16 research outputs found

    Strategies to bring about change: a longitudinal study on challenges and coping strategies of orphans and vulnerable children and adolescents in Namibia

    No full text
    Longitudinal research provides insight about the life trajectories of children, the challenges that children experience in different phases of their lives, and the way children cope with these challenges. The article examines the perspectives of 14 orphaned or vulnerable children, initially aged 9 to 12 years (in grades 3 and 4), concerning changes in their difficulties and coping strategies. The children participated in the research in 2003 and again in a follow-up study in 2010 to 2012. Focus group discussions with the children/adolescents were used, as well as child-orientated methods such as drawings, and in-depth interviews with the adolescents and caregivers. Most of the participants described their life situation as better at the time of the 2010/12 study than it had been in 2003. In general, they were receiving more financial support than before from their immediate and extended family or were supporting themselves. One important change since 2003 was that nine of the 14 had since received a state-provided child welfare grant for at least some years. Also, those who said they had previously experienced mistreatment had since left these home situations. The children's agency in making positive changes to their life situations is described by the participants. As adolescents, they tried to access family support by actively asking for financial assistance, and in return they generally felt obligated to support the family once they began earning an income. The strategies they most used to get away from abusive home situations were to inform a relative about the mistreatment or to run away. Children's and adolescents' limitations concerning strategies for improving their adverse living situations are also discussed. Copyright © NISC (Pty) Ltd

    World and experiences of AIDS orphans in north central Namibia

    No full text
    How do young AIDS orphans deal with the loss of their parents and their changed circumstances? This thesis discusses the social environment, experiences and perceptions of fourteen orphans in north central Namibia. The author followed the children for five months from September 2003 until March 2004, visiting them at home and setting up a children's club at school. The loss of their parents, the children's workload, bullying and their general concerns and worries are among the topics discussed. Focusing on the development of research methods to use when talking to children about sensitive subjects, the study aims to contribute to the fields of both the anthropology of childhood and medical anthropology. [ASC Leiden abstract

