931 research outputs found

    Exploring the Status of Transgender Students in Catholic High Schools

    Get PDF
    This paper reports on a recent survey of principals of Catholic high schools across the country regarding the existence of formal gender identity policies or informal practices with respect to the behavior and treatment of transgender students in their schools. The survey’s findings are discussed in the context of recent developments with respect to the science, clinical interventions, and legal accommodations surrounding gender variance. The paper also describes the political developments with respect to this issue and some of the pushback in communities of faith. It concludes by suggesting the need for receptivity to scientific findings as part of a broad-based discussion of gender identity policies in Catholic secondary education

    On the complexity of hierarchical problem solving

    No full text
    Competent Genetic Algorithms can efficiently address problems in which the linkage between variables is limited to a small order k. Problems with higher order dependencies can only be addressed efficiently if further problem properties exist that can be exploited. An important class of problems for which this occurs is that of hierarchical problems. Hierarchical problems can contain dependencies between all variables (k = n) while being solvable in polynomial time. An open question so far is what precise properties a hierarchical problem must possess in order to be solvable efficiently. We study this question by investigating several features of hierarchical problems and determining their effect on computational complexity, both analytically and empirically. The analyses are based on the Hierarchical Genetic Algorithm (HGA), which is developed as part of this work. The HGA is tested on ranges of hierarchical problems, produced by a generator for hierarchical problems

    Keuzeprocessen in de ouderenzorg: een verkennend onderzoek

    Get PDF
    Dit rapport beschrijft de resultaten van een verkennende kwalitatieve studie naar de wijze waarop het keuzeproces voor intramurale zorg verloopt. De aanleiding van dit onderzoek zijn de vele veranderingen die plaatsvinden binnen de ouderenzorg: de zorg verandert van aanbodgericht naar vraaggestuurd, er is een zwaardere indicatie nodig dan voorheen voor intramurale zorg en de vraag naar zwaardere zorg zal toenemen door de vergrijzing. Deze veranderingen hebben gevolgen voor het keuzeproces ten aanzien van intramurale zorg. Dit leidt ertoe dat managers van zorginstellingen op een andere wijze hun marketing- en communicatiebeleid richting stakeholders vorm en inhoud moeten geven. Door middel van semi-gestructureerde interviews onder verschillende stakeholders (n=24) in de provincies Friesland, Groningen en Drenthe is inzicht verkregen in de partijen die betrokken zijn bij dit keuzeproces, de bronnen die worden geraadpleegd voor informatie en de criteria die een rol spelen bij de keuze. Voor deze drie thema’s is er geanalyseerd welke patronen er aanwezig waren in de reacties van alle respondenten. Uit het onderzoek blijkt dat bij het besluit of een cliënt al dan niet opgenomen zal worden de volgende partijen betrokken zijn: de cliënt, de eventuele partner in samenspraak met de familie, de familie, de medewerkers van de thuiszorgorganisatie, de huisarts en de casemanager in geval er een casemanager betrokken is bij de cliënt. In de keuze in welke verpleeginstelling de cliënt zal worden opgenomen spelen de drie eerst genoemde partijen een belangrijke rol, waarbij de uiteindelijke keuze veelal wordt gedaan door de familie. Daarnaast blijkt dat internet, en dan met name de website van de verpleeginstelling, een veel geraadpleegde bron voor informatie is. Tevens blijkt dat een beperkte afstand tot het huidige woonadres dan wel tot familie een erg belangrijk criterium voor de keuze is. Daarnaast kunnen positieve ervaringen van anderen en/of eigen bekendheid met de instelling, een huiselijke sfeer en een positieve bejegening belangrijke criteria zijn. Zorginstellingen zouden zich in de marketingcommunicatie moeten richten op de familie, en dan met name op de kinderen van de cliënt. Daarnaast zouden ze positieve ervaringen van cliënten/familie op de website van de betreffende zorginstelling kunnen plaatsen. Tevens zouden zorginstellingen zich zoveel mogelijk bekend moeten maken onder verschillende partijen, waaronder de cliënt/familie en de huisarts en zouden ze zich meer van elkaar moeten onderscheiden

    De internationalisering van het noordelijk MKB:Een verkennend literatuuronderzoek

