330 research outputs found
Modelmatige beschrijvingen van de gewasreacties op waterstress en/of nutriëntentekort: een literatuurstudie
Van een aantal gewasgroeimodellen zijn de vergelijkingen beschreven waarmee de door water en nutriënten gelimiteerde gewasopbrengst wordt berekend. Het effect van waterstress op de gewasopbrengst wordt in bijna alle modellen weergegeven als de verhouding tussen de werkelijke en potentiële transpiratie. De modellen verschillen in de wijze waarop de werkelijke transpiratie wordt berekend. De afname van de gewasgroei door stikstoftekort wordt in bijna alle modellen beschreven door een relatie tussen de bruto-droge-stofproduktie en de stikstofinhoud van het gewas, waarbij wordt aangenomen dat een stikstoftekort de gewasgroei beperkt zonder direct het watergebruik te beonvloeden. Stikstofopname wordt in de modellen op verschillende detailniveaus beschreven
Tricarbonyliron(0) complexes of bio-derived η4 cyclohexadiene ligands: An approach to analogues of oseltamivir
We have prepared novel [η4] and [η5]+ tricarbonyliron complexes from an unusual enantiopure cyclohexadiene ligand that possesses a quaternary stereocentre; this in turn is prepared through biotransformation of an aromatic ring. The cyclohexadiene ligand initially possessed two hydroxyl groups, both of which could be substituted with other functionality by means of an overall [η4] → [η5]+ → [η4] → [η5]+ → [η4] sequence. From six novel tricarbonyliron complexes which have been prepared, three have been characterised by x-ray crystallography. The reaction sequence we describe is potentially of relevance to the synthesis of analogues of the anti-influenza drug oseltamivir. In addition, the failure of an attempted addition of a bulky nitrogen nucleophile to an [η5]+ complex sheds light on the limits of reactivity for such additions. Thus, two bulky nucleophiles which are each known to add successfully to unencumbered [η5]+ complexes seemingly cannot be added sequentially to adjacent positions on the cyclohexadiene ligand
Tricarbonyliron(0) complexes of bio-derived η4 cyclohexadiene ligands: An approach to analogues of oseltamivir
AbstractWe have prepared novel [η4] and [η5]+ tricarbonyliron complexes from an unusual enantiopure cyclohexadiene ligand that possesses a quaternary stereocentre; this in turn is prepared through biotransformation of an aromatic ring. The cyclohexadiene ligand initially possessed two hydroxyl groups, both of which could be substituted with other functionality by means of an overall [η4] → [η5]+ → [η4] → [η5]+ → [η4] sequence. From six novel tricarbonyliron complexes which have been prepared, three have been characterised by x-ray crystallography. The reaction sequence we describe is potentially of relevance to the synthesis of analogues of the anti-influenza drug oseltamivir. In addition, the failure of an attempted addition of a bulky nitrogen nucleophile to an [η5]+ complex sheds light on the limits of reactivity for such additions. Thus, two bulky nucleophiles which are each known to add successfully to unencumbered [η5]+ complexes seemingly cannot be added sequentially to adjacent positions on the cyclohexadiene ligand
Emissions of transboundary air pollutants in the Netherlands 1990-2012 : Informative Inventory Report 2014
Emissies Nederland blijven in 2012 onder nationale plafonds De uitstoot van stikstofoxiden (NOx), ammoniak, zwaveldioxide en niet-methaan vluchtige organische stoffen (NMVOS) is in 2012 in Nederland licht gedaald. Daarmee bleef de uitstoot onder de maxima die de Europese Unie daaraan sinds 2010 stelt. Nederland voldoet daardoor, net als in 2011, aan de vier 'nationale emissieplafonds' (NEC) voor deze stoffen. Dit blijkt uit de Nederlandse emissiecijfers van grootschalige luchtverontreinigende stoffen. Het RIVM verzamelt en analyseert deze cijfers. Behalve bovengenoemde stoffen gaat het om de uitstoot van koolmonoxide, fijn stof (PM10), zware metalen en persistente organische stoffen (POP's). De uitstoot van al deze stoffen is tussen 1990 en 2012 gedaald. Dit komt vooral door schonere auto's en brandstoffen en door emissiebeperkende maatregelen van industriële sectoren. Meer kilometers door bromfietsen Door de jaren heen zijn de methoden om de emissies te berekenen verbeterd, wat nu resulteert in nauwkeurigere cijfers. De emissies van bromfietsen en motorfietsen zijn afhankelijk van het aantal gereden kilometers per jaar en daar is nu beter inzicht in. Het totale aantal gereden kilometers door bromfietsen blijkt in de afgelopen jaren bijna twee keer zo hoog is als werd gedacht. Daarmee is de uitstoot van schadelijke stoffen navenant hoger. Ten opzichte van andere typ voertuigen blijven bromfietsen echter een relatief kleine emissiebron en dragen ze beperkt bij aan de totale nationale emissies. In steden zijn ze wel een relevante bron. Het aantal gereden kilometers door motorfietsen, en daarmee de uitstoot, blijft in lijn met eerdere inzichten. Vrachtauto's zwaarder beladen De uitstoot van schadelijke stoffen door vrachtauto's is voor het eerst berekend op basis van recente inzichten in het gewicht van vrachtauto's. Trekker-opleggers blijken zwaarder beladen dan tot nu toe werd verondersteld. Ook rijden vrachtauto's vaker met een aanhanger dan tot nu toe werd aangenomen, waardoor ze zwaarder zijn. Een hoger gewicht betekent een hoger brandstofverbruik, en veelal ook een hogere uitstoot per gereden kilometer. De uitstoot van PM10 door vrachtauto's is hierdoor circa 5 procent hoger dan in de vorige IIR-rapportage. Hogere emissies ammoniak De uitstoot van ammoniak blijkt hoger dan eerder werd verondersteld vanwege enkele nieuwe inzichten; de cijfers zijn hierdoor vanaf 1997 bijgesteld. Zo worden luchtwassers, die voornamelijk op varkensstallen zitten, niet altijd gebruikt. Ook is vanaf 2002 in melkveestallen het leefoppervlak per dier