35 research outputs found

    Archeologische evaluatie en waardering van de abdijsite van Munsterbilzen (Bilzen, provincie Limburg)

    Get PDF
    In de loop van 2010 voerde het onderzoeks- & adviesbureau Triharch een archeologische studie uit in functie van een eventuele wettelijke bescherming van de abdijsite van Munsterbilzen te Bilzen (provincie Limburg). Dit rapport is de neerslag van dit onderzoek. De abdijsite van Munsterbilzen ligt op de noordelijke flank van een lage heuvelrug, net op de grens met de alluviale vallei van de Molenbeek en op het snijpunt van de vruchtbare Haspengouwse leemplateaus, de zandige gronden van de Kempen en de Maasvallei. Rondom de abdijsite is het dorp van Munsterbilzen gegroeid. Uit de analyse van de historische studies en de cartografische en iconografische bronnen blijkt dat het stift minstens vanaf de 10de eeuw een bijna continue geschiedenis heeft gekend als religieuze instelling en, vanaf eind 19de eeuw, als verzorgingsinstelling. Het adellijk damesstift van Munsterbilzen is één van de vijf belangrijkste kerkelijke instellingen die een diepe stempel hebben gedrukt op het dagelijkse leven in een groot deel van Haspengouw en de Kempen tijdens het Ancien Régime. Ondanks eerdere claims zijn er momenteel geen rechtstreekse bewijzen van de aanwezigheid van een Gallo-Romeinse nederzetting op de abdijsite. Volgens de overgeleverde traditie bouwde Landrada in de 2de helft van de 7de eeuw een kerk of kapel in de bossen van Belisia. Rond de kerk werd een vrouwenklooster opgericht dat circa 880 zou verwoest zijn door de Noormannen, waarna het tot een heropbouw - ergens tussen 950 en 986 - verlaten bleef. Deze eerste Merovingische oorsprong staat bij historici ter discussie. Sinds de opgravingen in 2006 in de Water- en Perronstraat zijn er wel archeologische gegevens die in de richting van een Merovingische oorsprong van de abdij wijzen. Ze tonen aan dat het archeologisch bodemarchief van de abdijsite de enige betrouwbare bron is voor de vroegste geschiedenis. Een aantal vaststellingen (rijke graven, muntrecht) staven dat de abdijsite een belangrijke rol moet gespeeld hebben in het wereldlijk en kerkelijk bestuur in de 10de en 11de eeuw. Van de 12de tot de 18de eeuw was de kloostergemeenschap een seculiere damesstift onder de voogdij van de graven van Loon, later onder het gezag van de prins-bisschoppen van Luik. Het centrale deel van het stift was omsloten door een muur, waarschijnlijk voorafgegaan door een gracht die de abdijsite in een U-vorm omsloot. Binnen de muren waren het abdissenkwartier met de aanpalende dienstgebouwen, het kerkencomplex (parochiekerk met kerkhof en Sint-Amorkerk) en de verblijfplaatsen van de kanunnikessen gelegen. Bovengronds is enkel de 16de-eeuwse vierkante toren tegen de huidige parochiekerk en het abdissenkwartier uit het midden van de 18de eeuw bewaard gebleven. Dit intra muros gedeelte kan gezien worden als het kerngebied van het stift. De abdijsite was in oorsprong veel ruimer. Op basis van het onderzoek is een ruimere begrenzing van de abdijsite echter niet verantwoord. Het einde van het adellijk stift voltrok zich in een periode van ongeveer 8 jaar als gevolg van de Franse Revolutie (1789). In de 19de en 20ste eeuw wordt de geschiedenis van de abdsijsite gekenmerkt door eerst een versnippering en daarna een hereniging van het domein. In de loop der jaren werd vrijwel het hele terrein volgebouwd. Ondanks de impact van de vele graafwerken doorheen de eeuwen bewijzen de verschillende archeologische vaststellingen dat de geschiedenis evenwel nog in het bodemarchief verankerd ligt. Op basis van de archeologische evaluatie en waardering besluit de studie dat deze archeologische site een hoge inhoudelijke, vormelijke en belevingswaarde heeft

    Archeologische evaluatie en waardering van de site Keizersberg (Leuven, provincie Vlaams-Brabant)

