45 research outputs found

    Emissions of transboundary air pollutants in the Netherlands 1990-2012 : Informative Inventory Report 2014

    Get PDF
    Emissies Nederland blijven in 2012 onder nationale plafonds De uitstoot van stikstofoxiden (NOx), ammoniak, zwaveldioxide en niet-methaan vluchtige organische stoffen (NMVOS) is in 2012 in Nederland licht gedaald. Daarmee bleef de uitstoot onder de maxima die de Europese Unie daaraan sinds 2010 stelt. Nederland voldoet daardoor, net als in 2011, aan de vier 'nationale emissieplafonds' (NEC) voor deze stoffen. Dit blijkt uit de Nederlandse emissiecijfers van grootschalige luchtverontreinigende stoffen. Het RIVM verzamelt en analyseert deze cijfers. Behalve bovengenoemde stoffen gaat het om de uitstoot van koolmonoxide, fijn stof (PM10), zware metalen en persistente organische stoffen (POP's). De uitstoot van al deze stoffen is tussen 1990 en 2012 gedaald. Dit komt vooral door schonere auto's en brandstoffen en door emissiebeperkende maatregelen van industriële sectoren. Meer kilometers door bromfietsen Door de jaren heen zijn de methoden om de emissies te berekenen verbeterd, wat nu resulteert in nauwkeurigere cijfers. De emissies van bromfietsen en motorfietsen zijn afhankelijk van het aantal gereden kilometers per jaar en daar is nu beter inzicht in. Het totale aantal gereden kilometers door bromfietsen blijkt in de afgelopen jaren bijna twee keer zo hoog is als werd gedacht. Daarmee is de uitstoot van schadelijke stoffen navenant hoger. Ten opzichte van andere typ voertuigen blijven bromfietsen echter een relatief kleine emissiebron en dragen ze beperkt bij aan de totale nationale emissies. In steden zijn ze wel een relevante bron. Het aantal gereden kilometers door motorfietsen, en daarmee de uitstoot, blijft in lijn met eerdere inzichten. Vrachtauto's zwaarder beladen De uitstoot van schadelijke stoffen door vrachtauto's is voor het eerst berekend op basis van recente inzichten in het gewicht van vrachtauto's. Trekker-opleggers blijken zwaarder beladen dan tot nu toe werd verondersteld. Ook rijden vrachtauto's vaker met een aanhanger dan tot nu toe werd aangenomen, waardoor ze zwaarder zijn. Een hoger gewicht betekent een hoger brandstofverbruik, en veelal ook een hogere uitstoot per gereden kilometer. De uitstoot van PM10 door vrachtauto's is hierdoor circa 5 procent hoger dan in de vorige IIR-rapportage. Hogere emissies ammoniak De uitstoot van ammoniak blijkt hoger dan eerder werd verondersteld vanwege enkele nieuwe inzichten; de cijfers zijn hierdoor vanaf 1997 bijgesteld. Zo worden luchtwassers, die voornamelijk op varkensstallen zitten, niet altijd gebruikt. Ook is vanaf 2002 in melkveestallen het leefoppervlak per dier toegenomen. Door het grotere contactoppervlak van mest met lucht wordt meer ammoniak uitgestoten. Door de aangepaste aannames is het nationale totaal met 6,6 kiloton verhoogd ten opzichte van 2011.Emissions the Netherlands in 2012 remain under national ceilings Emissions of nitrogen oxides (NOx), ammonia, sulphur dioxide and non-methane volatile organic compounds (NMVOC) in the Netherlands have slightly decreased in 2012. Consequently, the emissions stayed below the caps the European Union has set from 2010. Herewith, the Netherlands comply with all four so-called emission ceilings (NEC). This has become apparent from the emission data on air pollutants from the Netherlands. RIVM collects and reports these data. Besides above-mentioned substances, emissions of carbon monoxide, particulate matter (PM10), heavy metals and persistent organic pollutants (POPs) have been reported. The emissions of all substances have decreased in the 1990 - 2012 period. The downward trend may in particular be attributed to cleaner fuels, cleaner car engines and to emission reductions in the industrial sectors. More kilometres by mopeds Over the years emission calculation methods have been improved, resulting in higher data accuracy. In 2012, the emissions from mopeds and motorcycles have been calculated, based on improved knowledge of the mileages. The total number of kilometres driven by mopeds appears to have been nearly twice as high in recent years. As a result, the emissions of pollutants are proportionally higher. In relation to the total number of vehicles, the number of mopeds however remains relatively low and their contribution to the total national emissions is limited. In cities, they are a relevant source. The mileages by motorcycles, and consequently their emissions remain in line with previous insights. Heavy-duty vehicles carry heavier loads Emissions of pollutants by heavy-duty trucks have for the first time been calculated on the basis of recent insights in truck loads. Tractor-trailer combinations appear to carry heavier loads and the fraction of trailers behind rigid trucks is larger than previously assumed. A heavier load means a higher fuel use and for most substances a higher emission per kilometre driven. PM10 emissions by heavy-duty trucks are about 5 percent higher than in the previous IIR report. Higher agricultural ammonia emissions Agricultural ammonia emissions appear to be higher than previously assumed because of new insights. Air scrubbers on animal housing (predominantly pigs) were not always in use or even employed. Since 2002, the living space per animal has increased for dairy cattle housing. This resulted in a higher contact surface manure-air and thus more ammonia emitted. The new insights have raised the national total of ammonia emissions by about 6 percent compared to 2011