    B15-260b

    No full text
    Dit archeologisch onderzoek bestaat uit een bureaustudie en een booronderzoek, en is opgesteld door Buro de Brug ACR b.v. in opdracht van Van Kerkhoff Maatwerk in RO. De aanleiding tot dit onderzoek is de geplande realisatie van een brede school in de kern van Sint Jansteen (gemeente Hulst). De huidige school aan de Wilhelminastraat zal verplaatst worden naar de locatie Badhuisweg, waar nu sportvelden liggen. De realisatie van de brede school omvat de bouw van een basisschool, gymzaal, buitenschoolse opvang en peuterspeelzaal inclusief buitenruimte (waaronder parkeren). Ook zal er een kunstgrasveld worden aangelegd. Op de oude locatie aan de Wilhelminastraat worden op termijn waarschijnlijk enkele woningen (3 of 4) gerealiseerd. In het vigerend bestemmingsplan uit 2010 rust een dubbelbestemming ‘waarde archeologie 2’ op het plangebied, waarbij bij bouwwerken groter dan 100 m2 en dieper dan 30 cm onderzoek verplicht is in het kader van de vergunningverlening. Op dit moment zijn er twee aparte bestemmingsplannen in voorbereiding, één voor de locatie Badhuisweg en één voor de locatie Wilhelminastraat. Dit bureauonderzoek is opgesteld voor de locatie Wilhelminastraat. De archeologische beleidskaart van de gemeente Hulst definieert een hoge verwachting voor resten uit het Laat Paleolithicum (in combinatie met een paleosol), Mesolithicum en Neolithicum op het pleistoceen (laag 4), hoewel de trefkans voor dergelijke vondsten klein is. Daar bovenop kunnen zich resten uit de Late Middeleeuwen en Nieuwe tijd bevinden. Conform de beleidskaart (laag 1) geldt daarvoor ook een hoge verwachting. Op basis van het bureauonderzoek is voor het plangebied een gespecificeerde archeologische verwachting opgesteld. Uit het bureauonderzoek komt het volgende naar voren: De aanwezigheid van een paleosol is niet ontkracht. Evenmin zijn er concrete aanwijzingen dat de bodem hier tot op het niveau van de paleosol is verstoord. Daarom wordt de verwachting ten aanzien van het Laat-Paleolithicum gehandhaafd. Op basis van een bureaustudie is het niet mogelijk een nadere uitspraak, specifiek voor het plangebied, te doen over de trefkans m.b.t. het Laat-Paleolithicum. De bestaande gemeentelijke verwachting moet daarom als uitgangspunt worden genomen. De aanwezigheid van een onverstoorde bodem aan de bovenkant van het dekzand is waarschijnlijk, gelet op de eerdergenoemde afwezigheid van grootschalige bodemverstoringen. Daarmee blijft de mogelijkheid bestaan van Mesolithische en Neolithische vindplaatsen aan de bovenkant van het dekzand. Op basis van een bureaustudie is het niet mogelijk een nadere uitspraak, specifiek voor het plangebied, te doen over de trefkans m.b.t. deze vindplaatsen. De bestaande gemeentelijke verwachting moet daarom als uitgangspunt worden genomen. Op het historisch kaartmateriaal is bebouwing te zien binnen het plangebied. Het gaat daarbij om een huis en een erf met bijgebouw langs de Wilhelminastraat, dat daar in elk geval vanaf begin 19de eeuw lag. Mogelijk heeft er ook eerder al bebouwing gestaan. Daarom adviseert Buro de Brug de hoge verwachting voor de Late Middeleeuwen – Nieuwe tijd te handhaven. Uit het verkennend boorondezoek is gebleken dat het plangebied gelegen is op de (onderkant van) de flank van een dekzandrug. Binnen het plangebied is de bodem op de locatie van boringen 1, 3, 4 en 6 verstoord. In de overige twee boringen (2en 5) is een intacte paleosol aangetroffen - Laag van Allerød - zoals in het gemeentelijke verwachtingsmodel was voorspeld. Aldaar kunnen dus sporen uit het laat Paleolithicum worden verwacht. De hoge verwachting, zoals door de gemeente geformuleerd voor deze periode, moet dus gehandhaafd worden. Hoewel, de potentie moet enigszins getemperd worden, omdat het hier de onderkant van de flank van de dekzandrug betreft. Bovenop de resten uit het Paleolithicum worden geen resten uit het Mesolithicum en Neolithicum verwacht, aangezien de top van de bovenste dekzandlaag in hoge mate verstoord bleek. In de bovenste laag van het plangebied zouden zich resten uit de Late Middeleeuwen en Nieuwe tijd kunnen bevinden. Maar in de boringen is niets van enige activiteit uit deze perioden waargenomen. De bouwvoor, die ca. 1 m dik is, laat zien dat de bovenkant van de bodem sterk is verstoord. Het is niet aannemelijk dat daar intacte resten uit de Late Middeleeuwen en/of Nieuwe tijd aangetroffen kunnen worden. Op basis van dit verkennend booronderzoek adviseert Buro de Brug de specifieke verwachting voor resten uit de Late Middeleeuwen en Nieuwe tijd bij te stellen naar laag, en hier geen vervolgonderzoek naar uit te voeren. Het is nog niet bekend wat de exacte ligging, omvang en diepte van de werkzaamheden t.b.v. de nieuwe school zullen zijn. Een gespecificeerd advies over de te nemen vervolgstappen - zoals in de provinciale richtlijnen verplicht gesteld - is op dit moment niet te geven. In de aanbevelingen bij een verkennend booronderzoek hoort een advieskaart met een voorstel voor de ligging en het aantal proefsleuven. Bij gebrek aan concrete ontwerptekeningen, is nu niet bekend welke delen van het plangebied door de bouwactiviteiten daadwerkelijk verstoord gaan worden. Daarom kan nu enkel een algemeen advies worden geformuleerd. Methodisch gezien ligt een vervolgonderzoek op de locatie van boringen 2 en 5 door middel van proefsleuven het meest voor de hand. Daarbij zijn er twee opties, waaruit op een later tijdstip een keuze gemaakt zal moeten worden: 1. Er vindt voorafgaand aan de exacte planvorming binnen het plangebied, daar waar de bodem intact is aangetroffen, een proefsleufonderzoek plaats conform de provinciale richtlijnen. Op basis van deze resultaten vindt planaanpassing plaats of - indien er niets wordt aangetroffen -wordt de locatie vrijgegeven van nader onderzoek. Het proefsleufonderzoek dient dan gericht te zijn op top van de paleosol. 2. Op basis van de exacte plannen vindt bij een bodemverstoring dieper dan de bouwvoor een archeologisch vervolgonderzoek plaats waarbij de onderzoekmethode afhankelijk is van de manier waarop ontgraven wordt. In beide gevallen zal een Programma van Eisen opgesteld dienen te worden dat ter goedkeuring aan de gemeente voorgelegd wordt. Bovenstaand advies dient beoordeeld te worden door de bevoegde overheid, in dit geval de gemeente Hulst
    corecore