1,111 research outputs found

    Een theorie voor het bestuderen van information retrieval modellen

    Get PDF
    In dit artikel wordt een theoretisch raamwerk voor het bestuderen van information retrieval (IR) modellen gepresenteerd. Deze studie richt zich met name op de wijze waarop modellen besluiten dat een informatie item omtrent een ander informatie item is. Het raamwerk vindt zijn oorsprong in de Situation Theory. Zogenaamde infons en profons stellen elementaire informatie-dragers voor. Deze kunnen bewerkt worden door middel van fusie operatoren. Middels deze operatoren kunnen relaties tussen informatie-dragers worden vastgelegd. Een verzameling infons vormt een zogenaamde situatie waarmee informatie voorkomend in objecten, zoals documenten, gemodelleerd kan worden. Een willekeurig information retrieval model kan afgebeeld worden in dit raamwerk. Afhankelijk van het soort model zijn hiervoor speciale functies gedefinieerd . Binnen het theoretisch raamwerk definiëren wij een verzameling postulaten, die gebruikt kunnen worden om de omtrentheid relaties geassocieerd met information retrieval modellen, te beschrijven. Aan de hand van deze postulaten zijn wij in staat kwalitatieve uitspraken te doen over de verschillende omtrentheid-relaties die door de verschillende information retrieval modellen genduceerd worden. Ook is het mogelijk kwalitatieve uitspraken te doen over kwantitatieve grootheden als recall en precision. Aan de hand van het boolse retrieval model tonen wij de toepasbaarheid van ons theoretische raamwerk in de praktijk van de information retrieval