    Greenhouse gas emissions in The Netherlands 1990-2012 : National Inventory Report 2014

    Get PDF
    In 2012 is de totale uitstoot van broeikasgassen van Nederland, zoals CO2, methaan en lachgas, met ongeveer 1,7 procent gedaald ten opzichte van 2011. Deze daling komt vooral door een lager brandstofgebruik in de energie- en transportsector. Dit lijkt een gevolg van de economische recessie, waardoor emissies door elektriciteitsproductie en het wegtransport in Nederland zijn afgenomen. Cijfers De totale broeikasgasemissie wordt uitgedrukt in CO2-equivalenten en bedraagt in 2012 191,7 teragram (megaton of miljard kilogram) . Ten opzichte van de uitstoot in het Kyoto-basisjaar (213,2 Tg CO2-equivalenten) is dit een afname van ongeveer 10 procent. Het basisjaar, dat afhankelijk van het broeikasgas 1990 of 1995 is, dient voor het Kyoto-protocol als referentie voor de uitstoot van broeikasgassen. De uitstoot van de overige broeikasgassen zoals lachgas en methaan is sinds het basisjaar met 51 procent afgenomen. De CO2-uitstoot daarentegen is in deze periode met 4 procent gestegen. Landen zijn voor het Kyoto-protocol verplicht om de totale uitstoot van broeikasgassen op twee manieren te rapporteren: met en zonder het soort landgebruik en de verandering daarin. Dit is namelijk van invloed op de uitstoot van broeikasgassen. Voorbeelden zijn natuurontwikkeling (dat CO2 bindt) of ontbossing (waardoor CO2 wordt uitgestoten). In bovengenoemde getallen zijn deze zogeheten LULUCF-emissies (Land Use, Land Use Change and Forestry) niet meegenomen. Overige onderdelen inventarisatie Het RIVM stelt jaarlijks op verzoek van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu (IenM) de inventarisatie van broeikasgasemissies op. De inventarisatie bevat trendanalyses om ontwikkelingen in de uitstoot van broeikasgassen tussen 1990 en 2012 te verklaren, en een analyse van de onzekerheid in deze getallen. Ook is aangegeven welke bronnen het meest aan deze onzekerheid bijdragen. Daarnaast biedt de inventarisatie documentatie van de gebruikte berekeningsmethoden, databronnen en toegepaste emissiefactoren. Met deze inventarisatie voldoet Nederland aan de nationale rapportageverplichtingen voor 2012 van het Klimaatverdrag van de Verenigde Naties (UNFCCC), van het Kyoto-Protocol en van het Bewakingsmechanisme Broeikasgassen van de Europese Unie.Total greenhouse gas emissions from the Netherlands in 2012 decreased by approximately 1.7 per cent, compared with 2011 emissions. This decrease is mainly the result of decreased fuel combustion in the Energy sector (increased electricity import) and in road transport. In 2012, total direct greenhouse gas emissions (excluding emissions from LULUCF - land use, land use change and forestry) in the Netherlands amounted to 191.7 Tg CO2 eq. This is approximately 10 per cent below the emissions in the base year (213.2 Tg CO2 eq.). The 51% reduction in the non-CO2 emissions in this period is counterbalanced by 4 per cent increase in CO2 emissions since 1990. This report documents the Netherlands' 2014 annual submission of its greenhouse gas emissions inventory in accordance with the guidelines provided by the United Nations Framework Convention on Climate Change (UNFCCC), the Kyoto Protocol and the European Union's Greenhouse Gas Monitoring Mechanism. The report comprises explanations of observed trends in emissions; a description of an assessment of key sources and their uncertainty; documentation of methods, data sources and emission factors applied; and a description of the quality assurance system and the verification activities performed on the data.Ministerie van I&

