33 research outputs found

    Populatiemodellen voor de effecten van bestrijdingsmiddelen

    Get PDF
    Het RIVM heeft een nieuw model ontwikkeld dat de effecten van in de tijd varierende blootstelling aan bestrijdingsmiddelen op de planten- en dierenpopulatie in oppervlaktewater kan voorspellen. Voordat een bestrijdingmiddel op de markt komt, wordt gekeken naar het zogenaamde milieurisico van dit middel. Het milieurisico wordt bepaald door het vergelijken van de mate van blootstelling van planten en dieren aan het bestrijdingsmiddel met de verwachte gevoeligheid van planten en dieren voor het betreffende bestrijdingsmiddel. Het ontwikkelde model bestaat uit een combinatie van een model dat de ontwikkeling van de populatie beschrijft en een model dat een variabele mate van blootstelling combineert met de effecten daarvan op de groei en overleving van planten en dieren. Deze combinatie biedt een oplossing voor het praktische probleem dat in het laboratorium de planten en dieren niet in alle leeftijden en bij alle mate van blootstellingen kunnen worden onderzocht. Naast de werking van het model wordt in het rapport ook aangegeven welke gegevens nodig zijn om het model te kunnen gebruiken.A model has recently been developed at RIVM to predict the effects of variable exposure to pesticides of plant and animal populations in surface water. Before a pesticide is placed on the market, the environmental risk of the substance has to be assessed. This risk is estimated by comparing the exposure of plants and animals to the pesticide with the expected sensitivity of these plants and animals to the particular pesticide. The model presented here consists of a combination of two models: one describing the development of a population and one combining the variable exposure with growth and survival of plants and animals. This combination offers a practical solution to the problem that it is not possible to study all stages and all exposure regimes in the laboratory. Separate from the model itself, indications are given about the data needed to use the model.RIV

    Effecten van atmosferische depositie van bestrijdingsmiddelen op terrestrische organismen in Nederland

    No full text
    De laatste jaren is er in toenemende mate aandacht voor de verspreiding van bestrijdingsmiddelen via de atmosfeer. Het blijkt echter dat er vrijwel niets bekend is over de mogelijke effecten van atmosferische depositie, dit geldt in het bijzonder voor effecten op terrestrische ecosystemen. Daarom wordt in dit rapport een schatting gemaakt van deze effecten, met behulp van de thans beschikbare gegevens. Om de beschikbare data bruikbaar te maken voor dit doel was het noodzakelijk om een aantal aannamen te doen en daarom gaan de resultaten gepaard met relatief grote onzekerheden en moeten ze met enige voorzichtigheid worden gehanteerd. Met dit in het achterhoofd, wordt geconcludeerd dat het Maximum Toelaatbaar Risico (MTR) voor bodem ten gevolge van atmosferische depositie van bestrijdingsmiddelen wordt overschreden voor 3 van de 60 middelen waarvan een MTR bekend was. Het Verwaarloosbaar Risico (VR) voor bodem wordt voor 20 van deze 60 middelen overschreden. Het VR wordt voor een aantal stoffen voor alle onderzochte soortengroepen overschreden (bodemorganismen, vliegende insecten, vogels en planten). Voor deze groepen wordt het MTR in het bijzonder bij planten overschreden (voor 11 herbiciden). Verder onderzoek is noodzakelijk om de effecten te beoordelen van de overschrijding van het MTR en het VR. Over effecten van fungiciden op niet-doelwit schimmels kunnen geen uitspraken worden gedaan wegens het ontbreken van gegevens. De conclusies hebben betrekking op de middellange afstand (regio). Dichter bij de behandelde percelen kunnen hogere deposities worden verwacht. Dit is een van de onderwerpen voor nader onderzoek. Een ander belangrijk aspect dat nu nog buiten beschouwing is gelaten is de rol van transport naar en van het buitenland.At present there is much focus on the atmospheric dispersal of pesticides. However, there is very little known about the effects of atmospheric deposition, especially in terrestrial ecosystems. In the study described here, a start has been made to clarify the possible effects on terrestrial organisms using available data. To realise this aim a number of assumptions were necessary, which lead to uncertainties in the results. Keeping this in mind, however, we could conclude that the Maximum Permissible Concentration (MPC) for soil is exceeded for 3 out of 60 compounds with a known MPC. The so-called 'Negligible Risk Level' (NRL) for soil is exceeded for 20 out of 60 compounds. The NRL is exceeded for a number of compounds for all species groups studied (soil organisms, flying insects, birds and plants). For these species groups, the MPC is exceeded especially for plants (for 11 herbicides). Further research and refinement is needed in order to assess the risks, following from the exceeding of NRL and MPC. Data are lacking though for estimating effects of fungicides on fungi. The conclusions refer to mid-range effects. Closer to the treated areas, higher depositions may be expected - one of the aspects for further research, along with the role of the transport of airborne pesticides from abroad.VROM-DGM-BW