    Modal logics for rational agents

    Get PDF
    In een zin samengevat gaat dit proefschrift over formele technieken die gebruikt kunnen worden bij het modelleren van menselijk gedrag. Met behulp van zo'n modellering kan niet alleen precies gekeken worden waardoor bepaald gedrag veroorzaakt wordt, maar ook kan gewenst gedrag formeel beschreven worden. Dit formeel beschrijven, of formeel speciceren, kan belangrijk zijn om het gedrag van entiteiten die geacht worden zich min of meer menselijk te gedragen precies vast te leggen. Voorbeelden van dit soort entiteiten zijn robots als Archie (de man van staal), maar ook software die computerprogramma's een menselijk interface geeft en de levensechte karakters die optreden in een virtual reality omgeving. Entiteiten die een menselijk gedrag (dienen te) vertonen worden vaak aangeduid met de Engelse term agent, afkomstig uit het Latijn, hetgeen in essentie niets meer betekent dan `handelende entiteit'. Aangezien een pakkende Nederlandse vertaling van deze term ontbreekt (het Van Dale Groot Woordenboek Engels-Nederlands suggereert `handelend persoon' en het in de Nederlandse vertaling van de titel gebruikte `actoren' is het ook niet helemaal) zullen we in de rest van deze samenvatting de Engelse termen `agent' en `agents' gebruiken, waarbij voor het gemak aangenomen wordt dat agents mannelijk zijn. De laatste jaren wordt er zeer veel onderzoek gedaan naar agents, zowel op theoretisch als op praktisch niveau. Ondanks het feit dat er veel mensen bezig zijn met agents (of misschien juist wel doordat er zoveel mensen mee bezig zijn), bestaat er geen overeen- stemming over wat nu precies onder een agent verstaan moet worden. Soms wordt een algorithme beschouwd als een agent, bij object-geori?enteerd programmeren wordt een object wel eens gezien als een agent, terwijl agents vaak ook gezien worden als robots die zich als mensen gedragen. In dit proefschrift verstaan we onder een agent iedere entiteit die de mogelijkheid heeft bepaalde acties uit te voeren, de beschikking heeft over bepaalde informatie en redenen heeft om zich op een bepaalde manier te gedragen. Vaak zullen agents ook nog rationeel zijn in hun gedragingen, tot op zekere hoogte autonoom 195?196 Samenvatting zijn, en in staat zijn informatie te verwerven en die te gebruiken om hun gedrag aan te passen. De modellering van dit soort agents vormt het onderwerp van dit proefschrift. Zoals reeds eerder opgemerkt zijn modelleertechnieken op tenminste twee manieren nuttig en bruikbaar. Enerzijds kunnen ze gebruikt worden om geconstateerd gedrag te analyseren, anderzijds zijn ze te gebruiken om gewenst gedrag vast te leggen. Beide aspecten zijn belangrijk bij de toepassing van formele technieken voor agents. Zo zijn er gevallen bekend waar met behulp van formele technieken de oorzaak is opgespoord die er voor zorgde dat bepaalde software agents zich afwijkend en ongewenst gedroegen. Daar- naast worden agents vaak toegepast in omgevingen waar het noodzakelijk is zekerheid omtrent hun gedrag te verkrijgen. Voorbeelden hiervan zijn toepassingen van agents in systemen die luchtverkeersleiders assisteren. Het gebruik van formele technieken in de specicatie van deze agents kan zorgen voor absolute zekerheid omtrent hun gedrag in alle mogelijke omstandigheden. De formele systemen die in dit proefschrift gebruikt worden zijn gebaseerd op mo- dale logica's. Oorspronkelijk zijn deze logica's door Leibniz voorgesteld om lososche begrippen als `noodzakelijkheid' en `mogelijkheid' te representeren. Met name na de introductie van de mogelijke-werelden semantiek door Kripke worden modale logica's gebruikt om een breed scala van begrippen, zowel uit de losoe als uit de informa- tica, te modelleren. In dit proefschrift worden bestaande modale logica's op een nieuwe wijze gecombineerd, en worden daarnaast verscheidene uitbreidingen van deze logica's voorgesteld. In hoofdstuk 3 deni?eren we het eerste, meest eenvoudige, formele systeem. In dit systeem is het mogelijk de kennis en vaardigheden van agents te modelleren, de resultaten van de acties die ze mogelijk uitvoeren, en het al dan niet hebben van de gelegenheid om een actie uit te voeren. Hierbij zien we kennis als ware informatie, die verder zo is dat een agent zich zowel bewust is van de dingen die hij weet als van de dingen die hij niet weet. Als een agent bijvoorbeeld weet dat 174306 even is maar niet weet of het deelbaar is door 417, dan is 174306 niet alleen inderdaad even maar weet de agent ook dat hij dit weet terwijl hij ook weet dat hij niet weet of het deelbaar is door 417. Alles wat veroorzaakt wordt door het uitvoeren van een actie wordt beschouwd als een deel van het resultaat van die actie. Het is bijvoorbeeld zo dat een resultaat van het verbranden van een brief is dat er rook ontstaat, maar ook dat er papier omgezet wordt in as. De combinatie van vaardigheid en gelegenheid bepaalt welke acties voor een agent praktisch (on)mogelijk zijn. De vaardigheden van een agent bepalen welke acties binnen zijn capaciteiten liggen; of de agent de gelegenheid heeft om die acties ook uit te voeren is afhankelijk van externe omstandigheden. Een voorbeeld dat het verschil en het verband tussen vaardigheid en gelegenheid duidelijk maakt betreft een leeuw in een dierentuin. Deze leeuw heeft zeer waarschijnlijk wel de vaardigheid een zebra te verscheuren, maar zal (zo is te hopen voor de zebra) niet de gelegenheid daarvoor krijgen. Om kennis, vaardigheden, gelegenheden?197 en resultaten te modelleren, combineren we epistemische logica, de modale logica van kennis, met dynamische logica, de modale logica van actie, waaraan een extra component toegevoegd is welke de vaardigheden van agents representeert. In hoofdstuk 4 breiden we het basissysteem zo uit dat het mogelijk wordt acties te modelleren waarvan voor uitvoering nog niet vaststaat waar ze precies uit zullen bestaan. Dit soort acties wordt niet-deterministisch genoemd. Een standaard voorbeeld