    Storage and transfer of fluid products

    No full text
    Dit rapport over de op- en overslag van vloeibare produkten is gepubliceerd binnen het Samenwerkingsproject Procesbeschrijvingen Industrie Nederland (SPIN). In het kader van dit project is informatie verzameld over industriele bedrijven of industriele processen ter ondersteuning van het overheidsbeleid op het gebied van emissiereductie. Dit rapport bevat informatie over de processen, bronnen van emissie, emissies naar lucht en water, afval, emissiefactoren, het gebruik van energie en energiefactoren, emissiereductie, onderzoek naar schone processen en normstelling en vergunningssituatie.This document on the storage and transfer of fluid products has been published within the SPIN project. In this project information has been collected on industrial plants or industrial processes to afford support to governmental policy on emission reduction. This document contains information on the processes, emission sources, emissions to air and water, waste, emission factors, use of energy and energy factors, emission reduction, energy conservation, research on clean technology and standards and licences.DGM/IO

    Cement production

    No full text
    This document on cement production has been published within the SPIN project. In this project information has been collected on industrial plants or industrial processes to afford support to governmental policy on emission reduction. This document contains information on the processes, emission sources, emissions to air and water, waste, emission factors, use of energy and energy factors, emission reduction, energy conservation, research on clean technology and standards and licences.Dit rapport over de produktie van cement is gepubliceerd binnen het Samenwerkingsproject Procesbeschrijvingen Industrie Nederland (SPIN). In het kader van dit project is informatie verzameld over industriele bedrijven of industriele processen ter ondersteuning van het overheidsbeleid op het gebied van emissiereductie. Dit rapport bevat informatie over de processen, bronnen van emissie, emissies naar lucht en water, afval, emissiefactoren, het gebruik van energie en energiefactoren, emissiereductie, onderzoek naar schone processen en normstelling en regelgeving

    Cement production

    No full text
    Dit rapport over de produktie van cement is gepubliceerd binnen het Samenwerkingsproject Procesbeschrijvingen Industrie Nederland (SPIN). In het kader van dit project is informatie verzameld over industriele bedrijven of industriele processen ter ondersteuning van het overheidsbeleid op het gebied van emissiereductie. Dit rapport bevat informatie over de processen, bronnen van emissie, emissies naar lucht en water, afval, emissiefactoren, het gebruik van energie en energiefactoren, emissiereductie, onderzoek naar schone processen en normstelling en regelgeving.This document on cement production has been published within the SPIN project. In this project information has been collected on industrial plants or industrial processes to afford support to governmental policy on emission reduction. This document contains information on the processes, emission sources, emissions to air and water, waste, emission factors, use of energy and energy factors, emission reduction, energy conservation, research on clean technology and standards and licences.DGM/IO

    Nederlandse broeikasgasemissies. 1990-2000. Nationaal Inventarisatie Rapport 2002

