90 research outputs found

    Effecten van dunning en vraat op spontane verjonging in eiken-dennenbossen

    Get PDF
    Bosbeheerders sturen spontane bosontwikkeling door dunning. Een dergelijke ingreep in het kronendak brengt meer licht in het bos en heeft daardoor effect op de bodemvegetatie. Behalve licht is begrazing door herbivoren een belangrijke factor in de bosontwikkeling. Met name loofbomen worden sterk bevreten, waardoor spontane verjonging van gemengde loofbossen in door herten en reeën begraasde terreinen op de hogere zandgronden in Nederland weinig voorkomt. In dit onderzoek is bekeken hoe natuurlijke verjonging van loofboomsoorten door middel van dunning kan worden bevorderd, en welke rol vraat door grote herbivoren daarbij speelt. Belangrijkste conclusies zijn dat sterke dunning in dit bostype leidt tot een spontane verjonging van met name de lichteisende soorten ruwe berk, zomereik en grove den. Meer schaduwverdragende soorten als wintereik en beuk komen in kleinere aantallen voor en lijken bovendien minder afhankelijk van de openheid van de opstand. Begrazing door grote herbivoren leidt tot meer licht op de bosbodem (ten gunste van de bodemvegetatie), tot een snellere toename van de bedekking van blauwe bosbes en tot een geringere afname van bochtige smele dan in onbegraasde situaties. Door vraat nemen de soorten smalle stekelvaren, liggend walstro en bochtige smele in bedekking af. Grote herbivoren beonvloeden tevens de samenstelling van de verjonging. Beuk en wintereik worden minder bevreten en dus bevoordeeld boven berk, zomereik en grove den. Beuk zal op termijn (ook of juist bij de huidige wilddruk) het bos op deze groeiplaats gaan domineren. Lijsterbes en vuilboom worden sterk bevreten; beide soorten kunnen alleen doorgroeien bij lage wilddichtheden. De lokale wilddichtheid in het gebied is gemiddeld, maar wel dermate hoog dat spontane verjonging sterk belemmerd wordt. Bij uitsluiting van begrazing zal een verjonging ontstaan, eerst gedomineerd door ruwe berk en lijsterbes, later door beuk

    Simulation of growth and competition in mixed stands of Douglas-fir and beech

    Get PDF
    For a long time, the emphasis in silviculture in Western Europe was solely on even-aged, monospecific stands; many empirical stand-level growth models were developed and successfully used for managing such stands. In contrast, no generally accepted growth and yield approach has emerged so far for mixed forests. Moreover, the inexhaustible number of species combinations, management regimes, and site-dependent interactions make an empirical approach less suitable.In the present study, a mechanistic model was developed that simulates growth and yield in mixed forest stands. Douglas-fir ( Pseudotsuga menziesii (Mirb.) Franco) and beech ( Fagus sylvatica L.) were used in this research. In the model, tree growth is dependent on radiation availability. Stand development is largely driven by competition for radiation. A spatial module was developed to investigate the effects of tree and stand characteristics on radiation interception. The study showed that in heterogeneous stands a spatial approach is needed to account for competition between trees.Growth of the trees was estimated using the radiation-use efficiency concept (RUE). Results revealed that detailed process models can be used to estimate RUE and that it is a suitable tool for (mixed) forest modelling.To describe the distribution of the dry matter growth, a separate module was developed using functional relationships between tree components: the dry matter distribution is driven by the aim to maintain structural balances within the tree. The study showed that this approach is able to reproduce the development of an individual forest tree. The approach was thus considered very suitable for modelling the effects of between-tree competition for resources on growth and development of mixed forest stands.The overall growth model, COMMIX, was applied to investigate the effects of stand composition on mixed stand productivity, using a replacement series. Analysis showed that the productivity of mixed forest stands is generally somewhere in between the yield levels of the monocultures of the less productive and the most productive species. It will only be possible to achieve higher yields in mixed stands if these stands have a relatively small proportion of the sub-dominant species. In the case of Douglas-fir and beech, the maintenance of a mixed stand appeared to conflict with the maximization of the wood production.Insufficient data are available on mixed stands to directly support decision taking in forest management. New research tools capable of providing forest managers with information on possible management scenarios and on the consequences of certain management regimes are therefore urgently required. The present modelling approach is part of an ongoing development of models for mixed stands. The infinite variety of possible species mixtures coupled with the range of environmental conditions under which mixtures might be grown, necessitates a mechanistic approach and emphasises the potential use of such models.</p

    Overzicht van een eeuw onderzoek naar groei en opstandontwikkeling in relatie tot groeiplaats en beheer

    Get PDF
    Deze publicatie omvat een overzicht van het onderzoek naar groei en opstandontwikkeling dat gedurende de laatste honderd jaar is verricht door het toenmalige bosbouwkundig onderzoeksinstituut De Dorschkamp (later IBN, thans Alterra) en de toenmalige LH (later LUW, thans Wageningen Universiteit). Dit onderzoek bestond voor een groot deel uit groei- en opbrengstonderzoek en groeiplaatsonderzoek. Aan de orde komen de proef- en meetperkseries en de belangrijkste producten. Tenslotte wordt ingegaan op de vraag aan welke informatie op het gebied van groei en bosontwikkeling de hedendaagse en toekomstige bosbouwpraktijk behoefte heeft. Het overzicht wordt afgesloten met een lijst van publicaties over onderzoek naar groei en opstandontwikkeling in relatie tot groeiplaats en beheer

    Effecten van dunning en vraat op spontane verjonging in eiken-dennenbossen.

    Get PDF
    In bospercelen in de Beheerseenheid Ugchelen (Gelderland) is vanaf 1993 onderzoek gedaan naar de effecten van dunning (verschillende dunningspercentages) en herbivorie (wel of niet begraasd) op de bodemvegetatie (hogere planten in de kruidlaag), de bosstructuur en de spontane verjonging. De wilddruk belemmert de spontane verjonging sterk en beïnvloedt ook de samenstelling van de verjongin

    Maatregelen om effecten van eutrofiëring en verzuring in bossen met bijzondere natuurwaarden tegen te gaan: synthese

    Get PDF
    In het kader van OBN-onderzoek in de zogenaamde Voedselarme en Droge Bossen met Bijzondere Natuurwaarden ('Droge Bossen') is in de periode 1992-1998 onderzoek gedaan naar de mogelijkheden om effecten van eutrofiëring en verzuring tegen te gaan. Hiertoe verscheen in 1992 het pre-advies' over de bruikbaarheid van verschillende maatregelen, waarna in een aantal Dennen- en Eikenbossen proefterreinen zijn ingesteld en maatregelen zijn uitgevoerd. Door middel van monitoring zijn de effecten van de maatregelen op de ontwikkeling van deze bossen gevolgd : daarvoor zijn de bosstructuur, bodemvegetatie, mycoflora, bodemgesteldheid en bodemvochttoestand zowel bij aanvang van het project als 5 jaar na dato opgenomen . De resultaten van de heropname zijn recent verschenen', waarmee de eerste fase van de monitoring werd afgesloten
    corecore