van een niet-deterministische actie is `post de brief of verbrand hem'. Als alleen maar bekend is dat een agent deze actie gaat uitvoeren is nog niet duidelijk of de brief gepost of verbrand gaat worden. Hierbij is het van belang waardoor bepaald wordt hoe een niet- deterministische actie uitgevoerd dient teworden, en met name of de agent die de actie uitvoert enige invloed op deze keuze uit kan oefenen. In hoofdstuk 4 onderscheiden we twee soorten niet-deterministische acties die verschillen met betrekking tot degene die de keuze maakt: in het ene geval wordt de keuze door de agent gemaakt, in het andere geval wordt de keuze toegeschreven aan een externe omgeving waarop de agent geen invloed heeft. Voor een software interface agent zou deze externe omgeving een gebruiker kunnen zijn: het is mogelijk dat bepaalde acties die de agent dient uit te voeren vanuit het oogpunt van de agent niet-deterministisch zijn, waarbij de keuze bij de gebruiker ligt. Het blijkt dat standaard benaderingen die voorgesteld zijn voor het representeren van niet-determinisme niet bruikbaar zijn voor onze doeleinden; als gevolg hiervan zijn de benaderingen die wij voorstellen dan ook niet erg standaard. In hoofdstuk 5 beschouwen we agents die zich bezighouden met allerlei aspecten van informatie en informatie-beheer. Deze agents kunnen bijvoorbeeld de elektronische post van een gebruiker beheren, of hem/haar begeleiden bij zoektochten op het internet. De informatie-beherende agents die wij beschouwen, beschikken naast kennis nog over zwakkere vormen van informatie. Ook hebben ze de mogelijkheid bepaalde acties uit te voeren die gericht zijn op het verwerven of overdragen van informatie. Zo kunnen de agents informatie verwerven door observaties en door het voor waar aannemen van be- paalde waarschijnlijke | maar net niet helemaal zekere | beweringen. Beweringen van dit soort worden defaults genoemd. Het bekendste voorbeeld van een default gaat over de vogel Tweety. Zolang er niets meer over Tweety bekend is dan dat het een vogel is, kan bij default aangenomen worden dat Tweety vliegt. Nieuwe informatie, bijvoorbeeld dat Tweety een pingu?n is, of een gebraden eend, kan ervoor zorgen dat de default-conclusie dat Tweety vliegt weer ingetrokken moet worden. Via communicatie kan informatie overgedragen worden aan andere agents. De betrouwbaarheid van informatie hangt af van de manier waarop die verkregen wordt. In het algemeen is het zo dat informatie afkomstig uit observaties als het meest betrouwbaar beschouwd wordt, dat informatie verkregen uit communicatie iets minder betrouwbaar is, en dat het aannemen bij default tot de minst betrouwbare informatie leidt. In een agent die zijn gebruiker begeleidt bij zoektochten op het internet zijn veel van deze aspecten van informatie-beheer zichtbaar.?198 Samenvatting Deze agent observeert het gedrag van de gebruiker, vult dat eventueel aan met informatie die verkregen is via communicatie met andere agents of is aangenomen bij default, en doet aan de hand daarvan bepaalde suggesties aan de gebruiker die hij begeleidt. Zo zou hij bij default kunnen concluderen dat een bepaald bericht op het internet, waarvan het bestaan hem door een andere agent is medegedeeld, interessant isvoor de gebruiker, omdat de agent eerder geconstateerd heeft dat de gebruiker in het algemeen interesse heeft voor berichten van dit soort. Mocht de agent nu expliciet te horen krijgen dat de gebruiker niet ge?nteresseerd is, dan zal hij zijn default-conclusie intrekken. Er zijn twee opmerkelijke aspecten zichtbaar in onze modellering van informatie-beherende agents. Het eerste aspect betreft een uitbreiding van de standaard mogelijke-werelden seman- tiek die ons toestaat gradaties in de betrouwbaarheid van informatie te onderscheiden. Daarnaast stellen we een uitbreiding voor van de standaard interpretatie van acties zo- als die gebruikt wordt in dynamische logica, de modale logica van actie. In onze meer algemene interpretatie kunnen we op elegante wijze de acties modelleren die observaties, communicatie en het maken van default-aannamen representeren. Hoofdstuk 6 bevat een modellering van de drijfveren of motieven van agents. Deze drijfveren maken duidelijk wat een agent beweegt om zich op een bepaalde manier te gedragen. In het algemeen stellen wij dat agents gedreven zijn om hun onvervulde wensen te vervullen, waarbij een wens een of ander primitief verlangen is. Aanhangers van Aristoteles kunnen bij dit primitief verlangen denken aan het najagen van kennis, terwijl die van Freud waarschijnlijk het Lust-prinzip voor ogen zal staan. Omdat agents rationeel zijn, zullen ze zich niet zonder meer tot doel stellen ieder onvervulde wens te vervullen maar zich beperken tot die onvervulde wensen die in principe vervulbaar zijn. Als een agent zich eenmaal een doel gesteld heeft, kan hij besluiten zich tot het ondernemen van een bepaalde actie te committeren, dat wil zeggen dat de agent met zichzelf afspreekt, of aan zichzelf belooft, dat hij de actie uit zal gaan voeren. Voorwaarde hierbij is dat de agent weet dat uitvoering van deze actie inderdaad tot vervulling van zijn doel zal leiden. Afspraken tot het ondernemen van bepaalde acties worden genoteerd in de agenda van de agent. Op ieder moment is een agent aan zichzelf verplicht de acties uit te voeren die in zijn agenda staan. Als nu op een bepaald moment een agent tot de ontdekking komt dat een actie waartoe hij zich gecommitteerd heeft niet langer meer uitvoerbaar is of geen enkel doel meer dient, kan de agent besluiten zijn aan zichzelf gedane belofte tot uitvoering van de actie te verbreken. Als gevolg hiervan worden eventueel nog resterende afspraken die op deze belofte betrekking hebben uit de agenda van de agent verwijderd. In het laatste hoofdstuk vatten we de bijdragen van dit proefschrift nog eens kort samen, geven we eenvoorbeeld van een specicatie van een software agent, en beschouwen we mogelijkheden voor vervolgonderzoek