    No full text
    This report documents the 2002 Netherlands' annual submission of its greenhouse gas emission inventory in accordance with the United Nation's Framework Convention on Climate Change (UNFCCC) and the European Union's Greenhouse Gas Monitoring Mechanism. The report comprises explanations of observed trends in emissions; a description of an assessment of key sources and their uncertainty; documentation of methods, data sources and emission factors applied; and a description of the quality assurance system and the verification activities performed on the data. From the inventory it can be concluded that total CO2-equivalent emissions of the six greenhouse gases together increased in 2000 by about 3% relative to 1990 (1995 for fluorinated gases). This increase would be a half per cent less when comparing temperature-corrected emissions. Without policy measures emissions in 2000 would have been about 10% higher. Emissions of CO2 and N2O have increased from 1990 to 2000 by about 9% and 3%, respectively, while in the same period CH4 emissions have decreased by 24%. Of the fluorinated greenhouse gases, for which 1995 is the reference year, emissions of HFCs and PFCs decreased by 34 and 18% in 2000, respectively, while SF6 emissions (completely recalculated) decreased by about 9%.Een Nederlandse inventarisatie van broeikasgasemissies is geschreven om te voldoen aan de nationale rapportageverplichtingen in 2002 van het Klimaatverdrag van de Verenigde Naties (UN-FCCC) en van het Bewakingsmechanisme Broeikasgassen van de Europese Unie. Er worden trendanalyses gegeven voor de emissies van broeikasgas in de periode 1990-2000; een analyse van zgn. sleutelbronnen en de onzekerheid in hun emissies volgens de zgn. 'Tier 1' methodiek van het IPCC-rapport over Good Practice Guidance; documentatie van gebruikte berekeningsmethoden, databronnen en toegepaste emissiefactoren; en een overzicht van het kwaliteitssysteem en de verificatie van de emissiecijfers voor de Nederlandse Emissie-Registratie. De totale netto CO2-eq.-emissies waren in 2000 3% hoger dan in 1990 (1995 voor de F-gassen). Dit wordt een half procent minder na temperatuurcorrectie. Zonder beleidsmaatregelen zouden de emissies in 2000 ca. 10% hoger zijn geweest. In deze periode zijn de emissies van CO2 en N2O met resp. 9% en 3% gestegen, terwijl de CH4-emissies met 24% daalden. Van de zgn. F-gassen, waarvoor 1995 het referentiejaar is, daalden de HFK- en PFK-emissies met resp. 34% and 18% in 2000 ten opzichte van 1995, terwijl de emissies van SF6 met 9% daalden

    Coarse ceramics industry

    No full text
    Dit rapport over de grofkeramische industrie is gepubliceerd binnen het Samenwerkingsproject Procesbeschrijvingen Industrie Nederland (SPIN). In het kader van dit project is informatie verzameld over industriele bedrijven of industriele processen ter ondersteuning van het overheidsbeleid op het gebied van emissiereductie. Dit rapport bevat informatie over de processen, bronnen van emissie, emissies naar lucht en water, afval, emissiefactoren, het gebruik van energie en energiefactoren, emissiereductie, onderzoek naar schone processen en normstelling en vergunningssituatie.This document on the coarse ceramics industry has been published within the SPIN project. In this project information has been collected on industrial plants or industrial processes to afford support to governmental policy on emission reduction. This document contains information on the processes, emission sources, emissions to air and water, waste, emission factors, use of energy and energy factors, emission reduction, energy conservation, research on clean technology and standards and licences.DGM/IO

    Coarse ceramics industry

    No full text
    This document on the coarse ceramics industry has been published within the SPIN project. In this project information has been collected on industrial plants or industrial processes to afford support to governmental policy on emission reduction. This document contains information on the processes, emission sources, emissions to air and water, waste, emission factors, use of energy and energy factors, emission reduction, energy conservation, research on clean technology and standards and licences.Dit rapport over de grofkeramische industrie is gepubliceerd binnen het Samenwerkingsproject Procesbeschrijvingen Industrie Nederland (SPIN). In het kader van dit project is informatie verzameld over industriele bedrijven of industriele processen ter ondersteuning van het overheidsbeleid op het gebied van emissiereductie. Dit rapport bevat informatie over de processen, bronnen van emissie, emissies naar lucht en water, afval, emissiefactoren, het gebruik van energie en energiefactoren, emissiereductie, onderzoek naar schone processen en normstelling en vergunningssituatie

