Zoeken naar een indicator voor mobiel N in de bodem

De nitraatconcentraties in het grondwater zijn op veel plaatsen in Nederland te hoog. Verandering in bemestingsbeleid zullen naar verwachting effect hebben op nitraatuitspoeling naar grondwater en oppervlaktewater. Monitoren van nitraatconcentraties in het grondwater is echter zeer arbeidsintensief. Daarom is gezocht naar een bodemparameter, die reageert op veranderingen in bemesting en daarom als indicator voor verandering in nitraatuitspoeling kan dienen. Bodemmonsters zijn genomen in langjarige bemestingsproeven en diverse bodemparameters zijn gemeten en vergeleken. Geen van de parameters gaf een duidelijke reactie op bemesting. De nitraatconcentratie in het grondwater reageerde wel. Dit lijkt de beste indicator voor uitspoeling te zijn

Ontwikkeling van een indicator om te sturen op nitraat; gegevens en regressie-analyse voor het eerste meetseizoen (2000-2001)

In het project STuren OP NITraat wordt gezocht naar verbanden tussen zogenaamde kandidaat-indicatoren voor de nitraatbelasting van het grondwater. Na analyse van de gegevens van één meetseizoen (2000/2001) komt in ieder geval de indeling in drie Gt-groepen naar voren als een verklarende factor voor het niveauverschil in de gemeten nitraatconcentraties in het voorjaar van 2001. De hoeveelheid Nmin in oktober-december 2000, gesommeerd over de drie bodemlagen (i.e. 0-90 cm), komt naar voren als het meest geschikt als indicator voor nitraatuitspoeling. Opschaling naar bedrijfsniveau resulteert in een voorspelling op basis van rekenregels van de bedrijfsgemiddelde nitraatconcentratie in het grondwater met een veel lagere voorspelfout dan wanneer op puntniveau voorspellingen worden gedaan. Dit biedt zicht op een praktisch toepasbare indicator op bedrijfsniveau

Ontwikkeling van een indicator om te sturen op nitraat; toetsing van de regressiemodellen voor nitraat

Binnen het project ¿Sturen op Nitraat¿ zijn regressiemodellen ontwikkeld. In dit rapport wordt op verschillende manieren getoetst hoe nauwkeurig de nitraatconcentratie uit waarnemingen aan de indicatoren kan worden voorspeld met behulp van de regressiemodellen. Dit wordt gedaan op basis van de metingen van het vierde meetseizoen. Het blijkt dat nieuwe meetpunten veelal binnen de 95-%-betrouwbaarheidsintervallen van de voorspelling vallen, wanneer deze is gebaseerd op de meest eenvoudige modellen en de gemeten Nminnitraat. Dit eenvoudige model, met bodem-Gt-gewas-combinatie (cluster) en Nminnitraat is bovendien het meest stabiele en praktisch toepasbare mode

Ontwikkeling van een indicator om te sturen op nitraat; gegevens en regressieanalyse op basis van drie meetseizoenen (2000-2001, 2001-2002 en 2002-2003)

In het project `Sturen op Nitraat¿ wordt gezocht naar indicatoren waarmee de nitraatconcentratie in het grondwater kan worden voorspeld. Uit een analyse van de meetresultaten van drie meetseizoenen (2000/2001, 2001/2002 en 2002/2003) blijkt dat de nitraatconcentratie het best kan worden voorspeld uit het nitraatgedeelte van de hoeveelheid Nmineraal die zich in het najaar in de bovenste 90 cm van de bodem bevindt, en een clusterindeling die is gebaseerd op een combinatie van bodemsoort, grondwatertrap en gewas. Het verdient aanbeveling te onderzoeken of het nitraatdeel van Nmineraal bruikbaar is voor sturing op bedrijfsniveau (beïnvloedbaarheid), of voor monitoring van effecten van maatregelen (doelgerichtheid en meetbaarheid)

Evaluation of current prediction models for Lynch syndrome: updating the PREMM5 model to identify PMS2 mutation carriers

Until recently, no prediction models for Lynch syndrome (LS) had been validated for PMS2 mutation carriers. We aimed to evaluate MMRpredict and PREMM5 in a clinical cohort and for PMS2 mutation carriers specifically. In a retrospective, clinic-based cohort we calculated predictions for LS according to MMRpredict and PREMM5. The area under the operator receiving characteristic curve (AU

Serum methylarginines and spirometry-measured lung function in older adults

Rationale: Methylarginines are endogenous nitric oxide synthase inhibitors that have been implicated in animal models of lung disease but have not previously been examined for their association with spirometric measures of lung function in humans. Objectives: This study measured serum concentrations of asymmetric and symmetric dimethylarginine in a representative sample of older community-dwelling adults and determined their association with spirometric lung function measures. Methods: Data on clinical, lifestyle, and demographic characteristics, methylated arginines, and L-arginine (measured using LC-MS/MS) were collected from a population-based sample of older Australian adults from the Hunter Community Study. The five key lung function measures included as outcomes were Forced Expiratory Volume in 1 second, Forced Vital Capacity, Forced Expiratory Volume in 1 second to Forced Vital Capacity ratio, Percent Predicted Forced Expiratory Volume in 1 second, and Percent Predicted Forced Vital Capacity. Measurements and Main Results: In adjusted analyses there were statistically significant independent associations between a) higher asymmetric dimethylarginine, lower Forced Expiratory Volume in 1 second and lower Forced Vital Capacity; and b) lower L-arginine/asymmetric dimethylarginine ratio, lower Forced Expiratory Volume in 1 second, lower Percent Predicted Forced Expiratory Volume in 1 second and lower Percent Predicted Forced Vital Capacity. By contrast, no significant associations were observed between symmetric dimethylarginine and lung function. Conclusions: After adjusting for clinical, demographic, biochemical, and pharmacological confounders, higher serum asymmetric dimethylarginine was independently associated with a reduction in key measures of lung function. Further research is needed to determine if methylarginines predict the decline in lung function