Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM
Abstract
In October and November 1994 nine polyester producing plants in the northern part of Holland were visited to assess the emissions of styrene, acetone and dichloromethane. The results of the measurements were compared with the NER-guidelines. On the basis of the results emissionfactors were calculated. The NER-guidelines were met by only 2 of the 9 plants. The use of the present types of 'Low Styrene Emittant Resins' appeared to be insufficient to meet the NER-guidelines. Moreover a more strict definition of 'LSE resins' in which the level of styrene emission is included appeared to be useful. To achieve an important reduction of the emission of styrene however, other measures will be necessary, like closed production techniques, 'good housekeeping' and the development and use of LSE-resins which give a reduced styrene emission not only during the period of drying, but also during the production.In de periode van oktober tot en met november 1994 is in opdracht van de Regionale Inspectie van de Volksgezondheid voor de Milieuhygiene Noord (RIMH-Noord) in de provincies Groningen, Friesland en Drenthe een onderzoek uitgevoerd naar de luchtemissies bij negen polyesterverwerkende bedrijven. Het onderzoek is uitgevoerd in samenwerking met TAUW Milieu BV en het RIVM. De doelstellingen van het emissieonderzoek zijn:-Het verkrijgen van inzicht in de emissies naar de lucht van de polyesterverwerkende industrie in de drie noordelijke provincies. - Toetsing van de gevonden emissiewaarden aan de Nederlandse Emissie Richtlijnen (NER). - Evaluatie van de invloed van de verschillende maatregelen (o.a. KWS2000) en technieken op de emissies. Op basis van het onderzoek is gebleken dat de bedrijven naast een substantiele styreenemissie tevens een emissie aan reinigingsmiddelen (aceton en dichloormethaan) hebben, die in dezelfde orde van grootte ligt als die van styreen. De emissies van de vluchtige organische stoffen styreen, dichloormethaan en aceton varieren, afhankelijk van de bedrijfsgrootte en activiteiten, van circa 1 tot 100 kg/uur. Uit berekeningen op basis van de meetresultaten blijkt dat de emissie-richtlijnen uit de NER voor styreen bij de meeste bedrijven (7 van de 9) worden overschreden. De emissies van dichloormethaan (DCM) en aceton blijven in het algemeen onder de grensmassastroom uit de NER. Daar echter de sommatiebepaling uit de NER van toepassing is, kan worden geconcludeerd, dat alleen bij kleine bedrijven de emissievrachten lager zijn dan de richtlijnen uit de NER. Het gebruik van Lage styreen emissie (LSE)-hars, als enige "zekere" KWS2000 maatregel lijkt slechts van beperkt belang bij het verder terugdringen van de styreenemissies. De grootste vracht aan styreen komt vrij tijdens de fase van het aanbrengen van de hars. In dit stadium heeft het gebruik van LSE-hars slechts weinig invloed. Met de huidige harssoorten lijkt de grootste winst te kunnen worden behaald door de overgang naar andere technieken van aanbrengen (waarbij met name gedacht moet worden aan gesloten technieken) en door middel van "good-housekeeping". Met betrekking tot het gebruik van reinigingsmiddelen kan worden geconcludeerd, dat sinds 1989 bij de meeste bedrijven slechts zeer weinig vooruitgang is geboekt bij het terugdringen van de emissies naar de lucht. De resultaten van het onderzoek wijzen erop, dat het in overeenstemming brengen van de emissies bij de polyesterverwerkende industrie met de richtlijnen uit de NER een aanzienlijke inspanning zal vergen. Hierbij dient te worden aangetekend, dat het huidige pakket maatregelen op basis van de beschikbare gegevens onvoldoende lijkt om op termijn te kunnen voldoen aan de richtlijnen uit de NER, dan wel aan de emissiereductie doelstellingen zoals opgenomen in KWS2000. Uit indicatieve metingen welke op de werkplek zijn uitgevoerd wordt geconcludeerd, dat bij verschillende bedrijven overschrijding van de MAC-waarde voor styreen kan plaatsvinden. Aangezien de MAC-waarde binnenkort verder zal worden verlaagd, is de arbeidshygienische situatie binnen de polyesterverwerkende industrie een punt van aandacht. Op grond van het onderzoek kunnen de volgende aanbevelingen worden gedaan: - Het begrip "LSE-hars" blijkt onvoldoende eenduidig gedefinieerd. Aangezien het gebruik van LSE-hars als een van de belangrijkste maatregelen is opgenomen in de afspraken die door de branche in het kader van KWS2000 zijn gemaakt verdient het aanbeveling te komen tot een kwaliteitscertificering van LSE-hars, op basis van de efficiency van beperking van styreenemissie in aanbreng- en uithardingsfase. - Toepassing van gesloten technieken kan de styreenemissie waarschijnlijk sterk terugdringen, maar deze technieken worden niet in alle gevallen toepasbaar geacht. Onderzoek naar de mogelijkheden en onmogelijkheden van de toepassing van gesloten technieken lijkt zinvol - Er dient een plan van aanpak te komen voor het terugdringen van het gebruik van reinigingsmiddelen binnen de polyesterverwerkende industrie