Verstrekken van krachtvoer boven de norm in het begin van de lactatieperiode

Geconcludeerd kan worden dat het systeem van onbeperkte krachtvoerverstrekking ernstige bezwaren heeft omdat de gezondheid van het dier hierbij niet altijd is gewaarborgd. Ook wegen de baten niet op tegen de kosten van onbeperkte krachtvoerverstrekking in de eerste drie maanden van lactatieperiode

Het eerste proefjaar op de M.e

De M.e tracht haar milieudoelstelling te bereiken door het toepassen van een vrij laag bemestingsniveau met kunstmest, door weinig aangekocht krachtvoer te gebruiken, een optimale melkproduktie per koe na te streven en door het ontwikkelen van een vruchtwisselingssysteem waarbij zo weinig mogelijk mineralen uit het systeem verloren gaan

Het Koemodel

Het model beschrijft alleen de energiehuishouding van de koe. Er is vanuit gegaan dat de eiwit-, mineralen- en vitaminenvoorziening niet in een minimum verkeert. In grote lijnen kan men het model verdelen in een gedeelte dat de voeropname en een aantal factoren die daarop van invloed zijn behandelt en een gedeelte waarin de energiebehoefte en de verwerking van de opgenomen energie in diverse processen aan de orde komen

Vaste krachtvoergiften aan melkvee

Bij het voeren van melkvee is het voor de hand liggend om rekening te houden met de melkproductie. Omdat het grootste deel van onze koeien in ligboxenstallen wordt gehouden kunnen we alleen voor wat betreft de krachtvoergift een differentiatie naar melkproductie aanbrengen. Het ruwvoer wordt immers als groepsvoedering aan het voerhek verstrekt. Omdat er hierdoor weinig zicht is op de individuele ruwvoeropname kan men zich afvragen of het wel zo zinvol is om de hoeveelheid krachtvoer per koe exact te berekenen

Influenza A(H1N1) Oseltamivir Resistant Viruses in the Netherlands During the Winter 2007/2008

Background: Antiviral susceptibility surveillance in the Netherlands was intensified after the first reports about the emergence of influenza A(H1N1) oseltamivir resistant viruses in Norway in January, 2008. Methods: Within the existing influenza surveillance an additional questionnaire study was performed to retrospectively assess possible risk factors and establish clinical outcome of all patients with influenza virus A(H1N1) positive specimens. To discriminate resistant and sensitive viruses, fifty percent inhibitory concentrations for the neuramidase inhibitors oseltamivir and zanamivir were determined in a neuraminidase inhibition assay. Mutations previously associated with resistance to neuramidase inhibitors and M2 blockers (amantadine and rimantadine) were searched for by nucleotide sequencing of neuraminidase and M2 genes respectively. Results: Among 171 patients infected with A(H1N1) viruses an overall prevalence of oseltamivi resistance of 27% (95% CI: 20-34%) was found. None of influenza A(H1N1) oseltamivir resistant viruses tested was resistant against amantadine or zanamivir. Patient characteristics, underlying conditions, influenza vaccination, symptoms, complications, and exposure to oseltamivir and other antivirals did not differ significantly between patients infected with resistant and sensitive A(H1N1) viruses. Conclusion: In 2007/2008 a large proportion of influenza A(H1N1) viruses resistant to oseltamivir was detected. There were no clinical differences between patients infected with resistant and sensitive A(H1N1) viruses. Continuous monitoring of the antiviral drug sensitivity profile of influenza viruses is justified, preferably using the existing sentinel surveillance, however, complemented with data from the more severe end of the clinical spectrum. In order to act timely on emergencies of public health importance we suggest setting up a surveillance system that can guarantee rapid access to the latter. (aut. ref.