262 research outputs found

    Mechanisms behind eutrophication induced novel algal blooms

    Get PDF

    Schatting van de primaire productie in de Waddenzee in de laatste drie decennia

    Get PDF
    In dit rapport wordt een schatting gepresenteerd van de primaire productie in de oostelijke en de westelijke Waddenzee gedurende de laatste drie decennia. Deze gegevens worden in een ander onderdeel van het project Meerjarige effect- en productiemetingen aan MZI's in de Westelijke Waddenzee en Oosterschelde gebruikt voor het valideren van een model dat het effect berekend van opschaling van MZI’s (mosselzaadinvangsystemen) op de draagkracht voor schelpdieren in de Waddenzee

    Voedselkeuzes en draagkracht: de mogelijke consequenties van veranderingen in de draagkracht van Nederlandse kustwateren op het voedsel van schelpdieretende wad- en watervogels

    Get PDF
    De Waddenzee en de Noordzeekustzone zijn aangewezen als Natura2000-gebieden. Naast een verplichting tot instandhouding is voor de Waddenzee een verbeterdoelstelling geformuleerd voor de schelpdieretende vogelsoorten Eider (als broedvogel en als niet-broedvogel), Topper, Kanoet, Scholekster en Steenloper (voor deze soorten als niet-broedvogel). Voor de Noordzeekustzone zijn voor schelpdieretende kustvogels en voor de aangewezen habitattypen alleen behoudsdoelstellingen geformuleerd. Anno 2010 voldoen de populaties van de Topper, de Kanoet en de Steenloper aan de Instandhoudingsdoelstellingen voor de Waddenzee. De aantallen van de Eider en de Scholekster liggen lager dan de geformuleerde doelstellingen. In de Noordzeekustzone liggen de aantallen Zwarte Zee-eenden, Eiders en Scholeksters onder de geformuleerde Instandhoudingsdoelstellingen. Voor de Kanoet werden deze gehaald tussen 1999-2000 en 2003-2004 maar de actuele situatie is onduidelijk. Gedurende de laatste decennia waren verscheidene factoren van belang voor de aantalsontwikkeling van de meeste schelpdieretende vogelsoorten. Het toenmalige Ministerie van LNV (nu EL&I) heeft in 2008 aan IMARES vragen gesteld die in het kader van een zogenaamd BO-project moesten worden beantwoord. Voor de belangrijkste soorten schelpdieretende vogels (de hierboven genoemde soorten plus de Zwarte Zeeeend) gaat het om de volgende vragen: In hoeverre is het benodigde voedsel aanwezig? Is het beschikbare voedsel van voldoende kwaliteit? Is het preferente voedsel beschikbaar en bereikbaar? Krijgen de vogels voldoende gelegenheid om het voedsel ook te bemachtigen (onder invloed van ecologische en antropogene factoren)? Deze basisvragen zijn door het Ministerie voor de 6 te onderzoeken vogelsoorten (Eider, Zwarte Zeeeend, Toppereend, Scholekster, Kanoet en Steenloper) vertaald naar de in Hoofdstukken 3 t/m 8 weergegeven kennisvragen per soort. Deze richten zich vooral op de voedselecologie van de genoemde schelpdieretende soorten. De centrale vraag die in dit rapport wordt besproken is in hoeverre de condities binnen de Waddenzee en de Noordzeekustzone van invloed zijn of kunnen zijn op de populatieomvang van de genoemde soorten. De belangrijkste factoren die hierop invloed kunnen hebben zijn habitatgeschiktheid en voedselvoorziening. Habitatgeschiktheid is in deze gebieden vooral gekoppeld aan de aanwezigheid van geschikte leefgebieden en verstoring, voedselvoorziening aan de beschikbaarheid van voldoende hoeveelheden geschikte prooidieren

    Phaeocystis blooming enhanced by copepod predation on protozoa: evidence from incubation experiments

    Get PDF
    Laboratory experiments were carried out to investigate the effect of protozoan, copepod and combined grazing on Phaeocystis biomass. Phaeocystis cf. globosa single cells were offered to 3 different protozoan species, to the calanoid copepod Temora longicornis, as well as to mixtures of both grazer types. The heterotrophic dinoflagellate Oxyrrhis marina and the oligotrich ciliate Strombidinopsis acuminatum ingested Phaeocystis at much higher rates than did the copepod. Nevertheless, protozoan growth and ingestion rates were submaximal, indicating Phaeocystis to be suboptimal food. The oligotrich ciliate Strombidium elegans did not feed on Phaeocystis. In grazing experiments with mixtures of both predator types, the decline of Phaeocystis single cells could be explained by protozoan grazing alone, implying no grazing by the copepods on Phaeocystis. Instead, copepods ingested the protozoans at high rates. Predation on 0. marina and S. acuminatum by T. longicornis resulted in a reduction of the total grazing pressure on Phaeocystis of 21 and 67 % respectively. We conclude that mesozooplankton predation on herbivorous ciliates and heterotrophic dinoflagellates, which consumed Phaeocystis cells, can considerably reduce the overall grazing pressure and may enhance Phaeocystis bloomng