    Air quality standards organised

    No full text
    Een inventarisatie van het RIVM laat zien dat er in Nederland veel verschillende typen luchtnormen zijn. Voorbeelden zijn normen voor binnen- en buitenlucht en normen die specifiek de werknemer of de algemene bevolking beschermen. Het RIVM heeft dit overzicht gemaakt in opdracht van het ministerie van VROM. In het rapport zijn de beschermingsdoelen van de afzonderlijke normen beschreven, zoals de mens of het ecosysteem, evenals hun formele status. Het onderscheid tussen de verschillende normen is echter niet altijd helder. Uit het onderzoek blijkt bovendien dat voor eenzelfde type norm soms verschillende getalswaarden circuleren. Vooral voor milieukwaliteitsnormen is het voor een aantal stoffen onduidelijk wat de geldende norm is. Dit is vooral lastig voor vergunningverleners en vergunninghouders, omdat zij niet weten op welke waarde zij zich moeten richten. Daarnaast is het belangrijk dat beleidskaders die raakvlakken hebben zo veel mogelijk dezelfde getalswaarden als uitgangspunt voor een specifieke norm gebruiken. Het RIVM geeft in het rapport aanbevelingen om voor een aantal stoffen tot een eenduidige norm te komen. Dat kan bijvoorbeeld door technisch-wetenschappelijke normvoorstellen beleidsmatig vast te stellen en ze vervolgens bekend te maken op de website 'Risico's van Stoffen'.A survey of RIVM shows that numerous types of air quality standards exist in the Netherlands, e.g. standards for indoor and outdoor air concentrations, and standards that protect workers or the general public. The differences between the various standards are not always clear. The survey is made in order of the Ministry of VROM. The report describes the protection goals for the different types of standards, such as ecosystems or humans, and the official status of these standards. The survey further shows that for the same standard different numerical values can be found in different sources. In particular for environmental quality standards it is unclear for a number of substances which standard is currently in force. This seriously hampers the authorities responsible for environmental permits, because it is not clear which values should be used. Apart from this it is desirable that different policy frameworks as much as possible use the same basic values. Recommendations are given how to reach an univocal standard for a number of substances, e.g., by setting up the proposed standards at policy level and subsequently publishing these standards on the website 'Risico's van Stoffen'.VRO

    Air quality standards for 31 priority substances : Road-map quality standard setting