    Assesment of the emissions of polyester producing plants in the Northern part of the Netherlands

    No full text
    In October and November 1994 nine polyester producing plants in the northern part of Holland were visited to assess the emissions of styrene, acetone and dichloromethane. The results of the measurements were compared with the NER-guidelines. On the basis of the results emissionfactors were calculated. The NER-guidelines were met by only 2 of the 9 plants. The use of the present types of 'Low Styrene Emittant Resins' appeared to be insufficient to meet the NER-guidelines. Moreover a more strict definition of 'LSE resins' in which the level of styrene emission is included appeared to be useful. To achieve an important reduction of the emission of styrene however, other measures will be necessary, like closed production techniques, 'good housekeeping' and the development and use of LSE-resins which give a reduced styrene emission not only during the period of drying, but also during the production.In de periode van oktober tot en met november 1994 is in opdracht van de Regionale Inspectie van de Volksgezondheid voor de Milieuhygiene Noord (RIMH-Noord) in de provincies Groningen, Friesland en Drenthe een onderzoek uitgevoerd naar de luchtemissies bij negen polyesterverwerkende bedrijven. Het onderzoek is uitgevoerd in samenwerking met TAUW Milieu BV en het RIVM. De doelstellingen van het emissieonderzoek zijn:-Het verkrijgen van inzicht in de emissies naar de lucht van de polyesterverwerkende industrie in de drie noordelijke provincies. - Toetsing van de gevonden emissiewaarden aan de Nederlandse Emissie Richtlijnen (NER). - Evaluatie van de invloed van de verschillende maatregelen (o.a. KWS2000) en technieken op de emissies. Op basis van het onderzoek is gebleken dat de bedrijven naast een substantiele styreenemissie tevens een emissie aan reinigingsmiddelen (aceton en dichloormethaan) hebben, die in dezelfde orde van grootte ligt als die van styreen. De emissies van de vluchtige organische stoffen styreen, dichloormethaan en aceton varieren, afhankelijk van de bedrijfsgrootte en activiteiten, van circa 1 tot 100 kg/uur. Uit berekeningen op basis van de meetresultaten blijkt dat de emissie-richtlijnen uit de NER voor styreen bij de meeste bedrijven (7 van de 9) worden overschreden. De emissies van dichloormethaan (DCM) en aceton blijven in het algemeen onder de grensmassastroom uit de NER. Daar echter de sommatiebepaling uit de NER van toepassing is, kan worden geconcludeerd, dat alleen bij kleine bedrijven de emissievrachten lager zijn dan de richtlijnen uit de NER. Het gebruik van Lage styreen emissie (LSE)-hars, als enige "zekere" KWS2000 maatregel lijkt slechts van beperkt belang bij het verder terugdringen van de styreenemissies. De grootste vracht aan styreen komt vrij tijdens de fase van het aanbrengen van de hars. In dit stadium heeft het gebruik van LSE-hars slechts weinig invloed. Met de huidige harssoorten lijkt de grootste winst te kunnen worden behaald door de overgang naar andere technieken van aanbrengen (waarbij met name gedacht moet worden aan gesloten technieken) en door middel van "good-housekeeping". Met betrekking tot het gebruik van reinigingsmiddelen kan worden geconcludeerd, dat sinds 1989 bij de meeste bedrijven slechts zeer weinig vooruitgang is geboekt bij het terugdringen van de emissies naar de lucht. De resultaten van het onderzoek wijzen erop, dat het in overeenstemming brengen van de emissies bij de polyesterverwerkende industrie met de richtlijnen uit de NER een aanzienlijke inspanning zal vergen. Hierbij dient te worden aangetekend, dat het huidige pakket maatregelen op basis van de beschikbare gegevens onvoldoende lijkt om op termijn te kunnen voldoen aan de richtlijnen uit de NER, dan wel aan de emissiereductie doelstellingen zoals opgenomen in KWS2000. Uit indicatieve metingen welke op de werkplek zijn uitgevoerd wordt geconcludeerd, dat bij verschillende bedrijven overschrijding van de MAC-waarde voor styreen kan plaatsvinden. Aangezien de MAC-waarde binnenkort verder zal worden verlaagd, is de arbeidshygienische situatie binnen de polyesterverwerkende industrie een punt van aandacht. Op grond van het onderzoek kunnen de volgende aanbevelingen worden gedaan: - Het begrip "LSE-hars" blijkt onvoldoende eenduidig gedefinieerd. Aangezien het gebruik van LSE-hars als een van de belangrijkste maatregelen is opgenomen in de afspraken die door de branche in het kader van KWS2000 zijn gemaakt verdient het aanbeveling te komen tot een kwaliteitscertificering van LSE-hars, op basis van de efficiency van beperking van styreenemissie in aanbreng- en uithardingsfase. - Toepassing van gesloten technieken kan de styreenemissie waarschijnlijk sterk terugdringen, maar deze technieken worden niet in alle gevallen toepasbaar geacht. Onderzoek naar de mogelijkheden en onmogelijkheden van de toepassing van gesloten technieken lijkt zinvol - Er dient een plan van aanpak te komen voor het terugdringen van het gebruik van reinigingsmiddelen binnen de polyesterverwerkende industrie

