Adoleszente Identitätsbildung unter postmoderenen Lebensbedingungen: Neue Freiheit oder Identitätsdiffusion?

I. Grundthesen\ud 1.) Psychoanalyse als Erfahrungswissenschaft unterliegt den historisch­kulturellen Bedingungen ihrer Zeit . ihre Befunde und Theoretisierungen sind Ausdruck und Symptom dieser Zeitumstände. Eine Psychoanalyse, die sich dieser Tatsache gegenüber verschließt, ihre einmal gewonnenen Ergebnisse ontologisiert, wird auf ihrem kulturkritischem Auge blind und auf kurz oder lang auch auf ihrem klinischen. Die Gefahr ist die einer Naturalisierung kulturell erzeugter Phänomene. \ud 2.) Der Begriff der .Identität., von Erikson in die Psychoanalyse einge­bracht, ist Symptom für eine Krise . daß .Identitätsbildung. unter spät­industriellen Lebensbedingungen problematischer wird. Das Identitäts­thema bündelt in paradigmatischer Form die Folgen aktueller Moderni­sierungsprozesse für die Subjekte. \ud 3.) Der Begriff Identität bedarf einer grundsätzlichen Differenzierung: zu unterscheiden ist eine universell-anthropologische und eine kulturell­spezifische Dimension; universell: es geht in jedem Menschenleben um das Herstellen einer Passung zwischen subjektivem Innen und dem gesell­schaftlichen Außen, das ist die anthropologische Grundaufgabe des Men­schen. Aber diese Passungsaufgabe ist in heißen Kulturen dramatischer. \ud 4.) Die Phase der Adoleszenz ist wie keine andere Entwicklungsphase den jeweiligen kulturellen Bedingungen ausgesetzt, geht es doch in ihr um das Verlassen des .Elternhauses. und um den Eintritt in die .Gesell­schaft.; folglich werden sich dort kulturelle Veränderungen am stärksten auswirken. \ud 5.) Das klassische psychoanalytische Konzept der Adoleszenz ist zu erweitern, insbesondere auf die Dimensionen des .Narzißtischen. hin; aber auch die phasenspezifische Eingrenzung der Identitätsproblematik auf die Adoleszenz muß aufgegeben werden. \ud 6.) Soziologie und Kulturwissenschaften liefern empirische Befunde zur Identitätsbildung in spätindustriellen Gesellschaften. Die Psychoanalyse sollte diese zur Kenntnis nehmen, ihre eigenen unter hochspezifischen Umständen gewonnenen Erfahrungen dazu in einen kritischen Dialog bringen

Psychoanalyse en empirisch onderzoek

Dit artikel is een schriftelijke uitwerking van een lezing op de studiedag ‘Psychoanalyse, oude dromen, nieuwe wegen’, die in oktober 2015 georganiseerd werd door het Tijdschrift voor Psychoanalyse. Het thema van de studiedag betrof onder meer de verhouding van de psychoanalyse tot de maatschappelijke vraag om haar praktijk empirisch te onderbouwen. In dit artikel bespreek ik vanuit welke perspectieven men wel en niet kan ingaan op deze vraag. Vanuit het negatieve perspectief bespreek ik het risico om in sciëntisme en pseudowetenschap te vervallen; vanuit het positieve perspectief wijs ik erop dat psychoanalyse en wetenschap beiden gegrond zijn in een vermogen om vanuit een toestand van niet-weten geboorte te geven aan een nieuw weten. Tijdens mijn betoog verwijs ik illustratief naar het onderzoeksprogramma van de Vakgroep Psychoanalyse van de Universiteit van Gent