    No full text
    Bij vergunninghouders en -verleners bestond onduidelijkheid over de status van de luchtnormen van 31 prioritaire stoffen. De normen zijn in het verleden niet formeel vastgesteld door de Stuurgroep Stoffen en stonden daarom niet vermeld op de website 'Risico's van Stoffen', www.rivm.nl/rvs/. Deze luchtnormen staan echter wel vermeld in de bijlage "Normstelling prioritaire stoffen" bij de notitie "Reductiedoelstellingen prioritaire stoffen" uit 2001, opgesteld door VROM in het kader van het vierde Nationaal Milieu Beleidsplan (NMP4). Het RIVM heeft onderzocht of de luchtnormen voor deze stoffen nog actueel zijn. Hieruit bleek dat voor drie stoffen de normen zijn aangepast, en dat er voor 18 stoffen nieuwe informatie beschikbaar is, waardoor deze normen mogelijk in de toekomst moeten worden herzien. Eind 2010 zijn voor alle 31 stoffen door het Ministerie van Infrastructuur en Milieu de luchtnormen vastgesteld. Vervolgens zijn de normen op de website 'Risico's van Stoffen' gepubliceerd. De Nederlandse prioritaire stoffenlijst omvat stoffen met een risico voor mens en milieu die de rijksoverheid met voorrang wil aanpakken.The status of air quality standards for 31 priority substances was unclear for permit owners and authorities responsible for granting permits. In the past, these standards were not authorized by the Steering Group Substances, and therefore the standards were not externally communicated via the 'Risk of Substances' website, www.rivm.nl/rvs/. These standards, however, were part of the annex 'Standard setting for priority substances' of the policy memorandum 'Reduction goals priority substances (2001)', formulated by the Dutch Ministry of the Housing, Spatial Planning and the Environment within the framework of the fourth National Environmental Policy Plan. RIVM examined whether the air quality standards are still up to date. This survey showed that for three substances new standards exist, and that for 18 substances new information is available, which may result in a possible update of the standards. In the last months of 2010 the standards have been authorized for all 31 substances by the Ministry of Infrastructure and the Environment, and the standards were subsequently published on www.rivm.nl/rvs/. The Dutch list of priority substances is a list of substances with a risk for man and environment that will be tackled by the National Government with preference.DGM-R

    Effecten van atmosferische depositie van bestrijdingsmiddelen op terrestrische organismen in Nederland

    No full text
    At present there is much focus on the atmospheric dispersal of pesticides. However, there is very little known about the effects of atmospheric deposition, especially in terrestrial ecosystems. In the study described here, a start has been made to clarify the possible effects on terrestrial organisms using available data. To realise this aim a number of assumptions were necessary, which lead to uncertainties in the results. Keeping this in mind, however, we could conclude that the Maximum Permissible Concentration (MPC) for soil is exceeded for 3 out of 60 compounds with a known MPC. The so-called 'Negligible Risk Level' (NRL) for soil is exceeded for 20 out of 60 compounds. The NRL is exceeded for a number of compounds for all species groups studied (soil organisms, flying insects, birds and plants). For these species groups, the MPC is exceeded especially for plants (for 11 herbicides). Further research and refinement is needed in order to assess the risks, following from the exceeding of NRL and MPC. Data are lacking though for estimating effects of fungicides on fungi. The conclusions refer to mid-range effects. Closer to the treated areas, higher depositions may be expected - one of the aspects for further research, along with the role of the transport of airborne pesticides from abroad.De laatste jaren is er in toenemende mate aandacht voor de verspreiding van bestrijdingsmiddelen via de atmosfeer. Het blijkt echter dat er vrijwel niets bekend is over de mogelijke effecten van atmosferische depositie, dit geldt in het bijzonder voor effecten op terrestrische ecosystemen. Daarom wordt in dit rapport een schatting gemaakt van deze effecten, met behulp van de thans beschikbare gegevens. Om de beschikbare data bruikbaar te maken voor dit doel was het noodzakelijk om een aantal aannamen te doen en daarom gaan de resultaten gepaard met relatief grote onzekerheden en moeten ze met enige voorzichtigheid worden gehanteerd. Met dit in het achterhoofd, wordt geconcludeerd dat het Maximum Toelaatbaar Risico (MTR) voor bodem ten gevolge van atmosferische depositie van bestrijdingsmiddelen wordt overschreden voor 3 van de 60 middelen waarvan een MTR bekend was. Het Verwaarloosbaar Risico (VR) voor bodem wordt voor 20 van deze 60 middelen overschreden. Het VR wordt voor een aantal stoffen voor alle onderzochte soortengroepen overschreden (bodemorganismen, vliegende insecten, vogels en planten). Voor deze groepen wordt het MTR in het bijzonder bij planten overschreden (voor 11 herbiciden). Verder onderzoek is noodzakelijk om de effecten te beoordelen van de overschrijding van het MTR en het VR. Over effecten van fungiciden op niet-doelwit schimmels kunnen geen uitspraken worden gedaan wegens het ontbreken van gegevens. De conclusies hebben betrekking op de middellange afstand (regio). Dichter bij de behandelde percelen kunnen hogere deposities worden verwacht. Dit is een van de onderwerpen voor nader onderzoek. Een ander belangrijk aspect dat nu nog buiten beschouwing is gelaten is de rol van transport naar en van het buitenland

