9 research outputs found

    Immunity and effect of clopidol/methyl benzoquate and robenidine before and after weaning on rabbit coccidiosis in the field.

    No full text
    &lt;p&gt;For 15 months the anticoccidial effect of 200 ppm clopidol/methyl benzoquate and of 50 ppm robenidine, and the development of immunity against five different species of Eimeria were followed in a closed rabbit population. In unmedicated rabbits, oocyst output decreased progressively with increasing age to a very low level in animals older than four months, but none of the species present disappeared completely in adult animals. No clinical symptoms nor mortality from coccidiosis was noted in reproduction stock. In field conditions E magna and E perforans seemed to induce the weakest resistance, whereas a more marked resistance has been found for E intestinalis and E irresidua. E media appeared to have an intermediate position. Robenidine reduced oocyst output of E magna, E intestinalis, E irresidua, E media and E perforans significantly, whereas clopidol/methyl benzoquate reduced oocyst output of the latter four species only and was least active against E magna. Both drugs also reduced coccidiosis-induced mortality significantly. Medication only before weaning had no distinct influence on coccidial infection, or on mortality by coccidiosis after weaning; nor did those parameters differ significantly between continuously medicated rabbits and rabbits medicated after weaning only. As reproductive stock is protected by immunity, this makes the necessity of medicating does and bucks with anticoccidials questionable in intensive or semi-intensive reproduction systems.&lt;/p&gt;</p

    Epidémiosurveillance de l’encéphalopathie spongiforme bovine en Belgique : bilan de l’année 1998

    No full text
    peer reviewedIn 1998 werden 6 runderen tussen de 54 en 71 maanden ouderdom, afkomstig van de provincies West-Vlaanderen (3 gevallen), Oost-Vlaanderen (2 gevallen) en Luik (1 geval), gediagnostiseerd als gevallen van boviene spongiforme encephalopathie (BSE). De hypotheses betreffende de oorsprong van de infectie op zijn de volgende : het optreden van sporadische gevallen zonder duidelijk definieerbare oorzaak; de mogelijke kruiscontaminatie tussen voeder voor monogastrische dieren met daarin dierlijk meel en voeder voor herkauwers waarin geen dierlijk meel is verwerkt en dit tijdens het fabricatieproces, de stockage, het transport of de distributie; het gebruik van dierlijk beendermeel in het voeder voor runderen geproduceerd voor de ban (van kracht vanaf 27/7/1994). Algemeen kan men dus stellen dat in België de aanwezigheid van gecontamineerd diermeel als risicofactor voor BSE niet kan worden uitgesloten. De oorsprong van deze diermelen kon nog niet gedetermineerd worden

    The Recent Studies on DNA Analysis in the Horse.

    No full text
    corecore