    Nederlandse broeikasgasemissies. 1990-1999. Nationaal Inventarisatie Rapport

    No full text
    This report documents the 2001 Netherlands' annual submission of its greenhouse gas emission inventory in accordance with the United Nation's Framework Convention on Climate Change (UNFCCC) and the European Union's Greenhouse Gas Monitoring Mechanism. The report comprises explanations of observed trends in emissions; a description of a first assessment of key sources and their uncertainty; documentation of methods, data sources and emission factors applied; and a description of the quality assurance system and the verification activities performed on the data. From the inventory it can be concluded that total CO2-equivalent emissions of the six greenhouse gases together increased in 1999 by about 6% relative to 1990 (1995 for fluorinated gases). This increase would be a half per cent less when comparing temperature-corrected emissions. Emissions of CO2 and N2O have increased from 1990 to 1999 by about 8% and 15%, respectively, while in the same period CH4 emissions have decreased by 20%, effectively to a level 0.5% point below N2O emissions. Of the fluorinated greenhouse gases, for which 1995 is the reference year, emissions of HFCs and PFCs increased by 20 and 40% in 1999, respectively, while SF6 emissions (completely recalculated) decreased by about 20%.Dit rapport over de Nederlandse inventarisatie van broeikasgasemissies is geschreven om te voldoen aan de nationale rapportageverplichtingen in 2001 van het Klimaatverdrag van de Verenigde Naties (UN-FCCC) en van het Bewakingsmechanisme Broeikasgassen van de Europese Unie. Dit rapport bevat trendanalyses voor de emissies van broeikasgas in de periode 1990-1999; een eerste analyse van zgn. sleutelbronnen en de onzekerheid in hun emissies volgens de zgn. 'Tier 1' methodiek van het IPCC-rapport over Good Practice Guidance; documentatie van gebruikte berekeningsmethoden, databronnen en toegepaste emissiefactoren; en een overzicht van het kwaliteitssysteem en de verificatie van de emissiecijfers voor de Nederlandse Emissie-Registratie. De totale netto CO2-eq.-emissies waren in 1999 6% hoger dan in 1990 (1995 voor de F-gassen). Dit wordt een half procent minder na temperatuurcorrectie. In die periode zijn de emissies van CO2 en N2O zijn met resp. 8% en 15% gestegen, terwijl de CH4-emissies met 20% daalden tot een niveau dat 0.5% onder dat van de N2O-emissies in 1999 ligt. Dit maakt N2O in 1999 tot het tweede broeikasgas van Nederland (afgezien van de onzekerheden). Van de zgn. F-gassen, waarvoor 1995 het referentiejaar is, stegen de HFK- en PFK-emissies met resp. 20% and 40% in 1999 ten opzichte van 1995, terwijl de emissies van SF6 (geheel herberekend) met 20% daalden
    corecore