358 research outputs found
Differentiation between polaron-pair and triplet-exciton polaron spin-dependent mechanisms in organic light-emitting diodes by coherent spin beating
Pulsed electrically detected magnetic resonance offers a unique avenue to distinguish between polaron-pair (PP) and triplet-exciton polaron (TEP) spin-dependent recombination, which control the conductivity and magnetoresistivity of organic semiconductors. Which of these two fundamental processes dominates depends on carrier balance: by injecting surplus electrons we show that both processes simultaneously impact the device conductivity. The two mechanisms are distinguished by the presence of a half-field resonance, indicative of TEP interactions, and transient spin beating, the signature of PPs. Coherent spin Rabi flopping in the half-field (triplet) channel is observed, demonstrating that the triplet exciton has an ensemble phase coherence time of at least 60 ns, offering insight into the effect of carrier correlations on spin dephasing
Quinoa: een gewas voor de toekomst?
Voor de biologische landbouw is er behoefte aan nieuwe voedergewassen die als eiwitbron in het rantsoen kunnen worden opgenomen en waarmee de input van stikstof in het productiesysteem wordt vergroot
Effect van vruchtwisseling op Helminthosporium aantasting in maïs : pottenproef 2009
Bladvlekkenziekte in maïs veroorzaakt door de schimmel Helminthosporium spp., kwam tot voor kort nauwelijks voor in Nederland. In meer zuidelijke Europese landen, zoals Zuid-Duitsland, Oostenrijk en Frankrijk heerst de ziekte al langer. Schade in snijmaïs kan door massale aantasting aanzienlijk zijn wat tot uiting komt in lagere opbrengsten en lagere voederwaarde. Voor de korrelmaïs en ccm-telers betekent een aantasting reductie van de korrelopbrengst en mogelijk hogere droogkosten als gevolg van een negatief effect op het droge stof gehalte van de korrels. Een aantasting kan ook consequenties hebben voor het inkuilen en de bewaarbaarheid van snijmaïs. In 2009 is oriënterend onderzoek gestart naar het effect van vruchtwisseling op Helminthosporium aantasting. Hiertoe is in 2009 grond verzameld van maïspercelen waar in 2007 en/of 2008 maïs heeft gestaan die was aangetast door Helminthosporium. In een pottenproef is getest of er in deze grond levensvatbare sporen aanwezig waren die maïs konden aantasten
Quinoa-GPS in het rantsoen voor melkkoeien
Om deze leemte op te vullen is een voederproef uitgevoerd waarin de effecten van het gedeeltelijk vervangen van gras/klaverkuil door quinoa-GPS zijn onderzocht
Follow-up question handling in the IMIX and Ritel systems: A comparative study
One of the basic topics of question answering (QA) dialogue systems is how follow-up questions should be interpreted by a QA system. In this paper, we shall discuss our experience with the IMIX and Ritel systems, for both of which a follow-up question handling scheme has been developed, and corpora have been collected. These two systems are each other's opposites in many respects: IMIX is multimodal, non-factoid, black-box QA, while Ritel is speech, factoid, keyword-based QA. Nevertheless, we will show that they are quite comparable, and that it is fruitful to examine the similarities and differences. We shall look at how the systems are composed, and how real, non-expert, users interact with the systems. We shall also provide comparisons with systems from the literature where possible, and indicate where open issues lie and in what areas existing systems may be improved. We conclude that most systems have a common architecture with a set of common subtasks, in particular detecting follow-up questions and finding referents for them. We characterise these tasks using the typical techniques used for performing them, and data from our corpora. We also identify a special type of follow-up question, the discourse question, which is asked when the user is trying to understand an answer, and propose some basic methods for handling it
Duurzaam bodembeheer maïs: Maïs en Bodem jaarrapport 2016.