    Reliability of fluctuation-induced transport in a Maxwell-demon-type engine

    Get PDF
    We study the transport properties of an overdamped Brownian particle which is simultaneously in contact with two thermal baths. The first bath is modeled by an additive thermal noise at temperature TAT_A. The second bath is associated with a multiplicative thermal noise at temperature TBT_B. The analytical expressions for the particle velocity and diffusion constant are derived for this system, and the reliability or coherence of transport is analyzed by means of their ratio in terms of a dimensionless P\'{e}clet number. We find that the transport is not very coherent, though one can get significantly higher currents.Comment: 14 pages, 5 figure

    Measuring primordial gravitational waves from CMB B-modes in cosmologies with generalized expansion histories

    Full text link
    We evaluate our capability to constrain the abundance of primordial tensor perturbations in cosmologies with generalized expansion histories in the epoch of cosmic acceleration. Forthcoming satellite and sub-orbital experiments probing polarization in the CMB are expected to measure the B-mode power in CMB polarization, coming from PGWs on the degree scale, as well as gravitational lensing on arcmin scales; the latter is the main competitor for the measurement of PGWs, and is directly affected by the underlying expansion history, determined by the presence of a DE component. In particular, we consider early DE possible scenarios, in which the expansion history is substantially modified at the epoch in which the CMB lensing is most relevant. We show that the introduction of a parametrized DE may induce a variation as large as 30% in the ratio of the power of lensing and PGWs on the degree scale. We find that adopting the nominal specifications of upcoming satellite measurements the constraining power on PGWs is weakened by the inclusion of the extra degrees of freedom, resulting in a reduction of about 10% of the upper limits on r in fiducial models with no GWs, as well as a comparable increase in the error bars in models with non-zero r. Moreover, we find that the inclusion of sub-orbital CMB experiments, capable of mapping the B-mode power up to the angular scales affected by lensing, can restore the forecasted performances with a cosmological constant. Finally, we show how the combination of CMB data with Type Ia SNe, BAO and Hubble constant allows to constrain simultaneously r and the DE quantities in the parametrization we consider, consisting of present abundance and first redshift derivative of the energy density. We compare this study with results obtained using the forecasted lensing potential measurement precision from CMB satellite observations, finding consistent results.Comment: 17 pages, 9 figures, accepted for publication by JCAP. Modified version after the referee's comment

