3 research outputs found
Les verbes de mouvement et lâexpression du lieu en kirundi (bantou, JD62) : une Ă©tude linguistique basĂ©e sur un corpus
La thĂšse de doctorat sâintitule âLes verbes de mouvement et lâexpression du lieu en kirundi (bantou, JD62) : une Ă©tude linguistique basĂ©e sur un corpusâ. La thĂšse a pour but gĂ©nĂ©ral la description systĂ©matique des propriĂ©tĂ©s sĂ©mantique et syntaxique des verbes qui encodent un Ă©vĂ©nement de mouvement et la maniĂšre dont celles-ci interagissent avec lâexpression du lieu, tout en se basant sur le corpus de textes en kirundi gĂ©rĂ© par le centre de recherches BantUGent. Cette Ă©tude a donc pour mĂ©thodologie de recherche la linguistique de corpus.
Un Ă©vĂ©nement de mouvement fait rĂ©fĂ©rence Ă une figure qui se dĂ©place selon une trajectoire par rapport Ă un point de repĂšre. Les verbes de mouvements qui encodent ce type dâĂ©vĂ©nements spatiaux ont donc typiquement quatre composants: Figure (qui est en mouvement), Trajectoire (suivie par la Figure), Mouvement (y compris la maniĂšre dont se fait le mouvement) et (point de) RepĂšre (lâobjet de rĂ©fĂ©rence qui indique typiquement le But ou le Source du mouvement) (Talmy 1975; Talmy 1985; Wilkins & Hill 1995; Botne 2005). A base dâune Ă©tude dĂ©taillĂ©e et systĂ©matique de 17 verbes de mouvement, qui dĂ©notent un dĂ©placement total de lâobjet, il est testĂ© dans lâactuelle thĂšse si, en kirundi, les verbes de mouvement prĂ©sentent ces mĂȘmes caractĂ©ristiques essentielles et le cas Ă©chĂ©ant, si elles suffissent pour dĂ©finir la structure Ă©vĂ©nementielle de cette catĂ©gorie de verbes ou sâil est nĂ©cessaire de formuler des caractĂ©ristiques additionnelles.
Dans le but dâapprofondir notre connaissance de la façon dont est encodĂ© le RepĂšre dans lâexpression du mouvement, la thĂšse vise Ă©galement Ă faire une description dĂ©taillĂ©e et une quantification des moyens utilisĂ©s pour renvoyer Ă la localisation en kirundi, notamment les phrases nominales dites âlocativesâ (Meeussen 1959; Sabimana 1986; Ntahokaja 1994; Bukuru 2003; Zorc & Nibagwire 2007).
Afin de mieux comprendre comment la structure Ă©vĂ©nementielle des verbes de mouvement en kirundi se traduit syntaxiquement dans leur structure argumentale, la thĂšse Ă©tudie aussi de façon systĂ©matique si la phrase nominale locative post-verbale marque vis-Ă -vis du verbe de mouvement la relation grammaticale dâobjet, câest-Ă -dire dâĂ©tablir si elle reçoit les traitements morphologique et syntaxique qui sont normalement accordĂ©s au patient dâun verbe transitif primaire. De surcroĂźt, il est examinĂ© quel est lâeffet du suffixe dĂ©rivationnel dit âapplicatifâ sur les structures Ă©vĂ©nementielle et argumentale des verbes de mouvements.
Enfin, il est bien connu que les verbes de mouvement sont dâun usage frĂ©quent dans nâimporte quelle langue et quâils ont souvent un sens gĂ©nĂ©ral, deux caractĂ©ristiques qui font quâils se prĂȘtent bien au processus de grammaticalisation (Heine et al. 1991: 38; Hopper & Traugott 2003: 100). Lâactuelle thĂšse a comme but dâĂ©tablir si câest aussi le cas en kirundi.
La thĂšse consiste de six chapitres. Le chapitre introductif dĂ©crit le kirundi comme langue de recherche, les 17 verbes de mouvement sĂ©lectionnĂ©s dans cette Ă©tude, les notions de structure Ă©vĂ©nementielle et structure argumentale, les questions de recherches et objectifs ainsi que la mĂ©thodologie appliquĂ©e dans cette thĂšse. Lâexpression du lieu en kirundi est dĂ©crite dans le deuxiĂšme chapitre. Le troisiĂšme chapitre se focalise sur les structures Ă©vĂ©nementielle et argumentale des verbes de mouvement. Lâinfluence de lâapplicatif sur la sĂ©mantique et la syntaxe des verbes de mouvement est Ă©tudiĂ©e au niveau du chapitre 4. Le chapitre 5 examine lâemploi des verbes de mouvement -ja âallerâ, -za âvenirâ, -geenda âmarcherâ, -va âvenir de /quitterâ et -ca âpasserâ dans des constructions grammaticalisĂ©es, plus prĂ©cisĂ©ment comme des marqueurs grammaticaux de temps et aspect. Les conclusions gĂ©nĂ©rales sont prĂ©sentĂ©es au chapitre 6.