Hoe kunnen veetelers met minder input meer resultaten halen bij snijmaïsteelt? Dat is de centrale vraag van het project “Duurzaam bodembeheer maïs” (BO-31.03-001-003). Veel melkveehouderijbedrijven telen snijmaïs, een gemakkelijk te telen ruwvoergewas met een goede productie van constante hoge kwaliteit. Als zetmeelbron met een ruime energie/eiwitverhouding past het goed in het runderdieet, naast gras en graskuil. De maïsteelt kan echter nadelige effecten hebben voor de bodem door gewasbeschermingsmiddelen en het uit- en afspoelen van nutriënten. Wageningen UR en het Louis Bolk Instituut onderzoeken in opdracht van het ministerie van EZ duurzame en praktisch haalbare verbeteringen en vernieuwingen. Teeltsystemen die zorgen voor een gezonde bodem worden daarbij gezien als sleutel tot duurzame teelt. Op drie locaties worden diverse teeltsystemen vergeleken in meerjarige proeven uitgevoerd op zand- en kleigrond. Daarbij wordt onder andere gekeken naar opbrengst, onkruiddruk, bodemstructuur, aanwezigheid van regenwormen, indringingsweerstand, waterinfiltratie, stikstofdynamiek en economische aspecten. Er zijn in eerste aanleg tevens methoden beproefd die specifiek voor biologische landbouw interessant zijn; Deze kennis wordt vervolgens doorgegeven aan de praktijk middels o.a. de beslisboom snijmaïs, een instrument om praktische kennis naar veetelers en erfbezoekers te brengen.
De resultaten uit het vijfde projectjaar (2016) worden in deze rapportage beschreven
Teeltvervroeging bij consumptieaardappel en snijmaïs op zand ten behoeve van vanggewassen
Een na-oogstmaatregel om het verlies van stikstof (N) naar het grond- en oppervlaktewater te beperken, is het telen van een onbemeste groenbemester als stikstofvanggewas na de hoofdteelt. Belangrijke factoren die de effectiviteit van een vanggewas bepalen, zijn een voldoende gewasontwikkeling en opname van de reststikstof in de nazomer/herfst en een goede benutting van de door het vanggewas opgenomen stikstof door het volggewas. De mate van ontwikkeling en stikstofopname van het vanggewas hangt onder meer af van het zaaitijdstip. Op circa 18% van het aardappelareaal op zuidelijk zand (zo‟n 2.200 ha, incl. pootgoedteelt) worden op dit moment de aardappelen vroeg genoeg gerooid (vóór 1 september) om een geslaagd vanggewas te kunnen tele
Bijvoeding MKS en CCM in weideperiode
In dit artikel wordt ingegaan op de effecten van CCM en MKS op de melkproductie en melksamenstelling gebaseerd op onderzoek op de ROC's Aver Heino en De Vlierd
Advanced data fusion: Random forest proximities and pseudo-sample principle towards increased prediction accuracy and variable interpretation
Data fusion has gained much attention in the field of life sciences, and this is because analysis of biological samples may require the use of data coming from multiple complementary sources to express the samples fully. Data fusion lies in the idea that different data platforms detect different biological entities. Therefore, if these different biological compounds are then combined, they can provide comprehensive profiling and understanding of the research question in hand. Data fusion can be performed in three different traditional ways: low-level, mid-level, and high-level data fusion. However, the increasing complexity and amount of generated data require the development of more sophisticated fusion approaches. In that regard, the current study presents an advanced data fusion approach (i.e. proximities stacking) based on random forest proximities coupled with the pseudo-sample principle. Four different data platforms of 130 samples each (faecal microbiome, blood, blood headspace, and exhaled breath samples of patients who have Crohn's disease) were used to demonstrate the classification performance of this new approach. More specifically, 104 samples were used to train and validate the models, whereas the remaining 26 samples were used to validate the models externally. Mid-level, high-level, as well as individual platform classification predictions, were made and compared against the proximities stacking approach. The performance of each approach was assessed by calculating the sensitivity and specificity of each model for the external test set, and visualized by performing principal component analysis on the proximity matrices of the training samples to then, subsequently, project the test samples onto that space. The implementation of pseudo-samples allowed for the identification of the most important variables per platform, finding relations among variables of the different data platforms, and the ex-amination of how variables behave in the samples. The proximities stacking approach outperforms both mid-level and high-level fusion approaches, as well as all individual platform predictions. Concurrently, it tackles significant bottlenecks of the traditional ways of fusion and of another advanced fusion way discussed in the paper, and finally, it contradicts the general belief that the more data, the merrier the result, and therefore, considerations have to be taken into account before any data fusion analysis is conducted. (c) 2021 Published by Elsevier B.V
- …