42 research outputs found

    Performance characteristics of the determination of 'total phosphorus'

    No full text
    Een aantal prestatiekenmerken voor de bepaling van totaal-fosfor waarvan de concentratie routinematig wordt bepaald onder meer ten behoeve van het meetnet grondwater, zijn nader vastgelegd. Het betreft precisie, onderste analysegrens, de invloed van matrix-effecten op precisie en nauwkeurigheid, en het storingsnivo van ijzer(III). De precisie (als reproduceerbaarheid) kan over het hele meetbereik worden weergegeven door de formule "wortel" [2.25 + 51.8/[P])2] %, waarbij [P] de concentratie totaal-fosfor in mumol/l. De onderste analysegrens kan op het huidige nivo van 2 mumol/l P worden gehandhaafd, met een toelaatbaar gehalte aan ijzerhoudende componenten in de matrix van 150 mumol/l Fe. IJzer(III) heeft wel storende effecten op de nauwkeurigheid, maar niet op de precisie van de totaal-fosfor bepaling.A number of performance characteristics of the determination of 'total phosphorus' have been investigated. Precision, detection limits of the method as practized in the Laboratory of Inorganic Chamistry, and matrix effects on precision and on accuracy, more specifically the interferences by iron (III) , are described.RIV

    Toepassing van in vitro digestiemodellen om het vrijkomen van lood en ftalaat uit speelgoed en azo-kleurstoffen uit textiel te schatten

    No full text
    Children can be orally exposed to compounds by chewing, sucking and ingestion of toy (parts). Only the fraction of contaminant that is released from the toy in the gastrointestinal tract can reach the blood stream (internal exposure) and can contribute to toxicity. Three physiologically based in vitro digestion models have been developed in the present project. These digestion models can be used to estimate the amount of contaminant that can be released from toy during sucking and/or ingestion. By using only this released fraction of the contaminant for exposure assessment, the risk assessment can be refined and risks will be less easily overestimated. The present report describes application of the in vitro digestion models to several cases. Firstly, the effect is studied of the amount of matrix on the release of lead from chalk and paint chips in the stomach and intestinal phase. Furthermore, the release of phthalate from PVC disks, and the release of azo dyes from textile into saliva simulant is investigated. In all cases, considerably less than 100% of the contaminant was released into digestive juice, indicating that children are probably exposed to only a fraction of the contaminant load during sucking and/or ingestion of the tested matrices. The results of phthalate were compared to results of a human volunteer study.Kinderen kunnen worden blootgesteld aan stoffen afkomstig uit speelgoed als gevolg van sabbelen en eventueel inslikken van (stukjes) speelgoed. Alleen het deel van de contaminant dat is vrijgemaakt van het speelgoed in het maagdarmkanaal kan terechtkomen in de bloedbaan (interne blootstelling) en kan toxiciteit veroorzaken. In het huidige project zijn een drietal in vitro digestiemodellen ontwikkeld op basis van de fysiologie van het maagdarmkanaal van kinderen, waarmee op eenvoudige wijze kan worden geschat hoeveel van een contaminant vrijkomt als kinderen op de matrix sabbelen en/of inslikken. Door alleen dit vrijgekomen deel van de stof te gebruiken voor de blootstellingsschatting, kan de risicobeoordeling worden verfijnd en zullen minder snel risico's worden overschat. Het huidige rapport beschrijft het toepassen van de in vitro digestiemodellen aan verschillende (praktijk)voorbeelden. Ten eerste is het effect van de hoeveelheid matrix op het vrijkomen van lood uit stoepkrijt en verfschilders in maag- en darmsap bestudeerd. Tevens is het vrijkomen van ftalaat uit PVC schijfjes, en het vrijkomen van azo-kleurstoffen uit textiel in speekselsimulant bestudeerd. In alle gevallen kwam aanzienlijk minder dan 100% van de contaminant vrij. Dit betekent dat kinderen waarschijnlijk slechts aan een deel van de contaminanten in de bestudeerde matrices worden blootgesteld als ze op de matrix sabbelen of haar inslikken. De resultaten van ftalaat zijn vergeleken met data van een humane vrijwilligersstudie

