesions 164
Statistical analyses 165
Results 166
Water acidification 166
Growth rate 166
Serology 166
Photoperiod 167
Growth rate 167
Serology 168
Ear and tail biting lesions 169
Discussion 169
Water acidification 169
Photoperiod 171
Conclusion 172
GENERAL DISCUSSION AND CONCLUSIONS 173
General discussion 175
Conclusion 181
Perspectives for future research 181
CITED REFERENCES 185status: publishe
Discrepancies between the isolation of Salmonella from mesenteric lymph nodes and the results of serological screening in slaughter pigs
Most Salmonella control programmes are based on serological testing in the slaughterhouse. However, from a point of view of carcass contamination, it is rather the presence of Salmonella spp. in the animal at the time of slaughter that is important. The aim of this cross-sectional study was to investigate the possible discrepancies between the isolation of Salmonella spp. in the mesenteric lymph nodes and the results of serological screening. In total, 1821 fattening pigs originating from 60 Belgian farrow-to-finish herds were sampled in the slaughterhouse. The serum samples were analysed using an indirect mix-ELISA for the presence of Salmonella antibodies and evaluated at 3 cut-off values namely 10, 20, and 40% Optical Density (OD). All mesenteric lymph node samples were submitted to qualitative Salmonella isolation and a representative number of isolates was serotyped. From each herd, 30 animals were screened both serologically and bacteriologically and the herd was considered as positive when at least one sample was positive. At the herd level, 83.6% (cut-off OD 40%) to 100.0% (cut-off OD 10%) of the herds from which Salmonella had been isolated were evaluated as seropositive. At the individual level, only 34.5% (cut-off OD 40%) to 82.8% (cut-off OD 10%) of the animals from which Salmonella had been isolated were seropositive. Overall, a weak agreement was found between bacteriology and serology for Salmonella diagnosis. If pig herds are categorised using serological tests in the slaughterhouse, one should be aware of the fact that slaughter pigs can still harbour Salmonella spp. in the mesenteric lymph nodes, without being detected in serological tests. The cut-off value used to evaluate a sample as serologically positive and the number of samples per herd are of major importance to classify herds correctly in order to protect human health
Effects of DON and an adsorbent on oxidative stress in the liver of broiler chickens.
<p>Results are presented as mean (± SEM) mRNA expression. Fold change in gene expression levels of the chicken liver relative to control group, which is considered 1. * Indicates significant differences between treated and control animals.</p
MOESM8 of In-feed bambermycin medication induces anti-inflammatory effects and prevents parietal cell loss without influencing Helicobacter suis colonization in the stomach of mice
Additional file 8. Bacterial community compositions present in the stomach of each individual mice. The cumulated histograms show the relative abundance of the identified taxa at phylum (A), family (B) or genus (C) level. At family and genus level, taxa with a relative abundance < 1% are merged in the category “others”. M1_ = group 1 = H. suis-negative control group without bambermycin supplementation; M2_ = group 2 = 32 ppm bambermycin supplemented, non-H. suis infected group; M3_ = group 3 = 64 ppm bambermycin supplemented, non-H. suis infected group; M4_ = group 4 = H. suis-positive control group without bambermycin supplementation; M5_ = group 5 = 32 ppm bambermycin supplemented, H. suis infected group; M6_ = group 6 = 64 ppm bambermycin supplemented, H. suis infected group. The unclassified populations correspond to defined groups of the genus level for which a taxonomical classification assignation to the genus cannot be attributed. These populations are therefore labelled with the first defined superior hierarchical taxonomic level followed by “_unclassified” to prevent confusion
MOESM7 of In-feed bambermycin medication induces anti-inflammatory effects and prevents parietal cell loss without influencing Helicobacter suis colonization in the stomach of mice
Additional file 7. Overview of the number of pyrosequencing reads for each mice. Group 1 = H. suis-negative control group without bambermycin supplementation; group 2 = 32 ppm bambermycin supplemented, non-H. suis infected group; group 3 = 64 ppm bambermycin supplemented, non-H. suis infected group; group 4 = H. suis-positive control group without bambermycin supplementation; group 5 = 32 ppm bambermycin supplemented, H. suis infected group; group 6 = 64 ppm bambermycin supplemented, H. suis infected group
Effects of DON and an adsorbent on intestinal barrier in broiler chickens.
<p>Results are presented as mean (± SEM) mRNA expression. Fold change in gene expression levels of the chicken intestines relative to control group, which is considered 1. <sup>a–c</sup> Different lower-case letters indicate significant differences between groups.</p
Length of villi (µm) and crypt depth (µm) in duodenum, jejunum and ileum after 3 weeks feeding a control diet or feed contaminated with DON, either or not supplemented with an adsorbing agent. Results are presented as mean values and standard deviations of fifteen villi or crypts measured from 8 chickens per treatment group.
<p>a,b mean values within a row with unlike superscript letters are significantly different (p≤0.05).</p