28 research outputs found

    Visual attention in violent offenders: Susceptibility to distraction.

    Get PDF
    Impairments in executive functioning give rise to reduced control of behavior and impulses, and are therefore a risk factor for violence and criminal behavior. However, the contribution of specific underlying processes remains unclear. A crucial element of executive functioning, and essential for cognitive control and goaldirected behavior, is visual attention. To further elucidate the importance of attentional functioning in the general offender population, we employed an attentional capture task to measure visual attention. We expected offenders to have impaired visual attention, as revealed by increased attentional capture, compared to healthy controls. When comparing the performance of 62 offenders to 69 healthy community controls, we found our hypothesis to be partly confirmed. Offenders were more accurate overall, more accurate in the absence of distracting information, suggesting superior attention. In the presence of distracting information offenders were significantly less accurate compared to when no distracting information was present. Together, these findings indicate that violent offenders may have superior attention, yet worse control over attention. As such, violent offenders may have trouble adjusting to unexpected, irrelevant stimuli, which may relate to failures in selfregulation and inhibitory control

    Intimate Partner Violence: Variations in Perpetrators and Treatment Allocation

    No full text

    Intimate partner violence: Variations in perpetrators and treatment allocation

    No full text
    The division of batterers into subtypes is hardly ever used, neither to describe the type of perpetrator nor to indicate in the clinical decision-making process what treatment should be offered. In this study, a sample of male perpetrators of intimate partner violence (IPV) who had been advised to seek treatment at a community-based Dutch forensic psychiatric facility (N = 110), either voluntarily or mandatorily, have been divided into four subtypes based on a model reported by Holtzworth-Munroe and Stuart (1994). The four subtypes are Family-Only (FO), Borderline-Dysphoric (BD), Generally Violent Antisocial (GVA), and Low-Level Antisocial (LLA). The aim of the study was to identify the subtypes and to compare the different groups on descriptive dimensions and treatment allocation. In the first part of the study, aside from identifying the batterer subtypes, important differences between the subtypes were encountered in the nature of the violence (structural vs. incidental). The characteristics of the BD subtype were found to be similar to the model except for the psychopathological dimension. Differences in allocation of treatment types between batterer subtypes were not substantial raising questions about the correspondence between typological subtypes and the judgment of clinicians. These results do suggest that more attention should be paid to the heterogeneity of the batterer population, which could improve treatment and advance our understanding of IPV

    Van denken en praten naar doen en ervaren: Op zoek naar de toegevoegde waarde van technologie voor de forensische psychiatrie

    No full text
    De forensische psychiatrie richt zich op het voorkomen van recidive van patiënten met agressief of seksueel grensoverschrijdend gedrag. Vanuit de praktijk en onderzoek wordt steeds meer aandacht besteed aan de rol van technologie in de behandeling van forensisch psychiatrische patiënten. Hierbij wordt beoogd dat technologie van toegevoegde waarde is voor de behandeling en iets nieuws kan brengen. Dit blijkt echter makkelijker gezegd dan gedaan. In dit viewpoint paper gaan we dan ook op zoek naar de toegevoegde waarde die technologie kan hebben voor de forensische psychiatrie. Dit doen we door meerdere typen technologie te bespreken: online modules, virtual reality, en mobiele apps en wearables. Ten eerste wordt ingegaan op onderzoek naar online modules. Dit soort modules zijn vaak gebaseerd op evidence-based behandelvormen zoals cognitieve gedragstherapie; bestaan uit een combinatie van tekst, filmpjes en opdrachten waar een patiënt zelfstandig mee aan de slag kan; en kunnen gezien worden als ‘vervanging’ van bijvoorbeeld huiswerkboekjes of gestandaardiseerde delen van de behandeling zoals uitleg over een bepaalde stoornis. Onderzoek laat zien dat er meerdere typen voordelen zijn, maar dat dit soort modules vaak niet goed aansluiten op de vaardigheden van de - vaak laagopgeleide en weinig gemotiveerde - forensisch psychiatrische patiëntenpopulatie. Ten tweede bespreken we virtual reality (VR). Meerdere onderzoeken laten zien dat VR goed aansluit op de behoeften en vaardigheden van forensisch psychiatrische patiënten. VR kan op meerdere manieren ingezet worden. Zo kan bijvoorbeeld geoefend worden met gedrag in een realistische context en kunnen patiënten blootgesteld worden aan lastige situaties die spanning opleveren. Ook kan het ingezet worden om bepaalde ‘biases’ zoals denkfouten of automatische reacties aan te pakken. VR kan dus iets nieuws toevoegen aan de behandeling wat in een standaard, face-to-face behandeling nog niet mogelijk is. Wel blijkt het op dit moment lastig te zijn om VR te implementeren in de forensische praktijk, onder andere doordat VR-sets vaak veel geld kosten en daardoor niet aangeschaft worden. Ten derde bespreken we mobiele apps. Dit soort apps kunnen relatief makkelijk ingezet worden in het dagelijks leven doordat ze relatief goedkoop zijn en veel patiënten een telefoon tot hun beschikking hebben. Mobiele apps kunnen gebruikt worden om informatie over de patiënt te verzamelen, bijvoorbeeld tijdens het verlof. Ook kunnen ze een patiënt op het juiste moment helpen met het in de hand houden van stress en agressie, bijvoorbeeld door het verzamelen van fysiologische data zoals hartslag. Daarnaast kunnen apps gebruikt worden om op een manier die aansluit op patiënten in te grijpen op onbewuste processen of lastig te beïnvloeden factoren zoals zelfcontrole. Uit het overzicht dat is geschetst in viewpoint paper blijkt dat technologie op dit moment vaak nog wordt ingezet als een vervanging van een bestaand deel van de behandeling, en dat het vaak een reflectieve, cognitieve focus heeft. Dat terwijl technologie juist veel mogelijkheden biedt om iets nieuws toe te voegen, zoals het aanpakken van denkfouten, het real-time interveniëren bij agressie in het dagelijks leven, of het oefenen van gedrag in een realistische, virtuele omgeving. Er kan geconcludeerd worden dat we meer in kunnen zetten op ‘experiëntiele’ technologieën. Van denken en praten naar doen en ervaren

    De protectieve werking van kwaliteit van leven: Een 'good lives' benadering

    No full text
    Item does not contain fulltex

    ROMmen met risicotaxatie in de forensische psychiatrie

    No full text
    Forensische behandeling heeft lange tijd achter gesloten deuren plaatsgevonden. De maatschappij had alleen zicht op wat erin ging, en wat eruit kwam. Verschillende maatschappelijke tendensen waren aanleiding deze geslotenheid niet langer zonder meer te accepteren. Evidence-based werken, verantwoording van de bestede middelen, stagnatie in de behandelduur: al deze, en ook andere, factoren leidden ertoe dat de forensische zorg sneller op zoek is gegaan naar betere antwoorden op het probleem: hoe kunnen we onze doelstelling zo goed mogelijk behalen in zo kort mogelijke tijd. Routinematig volgen van voor de behandeling en problematiek belangrijke factoren biedt de mogelijkheid de behandeling tijdig bij te stellen en de behandeltijd daarmee zo verantwoord mogelijk te verkorten. Ditzelfde is van toepassing op de behandeling van forensisch-psychiatrische patiënten. Hierbij richt de ROM zich dan op de belangrijkste uitkomstmaat: recidive, gemeten via risicotaxatie
    corecore