    Cosmological Systematics Beyond Nuisance Parameters : Form Filling Functions

    Full text link
    In the absence of any compelling physical model, cosmological systematics are often misrepresented as statistical effects and the approach of marginalising over extra nuisance systematic parameters is used to gauge the effect of the systematic. In this article we argue that such an approach is risky at best since the key choice of function can have a large effect on the resultant cosmological errors. As an alternative we present a functional form filling technique in which an unknown, residual, systematic is treated as such. Since the underlying function is unknown we evaluate the effect of every functional form allowed by the information available (either a hard boundary or some data). Using a simple toy model we introduce the formalism of functional form filling. We show that parameter errors can be dramatically affected by the choice of function in the case of marginalising over a systematic, but that in contrast the functional form filling approach is independent of the choice of basis set. We then apply the technique to cosmic shear shape measurement systematics and show that a shear calibration bias of |m(z)|< 0.001(1+z)^0.7 is required for a future all-sky photometric survey to yield unbiased cosmological parameter constraints to percent accuracy. A module associated with the work in this paper is available through the open source iCosmo code available at http://www.icosmo.org .Comment: 24 pages, 18 figures, accepted to MNRA

    Irish athletes’ attitudes towards seeking sport psychology consultation

    Get PDF
    The aim of this study was to replicate previous research examining attitudes to sport psychology consultation conducted in the United States, Germany, and United Kingdom (Martin, Lavallee, Kellmann & Page, 2004), and New Zealand (Anderson, Hodge, Lavallee, & Martin, 2004). The study employed the Sport Psychology Attitudes-Revised (SPA-R) questionnaire (Martin, Kellman, Lavallee & Page, 2002) in order to develop an understanding of the attitudes elite Irish athletes (N=240) hold toward sport psychology and also compare these attitudes with those found in other countries. Irish athletes in this study reported a generally positive attitude toward sport psychology provision overall, and also were identified as being open to receiving sport psychology assistance, reported moderately high levels of confidence in sport psychology, and indicated the lack of accessibility and availability to these services as distinguishing factors. Comparison of results with athletes from other countries suggested that positive attitudes toward sport psychology may be based on factors not directly associated with personal experiences of sport psychology. As the provision of sport psychology increases, practitioners need to better understand athletes' attitudes toward sport psychology so they can tailor their services to best meet the needs of athletes. In order to do this, further research related to cultural and national differences is required