    Get PDF
    Dit rapport verschaft inzicht in de vraag waarom de internationalisering van het noordelijk MKB achterblijft bij de rest van het land en bevat aanbevelingen op basis waarvan de regionale overheden en kennisinstellingen hun beleid om deze achterstand op te heffen effectiever kunnen maken. Export is een belangrijke pijler van de noordelijke economie. Belangrijke sectoren zijn energie, de chemie- en kunststofindustrie, landbouw, agrifood, de machine- en elektrotechnische industrie en industriële materialen. De directe export van zowel het noordelijk bedrijfsleven als geheel als van het noordelijk MKB in het bijzonder blijft echter achter bij de rest van het land. Het noordelijk bedrijfsleven blijkt vooral als toeleverancier voor exporterende bedrijven in andere delen van het land te fungeren. Het aandeel van het Noorden in de nationale export is namelijk op basis van de ketenbenadering ruim twee keer zo groot als op basis van de afzetwaarde. Duitsland is het belangrijkste afzetland voor de directe export maar opvallend is dat het gewicht van Duitsland voor Groningen en Drenthe veel geringer is dan voor de overige aan dit land grenzende provincies. Export is belangrijk voor de economie van Noord-Nederland omdat exporterende bedrijven in vergelijking met niet-exporterende bedrijven productiever en innovatiever zijn en daarmee een grote (potentiële) bijdrage aan de economische groei en de groei van de werkgelegenheid leveren. Stimulering van internationalisering helpt het Noorden dus de economische achterstand ten opzichte van de rest van het land in te lopen. De uitgangspositie van het Noorden is echter ongunstig. Vanwege de geringe omvang van de bevolking is de diversiteit van het bedrijfsleven gering en zijn er weinig grote bedrijven en vestigingen van buitenlandse bedrijven. Dit bemoeilijkt voor de noordelijke MKB-bedrijven netwerkvorming om technische en internationale marktinnovatie tot stand te brengen. In de tweede plaats steekt de kwaliteit van de fysieke en kennisinfrastructuur ongunstig af bij de rest van het land. De internationale handelstheorie laat zien dat buitenlandse handel veel moeilijker te realiseren is dan binnenlandse handel vanwege de institutionele verschillen tussen landen op regulatief, cognitief en normatief gebied. Bedrijven moeten over kennis over die verschillen beschikken om succesvol op buitenlandse markten te kunnen opereren. Er zijn twee belangrijke theoretische benaderingen van het internationaliseringsproces van ondernemingen. Volgens het fasemodel verwerft een bedrijf in de loop van de tijd steeds meer kennis en ervaring waardoor het in staat is institutioneel steeds verder verwijderde markten te veroveren. Volgens het netwerkmodel verwerft de ondernemer de benodigde kennis en ervaring via partners in internationale netwerken. Deze twee benaderingen lijken elkaar voor het MKB aan te vullen. Vanwege het gebrek aan interne hulpbronnen moeten MKB-bedrijven in het begin van hun internationaliseringsproces gebruik maken van de hulpbronnen van hun netwerkpartners en bouwen zij hun internationale positie vervolgens steeds meer op eigen kracht uit. Noordelijke MKB-bedrijven blijken inderdaad institutionele verschillen en gebrek aan interne hulpbronnen als de belangrijkste obstakels voor internationalisering te zien. Op basis van de relatief lage innovatiegraad en het gesignaleerde obstakel van concurrentie op buitenlandse markten lijkt gebrek aan bedrijfsspecifiek concurrentievoordeel ook deels de moeizame internationalisering van het noordelijk MKB te verklaren. Dit zou te maken kunnen hebben met een gebrek aan ambitie bij het noordelijk MKB. Kernpunt is dat het noordelijk MKB de mogelijkheden van participatie in voor internationalisering en innovatie relevante netwerken onderbenut. De ongunstige uitgangspositie van het noordelijk MKB maakt ondersteuning door overheid en kennisinstellingen bij internationalisering noodzakelijk. Deze ondersteuning gebeurt momenteel te versnipperd. Daarenboven is de aandacht bij zowel overheid als kennisinstellingen teveel gericht op internationalisering binnen de EU en op technische innovatie. De ondersteuning van het noordelijk MKB kan efficiënter en effectiever gemaakt worden door verbetering van de onderlinge afstemming tussen overheids- en kennisinstellingen, door meer aandacht te schenken aan opkomende economieën buiten de EU en door te benadrukken dat technische innovatie niet zonder marktinnovatie kan. Dit alles betekent dat de samenhang tussen technische en marktinnovatie zowel als versterking van de internationale ambitie van het MKB belangrijke terreinen zijn voor vervolgonderzoek
    corecore