    Get PDF
    De Keizersberg maakt deel uit van de zuidelijke heuvels van het Hageland die de stad Leuven in het noorden omringen en gekenmerkt worden door steile hellingen en plateauvormige heuveltoppen. Voordat de mens op grote schaal op de Keizersberg ingreep, moeten deze hellingen heel wat minder steil geweest zijn. De dominante positie van de Keizersberg de stad overschouwend en prominent zichtbaar vanuit de benedenstad heeft de mens steeds aangetrokken. Omwille van de topografische kenmerken van de Keizersberg is niet uit te sluiten dat op deze plaats een versterking heeft gestaan in de ijzertijd, de Romeinse periode of de vroege middeleeuwen. Tot nu toe ontbrak hiervoor echter elke aanwijzing. Ook deze studie van de gekende archeologische waarnemingen en vondsten heeft geen bewijzen kunnen aanleveren van menselijke activiteit op de Keizersberg van vóór einde 12de/begin 13de eeuw. Het booronderzoek geeft echter aan waarom dergelijke vondsten (nog) niet aangetroffen werden. Grote delen van het plateau van de Keizersberg zijn vanaf de 13de eeuw immers verschillende meters opgehoogd. Een bevestiging van deze hypothese wordt geleverd door de vondst van enkele aardewerkfragmenten in een proefsleuf die uit de ijzertijd, de Romeinse periode of de vroege middeleeuwen dateren. Dit verklaart ook het feit dat het geofysisch onderzoek in deze zone geen anomalieën aangaf die konden verbonden worden met in de ondergond aanwezige muren en funderingen. De veelvuldige aanwezigheid van stortlagen op grote delen van de Keizersberg en haar hellingen zijn getuigen van de eeuwenlange menselijke bouwijver en de daarmee samenhangende ingrepen in de bodem. Hiervan zijn de middeleeuwse hertogelijke burcht, de commanderij van de tempeliers (opgevolgd door de hospitaalridders), en de 2de stadsomwalling de exponenten op de Keizersberg. De burcht werd waarschijnlijk opgericht in het begin van de 13de eeuw door hertog Hendrik I van Brabant. Het archeologisch onderzoek heeft dit niet kunnen bevestigen noch weerleggen. Dit sluit de mogelijkheid niet uit dat de burcht één of meerdere voorlopers kende. Indien op de Keizersberg een neerhof als onderdeel van een motte aanwezig was, is het denkbaar dat er, als voorloper van de burcht en misschien zelfs op dezelfde locatie gelegen, ook een opperhof heeft gelegen. Indien het opperhof op de plaats van de burcht lag, zal hiervan waarschijnlijk elk spoor uitgewist zijn door de bouw van de burcht en het graven van de gracht er omheen. De expansie- en defensiepolitiek van de hertogen van Brabant ging immers gepaard met de uitbouw van een administratie en de oprichting van burchten. Qua architectuur is de hertogelijke burcht van de Keizersberg een typevoorbeeld van de ronde hoogteburchten. De burcht was aan de west-, noord- en oostzijde omgeven door een brede en diepe (droge) gracht. In de 13de eeuw was Leuven nog de onbetwiste hoofdstad van het hertogdom Brabant, al zou het tij snel keren. Na de opname van het hertogdom van Brabant door achtereenvolgens het Bourgondische (1430) en Habsburgse rijk (1482) en na het insluiten van de site binnen een nieuwe stadsomwalling vanaf 1357, verbleven machthebbers als Keizer Karel (1ste helft 16de eeuw) en de aartshertogen Albrecht en Isabella (eind 16de begin 17de eeuw) slechts kort en sporadisch in de burcht, die werd beheerd door lokale kasteelheren. Door de verminderde status van de burcht, was er ook minder aandacht (en geld) voor onderhouds- en herstellingswerken. De burcht had immers stabiliteitsproblemen en bleef niet gespaard van branden. Hierdoor trad vanaf het midden van de 17de eeuw een fase van verval in, met sloopactiviteiten en ruiming van ingestorte delen. In het oostelijk deel van de Keizersberg bevond zich de commanderij. Deze zou opgericht zijn door de tempeliers tussen 1184 en 1220, dus nog voor de bouw van de burcht. De kapel van de commanderij was aan Sint-Niklaas gewijd, maar vanaf het midden van de 15de eeuw werd ze meestal Sint-Janskerk(je) genoemd gezien de kerk toen herbouwd werd. In die periode was de kerk een drukbezocht pelgrimsoord. Van de commanderij is op zich niet veel bewaard gebleven. Naast de schapenstal en een waterput, bevinden zich nog een aantal (keer)muren en dagzomende funderingen op het terrein van de commanderij. Verspreid over het terrein bevinden zich ook nog bouwelementen die hoogstwaarschijnlijk afkomstig zijn van de gebouwen van de commanderij. In de ondergrond zitten echter heel wat meer resten van de commanderij bewaard. Het proefsleuvenonderzoek binnen deze zone heeft aangetoond dat er inderdaad resten van bebouwing van de 13de tot de 20ste eeuw in de ondergrond aanwezig zijn. Deze resten bevinden zich onmiddelijk onder het maaiveld en zijn dus zeer kwetsbaar voor nieuwe bodemingrepen. De vondst van twee menselijke skeletten uit de periode 13de tot 18de eeuw bewijzen dat er binnen deze zone ook een begraafplaats was, waarschijnlijk rondom de Sint-Niklaas/Sint-Janskerk. Ook het geofysisch onderzoek gaf tal van aanwijzingen naar funderingen, wegen,... in de bodem die in verband kunnen gebracht worden met de commanderij én de bebouwde zone van die commanderij mee kunnen helpen afbakenen. Bij de bouw van de 2de stadsomwalling rond Leuven (14de eeuw) kwam de Keizersberg binnen de stad te liggen (intra muros). Het bureauonderzoek heeft aangetoond dat een deel van de 2de stadsomwalling binnen de site van de Keizersberg was gelegen. Deze wal was al grotendeels weg gegraven vóór de aanleg van de Ludenscheidsingel in 1972. Er zijn echter aanwijzingen dat er nog funderingen in de bodem aanwezig kunnen zijn. Het bureauonderzoek heeft aangetoond dat van de 12de tot de 20ste eeuw nog op andere plaatsen (resten van) bebouwing stond op de Keizersberg. De visuele terreinopname en het booronderzoek heeft verder ook aangetoond dat de grondstoffen van de Keizersberg ook door de mens ontgonnen werden en een grondige bodemkundige studie reveleerde de aanwezigheid van uitzonderlijk goed bewaarde hortizolen, bodems die zich ontwikkeld hebben onder grond die lange tijd (> 500 jaar) in gebruik was als moestuin. Ook zones op de Keizersberg waar geen bebouwing is geweest kunnen dus toch een hoge erfgoedwaarde hebben. Op basis van deze en nog meer resultaten en van een waardering op basis van de criteria besluit het rapport dat deze archeologische site een hoge inhoudelijke, vormelijke en belevingswaarde heeft en het areaal van de Keizersberg in aanmerking komt voor bescherming. De synthesekaarten opgesteld op basis van de resultaten van dit onderzoek, kunnen dienen voor het opstellen van een erfgoedbeheersplan voor deze site