Das Spiegelstadium: eine ausgelöschte Akte

Es ist für mich eine Ehre, in die Klinik Burghölzli eingeladen worden zu sein, die zu Beginn dieses Jahrhunderts der höchst wichtige Ort der ersten großen Begegnung zwischen der Psychiatrie und der Psychoanalyse war. Ein wahrhaft .verheißenes Land. für die beiden Disziplinen, wie Freud dies betonte, da unter der Stabführung Eugen Bleulers und seines Schü­lers Carl Gustav Jung die psychoanalytische Methode einen vielverspre­chenden Zugang in der Annäherung an die Psychosen hatte. \ud Jacques Lacan hat diese Tradition fortgesetzt, die heute auf eine simpli­fizierende Art und Weise kritisiert wird durch die Anhänger einer rein biologischen Psychiatrie, die behaupten, den Menschen auf eine Maschi­ne und den Gedanken auf ein Neuron zu reduzieren. \ud Tatsächlich wurde Lacan ausgehend von seiner Ausbildung als Psychi­ater zur Psychoanalyse hin geführt. In seiner Dissertation über die para­noide Psychose, 1932, die er einem berühmtem Fall von Erotomanie wid­mete (Aimée oder Marguerite Anzieu), kannte er bereits Freuds Werk. Dennoch orientierte er sich an einem psychiatrischen Zugang des Falls und erklärte, daß er mit seiner Patientin keine psychoanalytische Kur durch­führte. Ich habe andernorts die Gründe für diese Wahl erläutert

Psychologization or the discontents of psychoanalysis

This article explores the possibility of a debate between psychoanalysis and the human sciences and, in particular, between psychoanalysis and psychology. Psychoanalysis's particular view on subjectivity values fiction (truth having the structure of fiction) as a constitutive dimension of personal and social reality. In contrast, the mainstream psy-sciences threaten to remain caught in the attempt to unmask things as they really are (eg, hard neurobiological reality), thus risking losing the subjective dimension as such. Drawing on examples of phenomena of psychologization (in Reality TV and in contemporary discourses of parent and child education), the author spells out the different, but eventually and necessarily intertwined, responses of psychoanalysis and psychology to modernity and modern subjectivity

Filosofie en non-filosofie. Fenomenologie en psychoanalyse in het werk van Maurice Merleau-Ponty

Een filosoof die zich nadrukkelijk met de status en rol van de academische wijsbegeerte heeft beziggehouden, is Maurice Merleau-Ponty. Een onderzoek naar de verhouding tussen filosofie en non-filosofie lijkt volgens Merleau-Ponty de filosoof pas in staat te stellen om de eigen aard van de filosofie te begrijpen. Eén verhouding tussen filosofie en non-filosofie waar Merleau-Ponty zich uitvoerig mee heeft beziggehouden, is de verhouding tussen filosofie en psychoanalyse. Een onderzoek naar de verhouding tussen filosofie en psychoanalyse binnen Merleau-Ponty’s denken zal mij enerzijds instaat stellen in te gaan op zijn eigen filosofie. Anderzijds zal ik hierdoor Merleau-Ponty’s verhouding tot de psychoanalyse in beschouwing kunnen nemen. Hoewel Merleau-Ponty’s verhouding tot de psychoanalyse van Freud, Lacan en Klein reeds is onderzocht, zal ik aantonen dat deze bepaling van Merleau-Ponty’s verhouding tot de psychoanalyse beperkt is. De invloed van de psychoanalytische theorie van Bachelard op Merleau-Ponty in Le Visible et l’Invisible wordt namelijk in zijn geheel miskend. Met deze bepaling van Merleau-Ponty’s positie ten aanzien van de verhouding tussen fenomenologie en psychoanalyse hoop ik de vraag naar de verhouding tussen filosofie en non-filosofie alsmede de vraag naar de rol en status van de academische wijsbegeerte – opnieuw – te hebben gesteld.Michiel Besters is, na vier jaar oude stijl systematische wijsbegeerte te hebben gestudeerd, in augustus 2005 omgeschaald tot bachelor en tegelijkertijd afgestudeerd aan de Universiteit van Tilburg. Zijn bachelor scriptie schreef hij over de fenomenologische ontologieën van Sartre (L’être et le néant) en Merleau-Ponty (Le Visible et l’Invisible). Tijdens het bachelor-traject is hij begeleid door Dr. F. van Peperstraten. Na zijn afstuderen is Michiel Besters in september 2005 ingestroomd in de twee-jarige researchmaster die door de UvT en de RU samen wordt georganiseerd. Zijn interesses liggen voornamelijk op het gebied van de fundamentele filosofie: antropologie en ontologie. Momenteel houdt hij zich bezig met de constitutie van ideële objectiviteit (in het algemeen) en taal (in het bijzonder) in het werk van Husserl en Merleau-Ponty. Hij wordt hierin begeleid door Dr. J. Slatman

