37 research outputs found

    Het bestemmingsplan en ondergronds bouwen

    No full text
    Item does not contain fulltex

    Tricht Randweg Tricht - Randweg, deelgebieden 2 en 3 (gemeente West Betuwe). Een Inventariserend Veldonderzoek in de vorm van proefsleuven

    No full text
    ADC ArcheoProjecten heeft een Inventariserend Veldonderzoek (IVO) in de vorm van proefsleuven uitgevoerd voor het plangebied Tricht-Randweg, gemeente West Betuwe. De aanleiding is de aanleg van een noordelijke randweg rond Tricht met een onderdoorgang onder het spoor. De plangebieden liggen ten noorden van de bebouwing van het dorp Tricht, aan beide zijden van de spoorlijn Utrecht-Den Bosch. De verwachtingen die op grond van het vooronderzoek zijn gesteld, kunnen op basis van het huidige onderzoek deels worden bevestigd. Binnen het plangebied waren resten aanwezig die horen bij de nederzetting die is aangetroffen op de naastgelegen vindplaats Tricht-Spooromgeving. Van het “oerbos” uit het Midden-Neolithicum was nog één boomkuil aanwezig ten westen van de spoorlijn. De staakjes komen zowel ten westen als ten oosten van de nederzetting nog voor. Tijdens het IVO-P zijn geen resten van huisplaatsen zoals paalkuilen en kuilen gevonden. De vindplaats Tricht-Spooromgeving is daardoor in oostelijke en westelijke richting nu vrij goed begrensd. Het is wel mogelijk dat het nederzettingsterrein nog verder doorloopt richting het noorden en/of zuiden. In de ondergrond van het plangebied zijn twee fasen crevasse-afzettingen van de Schaik stroomrug aanwezig. In de top van beide afzettingen heeft zich een vegetatiehorizont gevormd. De westelijke rand van de afzettingen van de laatste fase bevond zich in werkput 1. Ten westen daarvan strekte zich een komgebied uit. In werkput 2 waren nog wel afzettingen uit deze fase aanwezig, maar deze zijn niet zo zandig (en hooggelegen) als ter plaatse van de neolithische bewoning tussen de twee werkputten van het onderhavige onderzoek in. Uit de opgravingsgegevens van deze neolithische bewoning blijkt dat de oudste crevasseafzettingen zijn gevormd in het Midden-Neolithicum, rond 3600 v. Chr. Door deze plotselinge sedimentatie is het broekbos dat voorafgaand aan de crevassevorming in dat plangebied groeide afgestorven. De boomstammen zijn grotendeels weggerot, maar de begraven onderkanten van de stammen en het wortelhout is bewaard gebleven onder het nieuwe grondwaterniveau. De exacte ouderdom van de jongere crevasse-afzettingen is onbekend. De afzettingen dateren in ieder geval vóór 2200 v. Chr. Aan het eind van het Laat-Neolithicum, tussen ca. 2200 en 2000 v. Chr., vindt namelijk bewoning plaats op deze hoge rug tussen de werkputten 1 en 2. In de Bronstijd lagen de jongste crevasse-afzettingen nog aan het oppervlak, gezien de vondst van één enkele kuil uit die periode bij de neolithische vindplaats. Pas vanaf de Late Ijzertijd wordt het oude loopoppervlak afgedekt met oeverafzettingen van de Linge. Deze afzettingen zijn nagenoeg nonerosief op de vegetatiehorizont van de bovenste crevasse afgezet

    Bronckhorst, Hengelo, Elderinkweg

    No full text
    In opdracht van de gemeente Bronckhorst heeft ADC ArcheoProjecten een Archeologische Opgraving uitgevoerd voor het plangebied Elderinkweg te Hengelo in het kader van nieuwbouw. In het plangebied zal het nieuwe gemeentehuis worden gebouwd. Op grond van vooronderzoek op deze locatie werd een vindplaats uit de Late Bronstijd/IJzertijd verwacht. Het plangebied heeft een oppervlakte van ca. 1.45 ha en was voor de opgraving in gebruik als grasland. In het gebied zijn 19 werkputten aangelegd met een totale oppervlakte van 10.700 m2. De opgraving Elderinkweg heeft archeologische resten waaronder aardewerk, spiekers, schuren, een waterput en vier huisplattegronden uit het einde van de Vroege tot in de Midden-IJzertijd, mogelijk tot in het begin van de Late IJzertijd opgeleverd. De twee kenmerkende huizen staan bekend als het type Dalen. Het betreft tweebeukige plattegronden met vier middenstijlen en tegenover elkaar geplaatste ingangpartijen in de lange wanden. Dit huistype wordt gedateerd in de Midden IJzertijd en het begin van de Late IJzertijd. Het aardwerk duidt echter ook op aanwezigheid in het laatste deel van de Vroege IJzertijd. De andere twee plattegronden zijn slechter herkenbaar, maar kunnen tot hetzelfde huistype behoren. De plattegronden vertonen verschillen wat betreft maatvoering en oriëntatie enige verschillen. Er lijkt een fasering te zijn waarbij twee van de vier een noordwest-zuidoost oriëntatie hebben en de andere twee een noordoost-zuidwest oriëntatie. De reden voor dit verschil in oriëntatie is niet duidelijk. Evenmin is duidelijk hoeveel huisplattegronden gelijktijdig zijn: het kan om alle vier gaan of om een enkel huis dat telkens is vervangen door een nieuw. Bovendien heeft de DO geen begrenzing van de vindplaats opgeleverd: die strekt zich naar alle zijden verder uit en het opgegraven areaal kan dus deel uitmaken van een veel grotere nederzetting. Een goede schatting lijkt toch wel dat minstens twee huizen gelijktijdig zijn. Naar analogie van elders gaat het om gemengde bedrijven van akkerbouw en veeteelt. De vindplaats leverde echter geen bot- of botanisch materiaal op. Zeer opmerkelijk was een kuil met stenen, grotendeels werktuigen voor metaalbewerking, maar ook andere slijp- en wrijfstenen en twee pijlschachtpolijsters, die aan een smid uit de Klokbekercultuur (2400 - 1900 v.Chr.) worden toegeschreven. Drie van de werktuigen vertoonden sporen van bewerking van goud en koper