    Greening via microbial plant protection products : Exploration of obstacles and possible solutions

    No full text
    Microbiële gewasbeschermingsmiddelen kunnen bijdragen aan groene, duurzame gewasbescherming in land- en tuinbouw. Deze middelen bestaan uit bacteriën, schimmels en virussen en kunnen insecten en plantenziekten in gewassen bestrijden zonder ziektes te veroorzaken. Ze brengen weinig risico's mee voor mens en milieu en laten geen resten achter in voedsel. Ze worden echter nog weinig gebruikt. Het RIVM heeft, op basis van interviews met stakeholders en een literatuurstudie, in kaart gebracht welke belemmeringen zorgen voor het geringe gebruik en welke oplossingsrichtingen daarvoor mogelijk zijn. Er zijn in Europa nog te weinig microbiële middelen beschikbaar. Om dit op te lossen kan van de middelen die buiten Europa op de markt zijn, worden onderzocht welke mogelijkheden er zijn om ze voor de Nederlandse land- en tuinbouw te gebruiken. De middelen die wel beschikbaar zijn worden nog weinig gebruikt doordat telers en adviseurs te weinig weten over deze middelen. Dit probleem kan worden opgelost door onderwijsprogramma's te ontwikkelen voor opleidingen en de spuitlicentie. Verder richt het onderzoek naar microbiële middelen zich te weinig op ziekten en plagen in grote teelten. Deze problemen kunnen het beste worden opgelost wanneer onderzoekers, telers en bedrijven op dit gebied gaan samenwerken. Verder zijn de EU-richtsnoeren voor de beoordeling van gewasbeschermingsmiddelen onvoldoende toegespitst op microbiële middelen. Een impuls is gewenst om een specifiek EU-richtsnoer voor microbiële middelen te ontwikkelen.Microbial plant protection products (microbial PPPs) can contribute to green and sustainable solutions for crop protection in the agricultural and horticultural sector. These agents include bacteria, moulds, and viruses, and they can be used to protect crops against insects and diseases without themselves causing any diseases. They pose few risks to human beings and the environment and do not leave residues behind in food. However, their use is still quite limited. Based on interviews with stakeholders and a literature study, RIVM has made a survey of the obstacles that limit their use as well as the possible solutions to removing these obstacles. There are still too few microbial PPPs available in Europe. In order to solve this problem, a study could be carried out to determine which of the microbial PPPs that are available on the market outside of Europe could be suitable for use in the Dutch agricultural and horticultural sector. The microbial PPPs that are available are still being used to only a limited extent, as growers and consultants do not know enough about these microbial PPPs. This problem can be solved by developing training programmes for training modules and the spraying licence. In addition, the research being carried out into microbial agents is not sufficiently focused on diseases and pests that affect major crops. These problems can best be solved via collaboration between researchers, growers, and companies. In addition, the EU guidelines for the assessment of plant protection products are not sufficiently focused on microbial agents. The EU should be encouraged to develop a specific EU guideline for microbial agentsMinisterie van I&

    Milieurisicogrenzen voor metazachloor in water : Een voorstel voor waterkwaliteitsnormen volgens de Kaderrichtlijn Water