    Cognitive Control and Individual Differences in Economic Ultimatum Decision-Making

    Get PDF
    Much publicity has been given to the fact that people's economic decisions often deviate from the rational predictions of standard economic models. In the classic ultimatum game, for example, most people turn down financial gains by rejecting unequal monetary splits. The present study points to neglected individual differences in this debate. After participants played the ultimatum game we tested for individual differences in cognitive control capacity of the most and least economic responders. The key finding was that people who were higher in cognitive control, as measured by behavioral (Go/No-Go performance) and neural (No-Go N2 amplitude) markers, did tend to behave more in line with the standard models and showed increased acceptance of unequal splits. Hence, the cognitively highest scoring decision-makers were more likely to maximize their monetary payoffs and adhere to the standard economic predictions. Findings question popular claims with respect to the rejection of standard economic models and the irrationality of human economic decision-making

    Anatomy of an Off-Flavor Investigation:

    No full text

    Anatomy of an off-flavor investigation: the "medicinal" cake mix

    No full text

    The use of patient reported outcome measures (PROMs) in palliative radiotherapy: A topical review

    No full text
    Radiotherapy (RT) can be used to palliate cancer-related symptoms and improve quality of life (QoL). Patient Reported Outcome Measures (PROMs) could be a reliable, minimally invasive method to monitor patients after palliative radiotherapy. This review was performed to provide an overview of the way PROMs are currently used in follow-up after palliative RT, regarding the goal of the PROM, the type of PROMs, PROM selection, PROM completion as well as the follow-up schemes and patient adherence and attrition. Pubmed, EMBASE and the Cochrane Library were systematically searched for articles published between 2008 and 2020. Titles and abstracts were reviewed to find relevant studies, which were advanced to full-text review. The reference lists of review articles were screened for correctness of the search and additional studies. No meta-analysis was performed. This search strategy identified 5733 studies, with 94 ultimately selected for inclusion in this topical review. We discovered a great variety of studies that used PROMs after palliative RT. We found no articles describing PROMs in routine clinical care. PROMs were exclusively used as a benchmarking tool and never to improve symptom control or QoL for individual patients. The selection process for the questionnaires, completion method and/or follow-up scheme was seldom described. We did not find any studies referencing patients' experience on PROMs. Although clear guidelines on the use of PROMs in palliative RT may be difficult to establish, more attention should be paid to the PROM aspect when writing study protocols. Furthermore, efforts should be made to introduce PROMs in routine clinical care in the context of palliative RT.status: publishe
    corecore