13 research outputs found

    Soil networks become more connected and take up more carbon as nature restoration progresses

    Get PDF
    Soil organisms have an important role in aboveground community dynamics and ecosystem functioning in terrestrial ecosystems. However, most studies have considered soil biota as a black box or focussed on specific groups, whereas little is known about entire soil networks. Here we show that during the course of nature restoration on abandoned arable land a compositional shift in soil biota, preceded by tightening of the belowground networks, corresponds with enhanced efficiency of carbon uptake. In mid- and long-term abandoned field soil, carbon uptake by fungi increases without an increase in fungal biomass or shift in bacterial-to-fungal ratio. The implication of our findings is that during nature restoration the efficiency of nutrient cycling and carbon uptake can increase by a shift in fungal composition and/or fungal activity. Therefore, we propose that relationships between soil food web structure and carbon cycling in soils need to be reconsidered

    Tiny Forests: groene mini-oases in de stad : Monitoring van biodiversiteit en bijdragen aan CO2-opslag, wateropvang en tegengaan hittestress in elf Tiny Forests

    No full text
    Het Tiny Forest-project komt voort uit een maatschappelijk initiatief geïnitieerd door IVN Nederland. Doel van de aanleg van een Tiny Forest is om het verlies aan biodiversiteit in stedelijk gebied een halt toe te roepen en om mensen die biodiversiteit te laten beleven, zodat zij de waarde daarvan blijven inzien. Wageningen Environmental Research volgde elf Tiny Forests in de periode 2018 tot en met 2021. Het onderzoek werd uitgevoerd door professionals in samenwerking met IVN Nederland en honderd vrijwilligers.In dit project werd onderzocht of een Tiny Forest biodiversiteit oplevert en in hoeverre de biodiversiteit in beeld kan worden gebracht met behulp van Citizen Science.---The Tiny Forest project is the result of a social initiative initiated by IVN Netherlands. The aim of a Tiny Forest is to halt the loss of biodiversity in urban areas and to allow people to experience this biodiversity, so that they continue to appreciate its value. Wageningen Environmental Research followed 11 Tiny Forests in the period 2018 to 2021. The research was carried out by professionals in collaboration with IVN Netherlands and 100 volunteers. In this project it was investigated whether a Tiny Forest provides biodiversity and to what extent the biodiversity can be monitored with the help of Citizen Science

    Heavy metal concentrations in soils, vegetation, earthworms and wood mice from Heteren and Plateaux, The Netherlands

    No full text
    Effects of soil properties on the accumulation of metals to wood mice (Apodemus sylvaticus) were evaluated at two sites with different pH and organic matter content of the soil. pH and organic matter content significantly affected accumulation of Cd, Cu, Pb and Zn in earthworms and vegetation. For Cd, Cu and Zn these effects propagated through the food web to the wood mouse. Soil-to-kidney ratios differed between sites: Cd: 0.15 versus 3.52, Cu: 0.37 versus 1.30 and Zn: 0.33-0.83. This was confirmed in model calculations for Cd and Zn. Results indicate that total soil concentrations may be unsuitable indicators for risks that metals pose to wildlife. Furthermore, environmental managers may, unintentionally, change soil properties while taking specific environmental measures. In this way they may affect risks of metals to wildlife, even without changes in total soil concentrations

    Waterkwaliteit grondwater : Bodembiologische bescherming

    No full text
    In dit rapport wordt dieper ingegaan op de zogenoemde bodembiologische barrière, de bescherming van het grondwater die wordt geboden door organismen in de bodem die stoffen afbreken. Het rapport laat zien in welke bodems een hoger dan wel een lager zelfreinigend vermogen wordt verwacht. Deze studie maakt onderdeel uit van het project Grondwater van de Kennisimpuls Waterkwaliteit

    Nestelmogelijkheden voor solitaire bijen in bodems van bloemrijke bermen : Een vergelijkend onderzoek tussen ingezaaide en niet-ingezaaide bermen in de gemeente Sint Anthonis

    No full text
    Er zijn sterke aanwijzingen dat zowel de aantallen als de soortendiversiteit van bestuivers de laatste decennia sterk achteruit zijn gegaan. Een speerpunt van de Nationale Bijenstrategie is het verbeteren van het leefgebied van wilde bijen en andere bestuivers. De meeste initiatieven om leefgebied voor wilde bijen te creëren, richten zich op het aanleggen van een bloemrijke vegetatie. Belangrijk voor wilde bijen is echter dat naast voldoende voedsel ook voldoende geschikte nestlocaties aanwezig zijn. De bekende bijenhotels helpen daarbij, maar het overgrote deel van de Nederlandse wilde bijensoorten nestelt ondergronds. Nestgelegenheid voor deze bodemnestelende bijen kan o.a. worden gecreëerd door zogenaamde nestelhoopjes of nesteldijkjes vorm te geven, maar dergelijke maatregelen zijn lang niet overal mogelijk. Een voorbeeld zijn de wegbermen, waar relatief makkelijk meer bloemaanbod te genereren is, maar gezien de verkeersveiligheid minder ruimte is voor het creëren van kale bodem of taluds. Onduidelijk is in hoeverre bloemrijke grasstroken, zoals deze wegbermen, al functioneren als nestlocatie voor wilde bijen en hoe deze potentiële functie verder kan worden bevorderd. In het voorliggende onderzoek is die vraag nader onderzocht door gedurende twee jaren in wegbermen met en zonder ingezaaide bloemranden de aanwezigheid van bodemnestelende bijen te inventariseren
    corecore