    Constraining Modified Gravity and Growth with Weak Lensing

    Full text link
    The idea that we live in a Universe undergoing a period of acceleration is a strongly held notion in cosmology. As this can, potentially, be explained with a modification to General Relativity we look at current cosmological data with the purpose of testing aspects of gravity. Firstly we constrain a phenomenological model (mDGP) motivated by a possible extra dimension. This is characterised by α\alpha which interpolates between (LCDM) and (the Dvali Gabadadze Porrati (DGP) model). In addition, we analyse general signatures of modified gravity given by the growth parameter γ\gamma and power spectrum parameter Σ\Sigma. We utilise Weak Lensing data (CFHTLS-wide) in combination with Baryon Acoustic Oscillations (BAOs) and Supernovae data. We show that current weak lensing data is not yet capable of constraining either model in isolation. However we demonstrate that this probe is highly beneficial, for in combination with BAOs and Supernovae we obtain α<0.58\alpha < 0.58 and α<0.91\alpha < 0.91 at 1σ1\sigma and 2σ2\sigma, respectively. Without the lensing data no constraint is possible. Both analyses disfavour the flat DGP braneworld model (α=1\alpha = 1) at over 2σ2\sigma. We highlight these are insensitive to potential systematics in the lensing data. For the growth signature γ\gamma we show that, in combination, these probes do not yet have sufficient constraining power. Finally, we look beyond these present capabilities and demonstrate that Euclid, a future weak lensing survey, will deeply probe the nature of gravity. A 1σ1\sigma error of 0.104 is found for α\alpha (lmax=500l_{max} = 500) whereas for the general modified signatures we forecast 1σ1\sigma errors of 0.045 for γ\gamma and 0.25 for Σ0\Sigma_{0} (lmax=500l_{max} = 500), which is further tightened to 0.038 for γ\gamma and 0.069 for Σ0\Sigma_{0} (lmax=10000l_{max} = 10000).Comment: 15 pages, 9 figure

    Compartmentalization of androgen receptors at endogenous genes in living cells

    Get PDF
    A wide range of nuclear proteins are involved in the spatio-temporal organization of the genome through diverse biological processes such as gene transcription and DNA replication. Upon stimulation by testosterone and translocation to the nucleus, multiple androgen receptors (ARs) accumulate in microscopically discernable foci which are irregularly distributed in the nucleus. Here, we investigated the formation and physical nature of these foci, by combining novel fluorescent labeling techniques to visualize a defined chromatin locus of AR-regulated genes-PTPRN2 or BANP-simultaneously with either AR foci or individual AR molecules. Quantitative colocalization analysis showed evidence of AR foci formation induced by R1881 at both PTPRN2 and BANP loci. Furthermore, single-particle tracking (SPT) revealed three distinct subdiffusive fractional Brownian motion (fBm) states: immobilized ARs were observed near the labeled genes likely as a consequence of DNA-binding, while the intermediate confined state showed a similar spatial behavior but with larger displacements, suggesting compartmentalization by liquid-liquid phase separation (LLPS), while freely mobile ARs were diffusing in the nuclear environment. All together, we show for the first time in living cells the presence of AR-regulated genes in AR foci.</p

    Spatiotemporal dynamics of discrete sine-Gordon lattices with sinusoidal couplings

    Full text link
    The spatiotemporal dynamics of a damped sine-Gordon chain with sinusoidal nearest-neighbor couplings driven by a constant uniform force are discussed. The velocity characteristics of the chain versus the external force is shown. Dynamics in the high- and low-velocity regimes are investigated. It is found that in the high-velocity regime, the dynamics is dominated by rotating modes, the velocity shows a branching bifurcation feature, while in the low-velocity regime, the velocity exhibits step-like dynamical transitions, broken by the destruction of strong resonances.Comment: 10 Revtex pages, 8 Eps figures, to appear in Phys. Rev.E 57(1998

    Attitudes toward sport psychology consulting of adult athletes from the United States, United Kingdom, and Germany

    Get PDF
    The purpose of this study was to explore attitudes about sport psychology consulting of athletes living in the United States, United Kingdom and Germany. The Sport Psychology Attitudes - Revised form (SPA-R; Martin, Kellmann, Lavallee, & Page, 2002) was administered to 404 athletes from the United States, 147 athletes from the United Kingdom, and 260 athletes from Germany. A 2 (Gender) x 3 (Nationality: American, British and German) x 2 (Type of Sport: physical contact and physical non-contact) MANCOVA was conducted with past sport psychology conducting experience as a covariant and attitudes about sport psychology as dependent variables. Follow-up univariate and discriminant function analyses were then performed to identify the attitiudes that maximized differences related to gender, nationality, and type of sport. Results revealed that attitudes about sport psychology services might be influenced by gender, nationality, and type of sport. Sport psychology practitioners must be sensitive to how personal characteristics and past experiences influence athletes' expectations and attitudes toward sport psychology consulting to improve the services they offer
    corecore