Zick-Zack. Edmund Husserls phänomenologische Archäologie

Trotz fehlender direkter Bezugnahmen zwischen Freud und Husserl arbeiteten, so wird argumentiert, Psychoanalyse und Phänomenologie an einem nicht unähnlichen Projekt. Wenn die Phänomenologie auch kein Konzept des Unbewussten hat, so ist doch auch das Feld des transzendentalen Bewusstseins Gegenstand einer radikalen Aufklärungsbewegung. Jede der beiden Schulen diente dabei auch dem jeweils anderen Zweck: Mit dem Strukturalismusmus ging die Psychoanalyse in ein neues Paradigma der Rationalitätskonstruktion ein, in der Existentialanalyse wurde die phänomenologische Methode zum individuellen Analyseinstrument

Forming ideal types by understanding. Application to the psychoanalytic treatment of suicidal men

This paper discusses the application of a qualitative methodology—forming ideal types by understanding—to the psychoanalytic psychotherapy of suicidal men. The paper focuses on a particular phase of the methodology: the validation through external expert replication. Data of cases from psychoanalytic treatment, analysed by the originating group in Germany, is analysed by a group in London, UK, which formed to undertake the task of blind comparison. We describe the contribution of this method in the field of psychoanalytic research, the method developed for generating data and the processes through which data are analysed. We demonstrate the comparative findings from the first (German) and second (UK) analyses and explore the meanings of the similarities and differences. The paper concludes with an appraisal of the strengths and limitations (in terms) of moderate levels of generalisation of results from this method for research in the field of qualitative psychotherapy researc

Fluctuat nec mergitur or what happened to Reikian psychoanalysis?

The official published version can be obtained from the link below - Copyright @ 2006 American Psychological AssociationAlthough Theodor Reik was a celebrated psychoanalyst during the 1950s and 1960s, his work has not resulted in the development of a specific psychoanalytic tradition, and his name has gradually disappeared from Western cultural memory. Following the mode of argumentation of the reductio ad absurdum, the author critically examines six possible explanations for this remarkable observation, thereby drawing on published materials and archival sources relating to the life and works of Reik. Once these explanations have been discarded, the author argues that the main reason for the absence of a Reikian tradition within psychoanalysis stems from Reik's belief in the analytic virtue of intellectual independence. This belief may have contributed to his own departure from the psychoanalytic training institution that he helped to create, yet it also implies that Reikian psychoanalysis somehow lives on in all those practitioners who do not seek to affiliate with a doctrinal school of thought

Schizophrenie in lacanianischer Perspektive

Im folgenden werde ich versuchen, etwas von dem darzustellen, was mich in den letzten Jahren in zunehmendem Maße beschäftigt hat, nämlich das Studium der Schizophrenie. Man kann ohne jegliche Übertreibung sagen, dass die Schizophrenie ein Stiefkind der Psychoanalyse geblieben ist, ja, nicht nur das, darüber hinaus ist sie seit jeher ein ungeliebtes Stiefkind. Dies im Gegensatz zur Paranoia. Freud wie auch Lacan haben zur Para­noia ungleich mehr beigetragen als zur Schizophrenie; das zeigt sich mit aller Deutlichkeit am Paradebeispiel des Senatspräsidenten Schreber, des­sen Buch Denkwürdigkeiten eines Nervenkranken Gegenstand einer um­fangreichen Untersuchung Freuds geworden ist, was wiederum Lacan dazu veranlasste, einen Grossteil seines Seminars über die Psychosen wie auch seiner Arbeit .D. une question préliminaire d. un traitement possible de la psychose. / .Von einer Frage, die jeder möglichen Behandlung der Psy­chose vorausgeht. Freud und Schreber zu widmen.1 \ud In der Psychiatrie ist es dagegen eher umgekehrt; ein so renommierter Psychiater wie Eugen Bleuler hat der Schizophrenie auf dem Feld der Psychosen einen vorrangigen Platz eingeräumt und sogar die Paranoia seinem Konzept der Schizophrenie subsumiert2. Die Untersuchungen über Schizophrenie sind auch in der zeitgenössischen Psychiatrie zahlreich geblieben. \ud Wie kommt es, dass sich die Psychoanalyse seit jeher kaum für die Schi­zophrenie interessiert? Ich glaube, dass dies etwas mit der Bedeutung des Vaters zu tun hat, dessen Funktionen für Neurosen wie auch für Paranoi