----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
This PhD thesis, written in French, is entitled âMotion Verbs and the Expression of Place in Kirundi (Bantu, JD62): A Corpus-based Linguistic Studyâ. The general goal of the PhD thesis is to provide, on the basis of the Kirundi text corpus developed by the BantUGent research centre, a systematic description of the semantic and syntactic properties of movement verbs and the way they interact with the expression of place. The methodology of the PhD thesis thus pertains to corpus linguistics.
A motion event refers to an object moving along a path with respect to another object. Movement verbs encoding motion events thus typically have four components: âFigureâ (i.e., the moving object), âPathâ (the trajectory followed), âMotionâ (including manner of motion) and âGroundâ (i.e., the reference object, typically Source or Goal) (Talmy 1975, 1985; Wilkins & Hill 1995; Botne 2005). Based on a detailed and systematic study of 17 motion verbs, referring to the complete movement of the entire figure, the PhD thesis tests whether Kirundi movement verbs display the same characteristics and, if so, whether these features are sufficient to define the event structure of this type of verbs or whether additional characteristics need to be formulated.
In order to enhance our knowledge of the expression of the Ground in a motion event, the PhD thesis also gives a detailed description and quantification of place-denoting expressions in Kirundi, more specifically noun phrases commonly referred to as âlocativesâ (Meeussen 1959; Sabimana 1986; Ntahokaja 1994; Bukuru 2003; Zorc & Nibagwire 2007).
Aiming at a better understanding of how the event structure of motion verbs is syntactically rendered by their argument structure, the PhD thesis also systematically investigates whether the post-verbal locative noun phrase referring to the Ground functions as a grammatical object in Kirundi, i.e. whether it has the same morphosyntactic characteristics as the patient of a primary transitive verb. Moreover, the PhD thesis examines how the the so-called âapplicativeâ derivational suffix affects both the event and argument structures of motion verbs.
Finally, it is a well-known fact that movement verbs are frequent in use in any language and that they tend to have a general meaning, two characteristics typical of source items in grammaticalization processes (Heine et al. 1991: 38; Hopper & Traugott 2003: 100). The present PhD thesis considers whether Kirundi movement verbs display grammaticalized uses.
The PhD thesis has six chapters. The first chapter introduces Kirundi as the research language, the 17 selected movement verbs, the notions of event structure and argument structure, the research questions and objectives, and the methodology applied in this study. Place-denoting expressions and how to refer to them in Kirundi are the focus of the second chapter. The third chapter examines the event structure and the argument structure of the selected movement verbs and the way they interact. The influence of the applicative on the semantics and the syntax of motion verbs is studied in the fourth chapter. The fifth chapter examines the use of the motion verbs -ja âgoâ, -za âcomeâ, -geenda âwalkâ, -va âcome from/leaveâ and ca âpassâ in grammaticalized constructions, functioning as grammatical markers of tense and aspect. The general conclusions are presented in the sixth chapter.
----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Het proefschrift/doctoraat heeft als titel âBewegingswerkwoorden en de uitdrukking van plaats in het Kirundi (Bantoe, JD62): een corpusgebaseerde taalkundige studieâ. De doctoraatsthesis heeft een systematische beschrijving van de semantische en syntactische eigenschappen van bewegingswerkwoorden in het Kirundi tot doel alsook een beschrijving van hoe deze categorie werkwoorden en plaatsbepalingen op elkaar inwerken. De studie is gebaseerd op een Kirundi tekstcorpus ontwikkeld en beheerd door het BantUGent-onderzoekscentrum. De methodologie van deze studie betreft dus de corpuslinguĂŻstiek.
Een beweging verwijst naar een een object dat zich langs een bepaalde weg voortbeweegt ten opzichte van een ander object. Werkwoorden die een beweging uitdrukken hebben bijgevolg typisch 4 componenten: âFiguurâ (het bewegende object), âPadâ (de weg waarlangs het object zich voortbeweegt), âBewegingâ (inclusief de manier van bewegen) en âGrondâ (d.w.z., het referentieobject, typisch de Oorsprong of het Doel van de beweging) (Talmy 1975, 1985; Wilkins & Hill 1995; Botne 2005). Op basis van een gedetailleerde en systematische studie van 17 bewegingswerkwoorden, die allen een verplaatsing van de volledige figuur uitdrukken, gaat de doctoraatsthesis na of bewegingswerkwoorden in het Kirundi dezelfde componenten hebben en of ze, in het desbetreffende geval, afdoende zijn om de evenementstructuur van dit type werkwoorden te definiĂ«ren dan wel of er bijkomende componenten moeten geformuleerd worden.