    No full text
    Het RIVM heeft in opdracht van het ministerie van Infrastructuur en Milieu (I&M) de milieurisicogrenzen voor metazachloor in water aangepast. Metazachloor is een onkruidbestrijdingsmiddel. De stof is opgenomen in de Regeling Monitoring Kaderrichtlijn Water (KRW), waarin staat aan welke eisen oppervlaktewater in Nederland moet voldoen. Nieuwe waterkwaliteitsnormen zijn nodig omdat de huidige norm voor metazachloor niet is afgeleid volgens de meest recente methodiek. Het ministerie stelt deze nieuwe normen vast op basis van de wetenschappelijke advieswaarden van het RIVM. Twee waterkwaliteitsnormen De Kaderrichtlijn Water hanteert twee typen waterkwaliteitsnormen: de Jaargemiddelde Milieukwaliteitsnorm (JG-MKN) en de Maximaal Aanvaardbare Concentratie (MAC-MKN). De JG-MKN is de concentratie in water waarbij geen schadelijke effecten te verwachten zijn nadat waterorganismen en mensen er langdurig aan zijn blootgesteld. De MAC-MKN is de norm die het ecosysteem beschermt tegen kortdurende concentratiepieken. Het gemiddelde van de gemeten concentraties over een jaar moet lager zijn dan de JG-MKN. Individuele meetwaarden kunnen hoger zijn dan het jaargemiddelde, maar de hoogst gemeten concentratie mag niet boven de MAC-MKN uitkomen. Voor de JG-MKN zijn twee 'routes' onderzocht: directe effecten op waterorganismen en indirecte effecten op mensen via het eten van vis. Dit levert twee veilige concentraties op; de laagste bepaalt de voorgestelde JG-MKN (0,08 microgram per liter). Het voorstel voor de MAC-MKN is 0,48 microgram per liter. Op basis van meetgegevens over de afgelopen jaren wordt verwacht dat de voorgestelde normen op een aantal locaties worden overschreden. Als dit inderdaad zo blijkt te zijn, zal dit worden meegewogen bij de toekomstige beoordeling van deze stof als gewasbeschermingsmiddel.RIVM has revised the environmental risk limits (ERLs) for metazachlor in water by order of the Ministry of Infrastructure and the Environment. Metazachlor is used as a herbicide. The compound is included in the Dutch decree on water quality objectives in the context of the Water Framework Directive (WFD). The current standard for metazachlor has to be updated according to the new WFDmethodology. The ERLs in this report are advisory values that serve as a scientific background for the ministry, which is responsible for setting those standards. Two types of quality standards There are two types of water quality standards under the WFD: the Annual Average Environmental Quality Standard (AA-EQS) and the Maximum Acceptable Concentration EQS (MAC-EQS). The AA-EQS is the concentration in water at which no harmful effects are to be expected for ecosystem and human health after long-term exposure. The MAC-EQS protects the ecosystem against short-term concentration peaks. The average measured concentration over a year should not exceed the AA-EQS. Individual monitoring data may be higher than the annual average, but concentrations should not exceed the MAC-EQS. In the Dutch derivation procedure, the risk limits corresponding to AA- and MACEQS are denoted as Maximum Permissible Concentration (MPC) and Maximum Acceptable Concentration (MACeco), respectively. Two routes were considered for derivation of the MPC: direct ecotoxicity and consumption of fish by humans. Direct ecotoxicity is the most critical of these two routes and determines the proposed MPC (0.08 microgram per litre). The proposed MAC is 0.48 microgram per litre. Monitoring data from recent years indicate that these levels will probably be exceeded at several locations. If this is indeed the case, this will be taken into account in the future authorisation procedure for the use of this compound as plant protection product.Ministerie van Infrastructuur en Milie

    Milieurisicogrenzen op basis van ecotoxicologische gegevens voor een aantal vluchtige organische verbindingen