toegenomen. Door het grotere contactoppervlak van mest met lucht wordt meer ammoniak uitgestoten. Door de aangepaste aannames is het nationale totaal met 6,6 kiloton verhoogd ten opzichte van 2011.Emissions the Netherlands in 2012 remain under national ceilings Emissions of nitrogen oxides (NOx), ammonia, sulphur dioxide and non-methane volatile organic compounds (NMVOC) in the Netherlands have slightly decreased in 2012. Consequently, the emissions stayed below the caps the European Union has set from 2010. Herewith, the Netherlands comply with all four so-called emission ceilings (NEC). This has become apparent from the emission data on air pollutants from the Netherlands. RIVM collects and reports these data. Besides above-mentioned substances, emissions of carbon monoxide, particulate matter (PM10), heavy metals and persistent organic pollutants (POPs) have been reported. The emissions of all substances have decreased in the 1990 - 2012 period. The downward trend may in particular be attributed to cleaner fuels, cleaner car engines and to emission reductions in the industrial sectors. More kilometres by mopeds Over the years emission calculation methods have been improved, resulting in higher data accuracy. In 2012, the emissions from mopeds and motorcycles have been calculated, based on improved knowledge of the mileages. The total number of kilometres driven by mopeds appears to have been nearly twice as high in recent years. As a result, the emissions of pollutants are proportionally higher. In relation to the total number of vehicles, the number of mopeds however remains relatively low and their contribution to the total national emissions is limited. In cities, they are a relevant source. The mileages by motorcycles, and consequently their emissions remain in line with previous insights. Heavy-duty vehicles carry heavier loads Emissions of pollutants by heavy-duty trucks have for the first time been calculated on the basis of recent insights in truck loads. Tractor-trailer combinations appear to carry heavier loads and the fraction of trailers behind rigid trucks is larger than previously assumed. A heavier load means a higher fuel use and for most substances a higher emission per kilometre driven. PM10 emissions by heavy-duty trucks are about 5 percent higher than in the previous IIR report. Higher agricultural ammonia emissions Agricultural ammonia emissions appear to be higher than previously assumed because of new insights. Air scrubbers on animal housing (predominantly pigs) were not always in use or even employed. Since 2002, the living space per animal has increased for dairy cattle housing. This resulted in a higher contact surface manure-air and thus more ammonia emitted. The new insights have raised the national total of ammonia emissions by about 6 percent compared to 2011
Sitting patterns in cardiovascular disease patients compared with healthy controls and impact of cardiac rehabilitation.
Purpose: To identify how and when to intervene in cardiovascular disease (CVD) patients' sedentary behavior, we moved beyond studying total volume of sitting and examined sitting patterns. By analyzing the timing of stand-to-sit and sit-to-stand transitions, we compared sitting patterns (a) between CVD patients and healthy controls, and (b) before and after cardiac rehabilitation (CR).
Methods: One hundered twenty nine CVD patients and 117 age-matched healthy controls continuously wore a tri-axial thigh-worn accelerometer for 8 days (>120 000 posture transitions). CVD patients additionally wore the accelerometer directly and 2 months after CR.
Results: With later time of the day, both CVD patients and healthy controls sat down sooner (i.e., shorter standing episode before sitting down; HR = 1.01, 95% CI [1.011, 1.015]) and remained seated longer (HR = 0.97, CI [0.966, 0.970]). After more previous physical activity, both groups sat down later (HR = 0.97, CI [0.959, 0.977]), and patients remained seated longer (HR = 0.96; CI [0.950, 0.974]). Immediately and 2-months following CR, patients sat down later (HRpost-CR = 0.96, CI [0.945, 0.974]; HRfollow-up = 0.96, CI [0.948, 0.977]) and stood up sooner (HRpost-CR = 1.04, CI [1.020, 1.051]; HRfollow-up = 1.03, CI [1.018, 1.050]). These effects were less pronounced with older age, higher BMI, lower sedentary behavior levels, and/or higher physical activity levels at baseline.
Conclusion: Cardiac rehabilitation programs could be optimized by targeting CVD patients' sit-to-stand transitions, by focusing on high-risk moments for prolonged sitting (i.e., in evenings and after higher-than-usual physical activity) and attending to the needs of specific patient subgroups
De geprotocolleerde Interapy-behandeling van depressie via het internet; resultaten van een gerandomiseerde trial
Psychologische behandelingen via internet bieden een nieuwe mogelijkheid voor de geestelijke gezondheidszorg. In samenwerking met de Stichting Mentrum ggz Amsterdam heeft Interapy een behandeling voor depressie via internet opgezet. De behandeling bestaat uit cognitief-gedragstherapeutische interventies, zoals psycho-educatie, schrijfopdrachten, registratie, activatie, het uitdagen van negatieve automatische gedachten en terugvalpreventie. Dit artikel beschrijft de procedure, de behandeling en de resultaten van een vergelijkende studie onder cliënten die matig tot ernstig depressief waren. De cliënten die direct actief werden behandeld (N = 32) verbeterden significant meer dan de cliënten in de psycho-educatieconditie (N = 14). Deze tweede groep kreeg de actieve behandeling ongeveer twaalf weken later. De effecten waren groot. In de actief behandelde groep liet 75 procent van de cliënten klinisch relevante verbetering zien, in de psycho-educatieconditie was dat percentage 36. Uit de follow-up na zes weken bleek dat de verbeteringen standhielden
- …