    Toepassing van in vitro digestiemodellen om het vrijkomen van lood en ftalaat uit speelgoed en azo-kleurstoffen uit textiel te schatten

    No full text
    Kinderen kunnen worden blootgesteld aan stoffen afkomstig uit speelgoed als gevolg van sabbelen en eventueel inslikken van (stukjes) speelgoed. Alleen het deel van de contaminant dat is vrijgemaakt van het speelgoed in het maagdarmkanaal kan terechtkomen in de bloedbaan (interne blootstelling) en kan toxiciteit veroorzaken. In het huidige project zijn een drietal in vitro digestiemodellen ontwikkeld op basis van de fysiologie van het maagdarmkanaal van kinderen, waarmee op eenvoudige wijze kan worden geschat hoeveel van een contaminant vrijkomt als kinderen op de matrix sabbelen en/of inslikken. Door alleen dit vrijgekomen deel van de stof te gebruiken voor de blootstellingsschatting, kan de risicobeoordeling worden verfijnd en zullen minder snel risico's worden overschat. Het huidige rapport beschrijft het toepassen van de in vitro digestiemodellen aan verschillende (praktijk)voorbeelden. Ten eerste is het effect van de hoeveelheid matrix op het vrijkomen van lood uit stoepkrijt en verfschilders in maag- en darmsap bestudeerd. Tevens is het vrijkomen van ftalaat uit PVC schijfjes, en het vrijkomen van azo-kleurstoffen uit textiel in speekselsimulant bestudeerd. In alle gevallen kwam aanzienlijk minder dan 100% van de contaminant vrij. Dit betekent dat kinderen waarschijnlijk slechts aan een deel van de contaminanten in de bestudeerde matrices worden blootgesteld als ze op de matrix sabbelen of haar inslikken. De resultaten van ftalaat zijn vergeleken met data van een humane vrijwilligersstudie.Children can be orally exposed to compounds by chewing, sucking and ingestion of toy (parts). Only the fraction of contaminant that is released from the toy in the gastrointestinal tract can reach the blood stream (internal exposure) and can contribute to toxicity. Three physiologically based in vitro digestion models have been developed in the present project. These digestion models can be used to estimate the amount of contaminant that can be released from toy during sucking and/or ingestion. By using only this released fraction of the contaminant for exposure assessment, the risk assessment can be refined and risks will be less easily overestimated. The present report describes application of the in vitro digestion models to several cases. Firstly, the effect is studied of the amount of matrix on the release of lead from chalk and paint chips in the stomach and intestinal phase. Furthermore, the release of phthalate from PVC disks, and the release of azo dyes from textile into saliva simulant is investigated. In all cases, considerably less than 100% of the contaminant was released into digestive juice, indicating that children are probably exposed to only a fraction of the contaminant load during sucking and/or ingestion of the tested matrices. The results of phthalate were compared to results of a human volunteer study.Kv

    Application of in vitro digestion models to assess release of lead and phthalate from toy matrices and azo dyes from textile

    No full text
    Kinderen kunnen worden blootgesteld aan stoffen afkomstig uit speelgoed als gevolg van sabbelen en eventueel inslikken van (stukjes) speelgoed. Alleen het deel van de contaminant dat is vrijgemaakt van het speelgoed in het maagdarmkanaal kan terechtkomen in de bloedbaan (interne blootstelling) en kan toxiciteit veroorzaken. In het huidige project zijn een drietal in vitro digestiemodellen ontwikkeld op basis van de fysiologie van het maagdarmkanaal van kinderen, waarmee op eenvoudige wijze kan worden geschat hoeveel van een contaminant vrijkomt als kinderen op de matrix sabbelen en/of inslikken. Door alleen dit vrijgekomen deel van de stof te gebruiken voor de blootstellingsschatting, kan de risicobeoordeling worden verfijnd en zullen minder snel risico's worden overschat. Het huidige rapport beschrijft het toepassen van de in vitro digestiemodellen aan verschillende (praktijk)voorbeelden. Ten eerste is het effect van de hoeveelheid matrix op het vrijkomen van lood uit stoepkrijt en verfschilders in maag- en darmsap bestudeerd. Tevens is het vrijkomen van ftalaat uit PVC schijfjes, en het vrijkomen van azo-kleurstoffen uit textiel in speekselsimulant bestudeerd. In alle gevallen kwam aanzienlijk minder dan 100% van de contaminant vrij. Dit betekent dat kinderen waarschijnlijk slechts aan een deel van de contaminanten in de bestudeerde matrices worden blootgesteld als ze op de matrix sabbelen of haar inslikken. De resultaten van ftalaat zijn vergeleken met data van een humane vrijwilligersstudie