    No full text
    In dit rapport worden ecotoxicologische milieurisicogrenzen voor een aantal vluchtige organische verbindingen afgeleid. Op basis van geevalueerde literatuurgegevens doet het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) voorstellen voor ecotoxicologische milieurisicogrenzen voor deze stoffen in water, bodem, sediment en lucht. De voorgestelde milieurisicogrenzen vormen de wetenschappelijke basis voor milieukwaliteitsnormen die worden vastgesteld door de interdepartementale Stuurgroep Stoffen. Er worden drie niveaus onderscheiden: een Verwaarloosbaar Risiconiveau (VR); een niveau waarbij geen schadelijke effecten zijn te verwachten (Maximaal Toelaatbaar Risiconiveau; MTR) en een niveau waarbij mogelijk ernstige effecten zijn te verwachten (Ernstig Risiconiveau; EReco). De milieukwaliteitsnormen spelen een belangrijke rol bij de uitvoering van het nationale stoffenbeleid. De stoffen waarvoor in dit rapport gegevens zijn samengebracht, zijn: acrylonitril, ethyleen, ethyleenoxide, dichloormethaan, trichloormethaan, tetrachloormethaan, 1,1-dichloorethaan, 1,2-dichloorethaan, 1,1,1-trichloorethaan, 1,1,2-trichloorethaan, 1,1,2,2-tetrachloorethaan, pentachloorethaan, hexachloorethaan, 1,2-dichloorpropaan, 1,3-dichloorpropaan, chloorethyleen, 1,1-dichloorethyleen, 1,2-dichloorethyleen (trans- en cis-1,2-dichloorethyleen), trichloorethyleen, tetrachloorethyleen, 3-chloorpropeen, 1,3-dichloorpropeen (trans- en cis-1,3-dichloorpropeen), 2,3-dichloorpropeen, chloropreen en hexachloorbutadieen. Voor acht stoffen zijn de milieurisicogrenzen afgeleid op basis van beschikbare EU-documenten, opgesteld in het kader van de Bestaande Stoffen Verordening of de Kaderrichtlijn Water (acrylonitril, dichloormethaan, trichloormethaan, tetrachloormethaan, 1,2-dichloorethaan, trichloorethyleen, tetrachloorethyleen en hexachloorbutadieen). Voor vier stoffen zijn te weinig betrouwbare gegevens beschikbaar om milieurisicogrenzen af te kunnen leiden (ethyleen, 1,1-dichloorethaan, chloorethyleen en 2,3-dichloorpropeen). In dit onderzoek is voor een stof, hexachloorbutadieen, gebleken dat de gemeten concentratie in Nederlands oppervlaktewater eenmalig hoger uitkwam dan het MTR.This report describes ecotoxicological environmental risk limits derived for a number of volatile aliphatic hydrocarbons. On the basis of evaluated literature, the National Institute for Public Health and the Environment (RIVM) proposes ecotoxicological environmental risk limits for these compounds for water, soil, sediment and air. The proposed environmental risk limits are the scientific basis for Environmental Quality Standards set by the interdepartmental Steering Group 'Substances'. Three levels have been distinguished: Negligible Concentrations (NC); Maximum Permissible Concentrations (MPC), a level at which no harmful effects are to be expected, and Serious Risk Concentrations (SRCeco), a level at which possible serious effects are to be expected. The environmental risk limits play an important role for the implementation of the national policy concerning substances. The substances evaluated in this report are: acrylonitrile, ethylene, ethylene oxide, dichloromethane, trichloromethane, tetrachloromethane, 1,1-dichloroethane, 1,2-dichloroethane, 1,1,1-trichloroethane, 1,1,2-trichloroethane, 1,1,2,2-tetrachloroethane, pentachloroethane, hexachloroethane, 1,2-dichloropropane, 1,3-dichloropropane, chloroethylene, 1,1-dichloroethylene, 1,2-dichloroethylene (trans- and cis-1,2-dichloroethylene), trichloroethylene, tetrachloroethylene, 3-chloropropene, 1,3-dichloropropene (trans- and cis-1,3-dichloropropene), 2,3-dichloropropene, 2-chlorobutadiene and hexachlorobutadiene. For eight substances, the risk limits were derived based on European Documents, drafted in the framework of the Existing Substance Regulation or the European Water Framework Directive (acrylonitrile, dichloromethane, trichloromethane, tetrachloromethane, 1,2-dichloroethane, trichloroethylene, tetrachloroethylene and hexachlorobutadiene). For four substances (ethylene, 1,1-dichloroethane, chloroethylene and 2,3-dichloropropene), too few reliable toxicity data were available to derive an environmental risk limit. In this study, the measured concentration of one of the substances, hexachloorbutadiene, exceeded the MPC in Dutch surface water in one case.VROM-DGM-SA

    Environmental risk limits for esfenvalerate

    No full text
    Dit rapport geeft milieurisicogrenzen voor het insecticide esfenvaleraat in water en sediment. Milieurisicogrenzen zijn de technisch-wetenschappelijke advieswaarden voor de uiteindelijke milieukwaliteitsnormen in Nederland. De milieurisicogrenzen zijn afgeleid volgens de methodiek die is voorgeschreven in de Europese Kaderrichtlijn Water.VRO
    corecore