Om een beter inzicht te krijgen in de manier waarop het Kirundi naar de âGrondâ verwijst als deel van een beweging, geeft deze doctoraatsthesis ook een gedetailleerde beschrijving en kwantificatie van plaatsbepalingen, meer bepaald van nominale constituenten waarnaar gewoonlijk verwezen wordt als âlocatievenâ (Meeussen 1959; Sabimana 1986; Ntahokaja 1994; Bukuru 2003; Zorc et Nibagwire 2007).
Om beter te begrijpen hoe de evenementstructuur van bewegingswerkwoorden syntactisch weergegeven wordt in hun argumentstructuur onderzoekt de doctoraatsthesis op systematische wijze of de locatieve nominale constituent die naar de âGrondâ verwijst en in de zin na het bewegingswerkwoord komt de grammaticale functie van object bekleedt en of deze locatief dezelfde morphosyntactische kenmerken vertoont als het lijdend voorwerp van een primair transitief werkwoord. De doctoraatsthesis onderzoekt ook hoe het zogenaamde âapplicatiefâ afleidingssuffix zowel de evenement- als de argumentstructuur van bewegingswerkwoorden beĂŻnvloedt.
Tenslotte is het alom geweten dat bewegingswerkwoorden in de talen van de wereld veelvuldig gebruikt worden en dat ze dikwijls een vrij algemene betekenis hebben. Beide karakteristieken maken van hen ideale kandidaten om het proces van grammaticalisatie te ondergaan (Heine et al. 1991: 38; Hopper et Traugott 2003: 100). De doctoraatsthesis gaat na of bewegingswerkwoorden inderdaad grammaticale functies ontwikkelden in het Kirundi.
De doctoraatsthesis bestaat uit 6 hoofdstukken. Het eerste hoofdstuk beschrijft het Kirundi als de onderzoekstaal en introduceert tevens de 17 uitgekozen bewegingswerkwoorden, de begrippen âevenementstructuurâ en âargumentstructuurâ, de onderzoeksvragen en doelstellingen en de methodologie toegepast in de doctoraatsthesis. Plaatsbepalingen en de manier waarop naar hen verwezen wordt zijn het onderwerp van het tweede hoofdstuk. Het derde hoofdstuk onderzoekt de evenement- alsook de argumentstructuur van de geselecteerde bewegingswerkwoorden en gaat na hoe ze op elkaar inspelen. De invloed van de applicatief op de semantiek en de syntaxis van bewegingswerkwoorden wordt onderzocht in hoofdstuk 4. Hoofdstuk 5 richt zich op het gebruik van de bewegingswerkwoorden -ja âgaanâ, -za âkomenâ, -geenda âstappenâ, -va âkomen van/weggaanâ, -ca âlangsgaan, passerenâ in gegrammaticaliseerde constructies, die dienst doen als grammaticale markeerders van tijd en aspect. Het laatste hoofdstuk geeft een algemene conclusie
TEMPS, ASPECTS ET MODES DANS LES CONSTRUCTIONS AVEC VERBES AUXILIAIRES EN KIRUNDI (BANTOU, JD62)
Dans la plupart des langues, notamment les langues bantoues, un verbe auxiliaire est accompagnĂ© dâun autre verbe (conjuguĂ© ou non), les deux pouvant porter la mĂȘme marque dâaccord. Le but de cet article est de montrer quâen kirundi, les temps, aspects et modes verbaux ne sont pas tous possibles Ă tous les verbes auxiliaires et que ceux-ci peuvent imposer des restrictions sur lâemploi du temps, de lâaspect et du mode du verbe principal. La variation des temps, aspects et modes du verbe auxiliaire et du verbe principal dans une construction de phrase occasionne deux catĂ©gories de verbes auxiliaires : les verbes auxiliaires de temps pouvant apparaĂźtre Ă un seul temps grammatical et les verbes qui ne sont pas des auxiliaires de temps pouvant apparaĂźtre Ă nâimporte quel temps. Lâemploi du temps, de lâaspect ainsi que du mode du verbe principal dĂ©pend de ce double statut du verbe auxiliaire. Les constructions analytiques du verbe auxiliaire avec le verbe principal permettent en outre lâexpression de diffĂ©rentes valeurs temporelles et aspectuelles en kirundi
A corpus-based description of locative and non-locative reference in Kirundi locative enclitics
This article presents a corpus-based description of locative as well as nonâlocative functions of Kirundi locative enclitics. Whereas locative verbal prefixes in Kirundi are restricted to class 16, one of four locative enclitics (class 16, 17, 18 & 19) can attach to verbs. Three main uses are distinguished: formal locative reference, semantic locative reference and non-locative reference. Formal locative reference concerns the most basic âbe it not the most frequentâ use of locative enclitics, i.e. endophoric reference to a locative form. Semantic locative reference refers to the capacity of locative enclitics to evoke a locative meaning not formally present in the discourse. The non-locative uses of locative enclitics include grammaticalized and lexicalized uses as well as a rare partitive/separative use. For each use a detailed description and quantification is provided and where relevant overlaps and differences between the use of locative enclitics, on the one hand, and the use of the locative verb prefixes, on the other hand, are discussed