    Groei en begrazing van mosselzaad, primaire productie en picoplankton in de Waddenzee: Technisch Rapport project Meerjarig effect- en productiemetingen aan MZI's in de Westerlijke Waddenzee, Oosterschelde en Voordelta

    Get PDF
    In het kader van het project: “Meerjarige effectmetingen aan MZI’s in de Westelijke Waddenzee en de Oosterschelde”, uitgevoerd door IMARES in opdracht van het Ministerie van LNV (thans EZ), zijn er in 2010 tot en met 2013 veldmetingen verricht bij een MZI. Centrale vraag binnen deelproject 1 betreft de mogelijke invloed van MZI’s op de draagkracht van de Waddenzee en de Oosterschelde. In dit rapport worden de resultaten gepresenteerd van het onderzoek aan de MZI’s in de Waddenzee

    Length-and weight-dependent clearance rates of juvenile mussels (Mytilus edulis) on various planktonic prey items

    Get PDF
    Filtration capacity and feeding behaviour has been intensely studied for adult mussels (Mytilus edulis), but less information is available for juvenile mussels (1.5–25 mm

    Towards norms for accreditation of biobanks for human health and medical research:Compilation of existing guidelines into an ISO certification/accreditation norm-compatible format

    Get PDF
    In recent years, biobanks have evolved into professional infrastructures that acquire, validate, process, store, manage and distribute biological material of human origin to public or private end-users/researchers. This article (a) highlights the importance of quality assurance for both the biobank basic processes and sample annotation in order to ensure reliable results of research based on these samples, (b) suggests that certification according to international standards can contribute to the organization of the biobanking processes while accreditation can contribute to the organization of sample characterization/validation, and (c) provides a compilation of all existing guidelines against an International Organization for Standardization (ISO) format.</p

    Histological assessment of paxgene tissue fixation and stabilization reagents

    Get PDF
    Within SPIDIA, an EC FP7 project aimed to improve pre analytic procedures, the PAXgene Tissue System (PAXgene), was designed to improve tissue quality for parallel molecular and morphological analysis. Within the SPIDIA project promising results were found in both genomic and proteomic experiments with PAXgene-fixed and paraffin embedded tissue derived biomolecules. But, for this technology to be accepted for use in both clinical and basic research, it is essential that its adequacy for preserving morphology and antigenicity is validated relative to formalin fixation. It is our aim to assess the suitability of PAXgene tissue fixation for (immuno)histological methods. Normal human tissue specimens (n = 70) were collected and divided into equal parts for fixation either with formalin or PAXgene. Sections of the obtained paraffin-embedded tissue were cut and stained. Morphological aspects of PAXgene-fixed tissue were described and also scored relative to formalin-fixed tissue. Performance of PAXgene-fixed tissue in immunohistochemical and in situ hybridization assays was also assessed relative to the corresponding formalin-fixed tissues. Morphology of PAXgene-fixed paraffin embedded tissue was well preserved and deemed adequate for diagnostics in most cases. Some antigens in PAXgene-fixed and paraffin embedded sections were detectable without the need for antigen retrieval, while others were detected using standard, formalin fixation based, immunohistochemistry protocols. Comparable results were obtained with in situ hybridization and histochemical stains. Basically all assessed histological techniques were found to be applicable to PAXgene-fixed and paraffin embedded tissue. In general results obtained with PAXgene-fixed tissue are comparable to those of formalin-fixed tissue. Compromises made in morphology can be called minor compared to the advantages in the molecular pathology possibilities

    Report from the OECI Oncology Days 2014

    Get PDF
    The 2014 OECI Oncology Days was held at the ‘Prof. Dr. Ion Chiricuta’ Oncology Institute in Cluj, Romania, from 12 to 13 June. The focus of this year’s gathering was on developments in personalised medicine and other treatment advances which have made the cost of cancer care too high for many regions throughout Europe
    corecore