    Consumentenproducten in vitro digestie model: bioaccessibility van contaminanten en de toepassing hiervan in de risicobeoordeling

    Get PDF
    There are only a limit number of regulatory standard for contaminants present in toys. These regulatory standards mainly concern metals. These regulatory standards are based on several assumptions, for example the amount of toy swallowed by a child. In addition, for other contaminants other than certain metals (e.g. lead) it is assumed that 100% of the contaminant in the toy will reach the blood circulation and thus can cause damage to tissues and organs. However, these assumptions are not realistic for each toy or contaminant.To come to a realistic risk assessment, methods are necessary for a more accurate estimation of the amount of contaminant that is released from a toy in case it is sucked on (for example teething ring) or parts are swallowed (like finger paint). Therefore, an in vitro digestion model was developed in the current project. The extent of release of the contaminant in the gastrointestinal tract from a toy matrix can be studied with this model (bioaccessible fraction) in case the toy is sucked on or parts are swallowed. Using this bioaccessible fraction, a realistic estimation of the amount of contaminant that reaches the tissues and organs can be made.The set-up of the in vitro digestion model was so that on the one hand the human physiology of the gastrointestinal tract is simulated as closely as possible and on the other hand that it is simple, fast and cheap method.Slechts een beperkt aantal normen zijn beschikbaar voor de aanwezigheid van contaminanten in speelgoed. De normen die er zijn, hebben veelal betrekking op metalen. In de onderbouwing van deze normen worden aannames gedaan, onder andere over de hoeveelheid speelgoed die door een kind kan worden ingeslikt. Daarnaast wordt er veelal van uitgegaan dat 100% van de contaminant anders dan voor een aantal metalen, dat in het speelgoed aanwezig is, in het bloed wordt opgenomen en zo eventueel schade in weefsels en organen kan veroorzaken. Deze aannames zijn echter zeker niet voor ieder type speelgoed en voor iedere contaminant realistisch.Om tot een realistische risicoschatting te komen zijn methodieken nodig om een goede inschatting te kunnen maken van de hoeveelheid contaminant die vrijkomt uit speelgoed indien hierop gesabbeld wordt (bijvoorbeeld bijtring) of delen worden ingeslikt (zoals vingerverf). In het huidige project is daarom het in vitro digestiemodel ontwikkeld. Hiermee kan worden onderzocht in welke mate de contaminant in het maagdarmkanaal wordt vrijgemaakt uit de speelgoedmatrix (de bioaccessible fractie) indien op speelgoed wordt gesabbeld en stukjes speelgoed eventueel worden doorgeslikt. Uit deze bioaccessible fractie kan eenvoudig een realistische schatting worden gemaakt van de hoeveelheid contaminant die de weefsels en organen kan bereiken.Het in vitro digestiemodel is zo opgezet dat het enerzijds de humane fysiologie van het maagdarmkanaal zo goed mogelijk weerspiegelt en anderzijds eenvoudig, snel en goedkoop uitvoerbaar is

    Consumentenproducten in vitro digestie model: bioaccessibility van contaminanten en de toepassing hiervan in de risicobeoordeling