    Dissipation of Acetanilide Herbicides from Soils 1

    No full text

    The uptake of [ 14

    No full text

    rapport 1281

    No full text
    In december 2007 is op drie terreinen van het plangebied De Run, gemeente Veldhoven, een archeologisch proefsleuvenonderzoek uitgevoerd. Oorspronkelijk diende het proefsleuvenonderzoek op zeven terreinen plaats te vinden; vier terreinen waren echter om uiteenlopende redenen niet beschikbaar voor archeologisch onderzoek. In totaal werden drie proefsleuven (op de drie verschillende onderzoeksterreinen) aangelegd. Hierbij werden grondsporen (sloten/greppels, kuilen en ophogingslagen) uit de Nieuwe tijd blootgelegd. De archeologische sporen worden in dit rapport gewaardeerd. Op basis van deze waardering is het selectieadvies dat de archeologische resten niet behoudenswaardig zijn en dat verder archeologisch onderzoek op de onderzochte locaties niet nodig is. Op de terreinen die niet beschikbaar waren voor archeologisch onderzoek dient nog wel een waarderend archeologisch vooronderzoek plaats te vinden

    Dieldrin Translocation and Accumulation in Corn 1

    No full text

    Dieldrin Uptake by Corn as Affected by Soil Properties 1

    No full text

    Bronckhorst, Hengelo, Elderinkweg

    No full text
    In opdracht van de gemeente Bronckhorst heeft ADC ArcheoProjecten een Archeologische Opgraving uitgevoerd voor het plangebied Elderinkweg te Hengelo in het kader van nieuwbouw. In het plangebied zal het nieuwe gemeentehuis worden gebouwd. Op grond van vooronderzoek op deze locatie werd een vindplaats uit de Late Bronstijd/IJzertijd verwacht. Het plangebied heeft een oppervlakte van ca. 1.45 ha en was voor de opgraving in gebruik als grasland. In het gebied zijn 19 werkputten aangelegd met een totale oppervlakte van 10.700 m2. De opgraving Elderinkweg heeft archeologische resten waaronder aardewerk, spiekers, schuren, een waterput en vier huisplattegronden uit het einde van de Vroege tot in de Midden-IJzertijd, mogelijk tot in het begin van de Late IJzertijd opgeleverd. De twee kenmerkende huizen staan bekend als het type Dalen. Het betreft tweebeukige plattegronden met vier middenstijlen en tegenover elkaar geplaatste ingangpartijen in de lange wanden. Dit huistype wordt gedateerd in de Midden IJzertijd en het begin van de Late IJzertijd. Het aardwerk duidt echter ook op aanwezigheid in het laatste deel van de Vroege IJzertijd. De andere twee plattegronden zijn slechter herkenbaar, maar kunnen tot hetzelfde huistype behoren. De plattegronden vertonen verschillen wat betreft maatvoering en oriëntatie enige verschillen. Er lijkt een fasering te zijn waarbij twee van de vier een noordwest-zuidoost oriëntatie hebben en de andere twee een noordoost-zuidwest oriëntatie. De reden voor dit verschil in oriëntatie is niet duidelijk. Evenmin is duidelijk hoeveel huisplattegronden gelijktijdig zijn: het kan om alle vier gaan of om een enkel huis dat telkens is vervangen door een nieuw. Bovendien heeft de DO geen begrenzing van de vindplaats opgeleverd: die strekt zich naar alle zijden verder uit en het opgegraven areaal kan dus deel uitmaken van een veel grotere nederzetting. Een goede schatting lijkt toch wel dat minstens twee huizen gelijktijdig zijn. Naar analogie van elders gaat het om gemengde bedrijven van akkerbouw en veeteelt. De vindplaats leverde echter geen bot- of botanisch materiaal op. Zeer opmerkelijk was een kuil met stenen, grotendeels werktuigen voor metaalbewerking, maar ook andere slijp- en wrijfstenen en twee pijlschachtpolijsters, die aan een smid uit de Klokbekercultuur (2400 - 1900 v.Chr.) worden toegeschreven. Drie van de werktuigen vertoonden sporen van bewerking van goud en koper
    corecore