    No full text
    Slechts een beperkt aantal normen zijn beschikbaar voor de aanwezigheid van contaminanten in speelgoed. De normen die er zijn, hebben veelal betrekking op metalen. In de onderbouwing van deze normen worden aannames gedaan, onder andere over de hoeveelheid speelgoed die door een kind kan worden ingeslikt. Daarnaast wordt er veelal van uitgegaan dat 100% van de contaminant anders dan voor een aantal metalen, dat in het speelgoed aanwezig is, in het bloed wordt opgenomen en zo eventueel schade in weefsels en organen kan veroorzaken. Deze aannames zijn echter zeker niet voor ieder type speelgoed en voor iedere contaminant realistisch.Om tot een realistische risicoschatting te komen zijn methodieken nodig om een goede inschatting te kunnen maken van de hoeveelheid contaminant die vrijkomt uit speelgoed indien hierop gesabbeld wordt (bijvoorbeeld bijtring) of delen worden ingeslikt (zoals vingerverf). In het huidige project is daarom het in vitro digestiemodel ontwikkeld. Hiermee kan worden onderzocht in welke mate de contaminant in het maagdarmkanaal wordt vrijgemaakt uit de speelgoedmatrix (de bioaccessible fractie) indien op speelgoed wordt gesabbeld en stukjes speelgoed eventueel worden doorgeslikt. Uit deze bioaccessible fractie kan eenvoudig een realistische schatting worden gemaakt van de hoeveelheid contaminant die de weefsels en organen kan bereiken.Het in vitro digestiemodel is zo opgezet dat het enerzijds de humane fysiologie van het maagdarmkanaal zo goed mogelijk weerspiegelt en anderzijds eenvoudig, snel en goedkoop uitvoerbaar is.There are only a limit number of regulatory standard for contaminants present in toys. These regulatory standards mainly concern metals. These regulatory standards are based on several assumptions, for example the amount of toy swallowed by a child. In addition, for other contaminants other than certain metals (e.g. lead) it is assumed that 100% of the contaminant in the toy will reach the blood circulation and thus can cause damage to tissues and organs. However, these assumptions are not realistic for each toy or contaminant.To come to a realistic risk assessment, methods are necessary for a more accurate estimation of the amount of contaminant that is released from a toy in case it is sucked on (for example teething ring) or parts are swallowed (like finger paint). Therefore, an in vitro digestion model was developed in the current project. The extent of release of the contaminant in the gastrointestinal tract from a toy matrix can be studied with this model (bioaccessible fraction) in case the toy is sucked on or parts are swallowed. Using this bioaccessible fraction, a realistic estimation of the amount of contaminant that reaches the tissues and organs can be made.The set-up of the in vitro digestion model was so that on the one hand the human physiology of the gastrointestinal tract is simulated as closely as possible and on the other hand that it is simple, fast and cheap method.VW

    ADAMTS13 activity in sickle cell disease

    No full text
    Sickle red blood cell (SRBC)-endothelial adhesion plays a central role in sickle cell disease (SCD)-related vaso-occlusion. As unusually large von Willebrand factor (ULVWF) multimers mediate SRBC-endothelial adhesion, we investigated the activity of ADAMTS13, the metalloprotease responsible for cleaving ULVWF multimers, in SCD. ADAMTS13 activity was determined using a quantitative immunoblotting assay. VWF:Ag and VWF:RCo were determined using commercial assays. The high-molecular-weight VWF multimer percentage was determined by employing gel electrophoresis. ADAMTS13 activity was similar among asymptomatic patients (n = 8), patients at presentation with a painful crisis (n = 23), and healthy controls. ADAMTS13/VWF:Ag ratios were lower in patients compared to healthy HbAA controls, with the lowest values at presentation with a painful crisis (P = 0.02). Division of samples in those with VWF:RCo/VWF:Ag ratios or= 0.70 revealed significantly more samples with ratios >or= 0.70 (P = 0.01) collected during painful crises. ULVWF multimers were detected in 6 patient samples and in 1 control sample. ADAMTS13/VWF:Ag ratios were inversely related to the duration of symptoms at presentation with an acute vaso-occlusive event (r(s)-0.67, P = 0.002). Although SCD is characterized by elevated VWF:Ag levels, no severe ADAMTS13 deficiency was detected in our patients
    corecore