287 research outputs found

    IDDS Archeologie rapport 1889

    No full text
    In opdracht van Waterschap Aa en Maas heeft IDDS Archeologie in mei 2016 een inventariserend veldonderzoek (IVO), verkennende fase, uitgevoerd voor twee locaties aan de Elsstraat en de Middelstraat in Schaijk, gemeente Landerd. Het booronderzoek heeft aangetoond dat in beide plangebied een dunne laag dekzand op rivierafzettingen aanwezig is. Van overstromingsafzettingen is geen sprake. Aan de Elsstraat is mogelijk geboord in een archeologisch spoor. Er geldt een hoge verwachting voor de aanwezigheid van archeologische resten tussen 0,7 en 1,5 m –mv (6,4 en 5,6 m NAP). Aan de Middelstraat ligt de bouwvoor van 30 tot 50 cm dik direct op de C-horizont en geldt daarmee een lage verwachting voor archeologische resten. In het plangebied aan de Elsstraat geldt een hoge verwachting voor archeologische waarden. Er wordt daarom geadviseerd hier vervolgonderzoek uit te voeren indien graafwerkzaamheden dieper reiken dan 0,5 m –mv (6,6 m NAP). Op basis van de aanwezigheid van kwarts is er mogelijk sprake van een prehistorische vindplaats. Aangezien reeds in het verkennende onderzoek vondsten zijn aangetroffen, mag worden uitgegaan van een middelhoge tot hoge vondstdichtheid. Conform het stroomdiagram keuze onderzoeksmethode karterend uit de KNA is daarom een karterend booronderzoek een geschikte methode van vervolgonderzoek. In het plangebied aan de Middelstraat geldt een lage archeologische verwachting

    Nassauweg, Dordrecht, Gemeente Dordrecht

    No full text
    In opdracht van AV-consulting B.V. Gouda heeft archeologisch onderzoeksbureau Becker & Van de Graaf bv in maart 2009 een archeologisch bureauonderzoek en een Inventariserend Veldonderzoek (IVO) verkennende fase uitgevoerd op drie locaties aan de Mauritsweg en de Nassauweg in Dordrecht, gemeente Dordrecht. Locatie 1 omvat het terrein van het zorgcentrum Thureborgh aan de Mauritsweg 157. Locatie 2 omvat het terrein van het voormalige politiebureau van de wijk Reeland aan de Nassauweg. Locatie 3 omvat een terrein met woningen aan de Nassauweg. De aanleiding voor dit onderzoek is een bestemmingsplanwijziging in verband met een mogelijke herontwikkeling van alle drie de locaties. Uit het bureauonderzoek en het booronderzoek blijkt dat het plangebied ligt op een Merwedepakket van ongeveer 2,0 tot 3,0 m dik waarvan ongeveer de bovenste meter verstoord is door bouwwerkzaamheden uit de 20e eeuw. Onder het Merwedepakket komt in de meeste boringen het middeleeuwse klei-op-veen landschap voor, bestaand uit een enkele decimeters dikke laag van matig siltige humeuze klei op een zeer dik pakket bosveen. Dit klei-op-veen landschap, dat het landschap vormde van het plangebied voorafgaand aan de St. Elisabethsvloeden van 1421, is niet alleen grotendeels intact maar in deelgebied 2 zijn in de kleilaag archeologische indicatoren aangetroffen die kunnen wijzen op de aanwezigheid van archeologische resten in dit landschap. Daarnaast blijkt uit het veldonderzoek dat het klei-op-veen landschap in deelgebied 3 doorsneden wordt door een restgeul, die voor 1421 al grotendeels verland zal zijn geweest maar wel als laagte in het landschap aanwezig was. Gezien de vorm van deze restgeul is het waarschijnlijk dat het om een zijtak van een anastomoserende rivier ging die is opgevuld met restgeulafzettingen. Om welke van de bekende rivieren (Dubbel, Uitwijk of Thuredrith) het gaat is echter onduidelijk. De restgeul is door de Merwede ernstig geërodeerd waardoor de oorspronkelijke bovenzijde verdwenen is en het onduidelijk is of de restgeul ooit een oeverwal heeft gehad. Op basis van de resultaten van het Inventariserend Veldonderzoek wordt geadviseerd om een archeologisch vervolgonderzoek uit te laten voeren indien in het plangebied dieper wordt gegraven dan 2,0 m onder maaiveld

    Archeologisch bureauonderzoek & Inventariserend Veldonderzoek, verkennende fase

    No full text
    Een archeologisch bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek (IVO), verkennende fase, uitgevoerd in verband met de geplande bouw van een ondergrondse parkeergarage bij Huis ter Duin in Noordwijk, gemeente Noordwijk

    AMK-terreinen 1596, 2969, 3070 en 3071, De Woerd, Valkenburg Gemeente Katwijk

    No full text
    In opdracht van de gemeente Katwijk heeft IDDS Archeologie in oktober 2018 en januari 2019 een inventariserend veldonderzoek (IVO), karterende fase, uitgevoerd voor het gebied De Woerd (Achterweg 27 t/m 46 en Zonneveldslaan 14 t/m 19) in Valkenburg, gemeente Katwijk. Dit onderzoek is in twee afzonderlijke fases uitgevoerd, waarbij gelijktijdig met de boringen in de tweede fase ook een proefsleuvenonderzoek is uitgevoerd. Dat proefsleuvenonderzoek wordt afzonderlijk gerapporteerd. De resultaten van beide fases van boringen worden gezamenlijk gerapporteerd in dit rapport. Hoofddoel van het onderzoek is het begrenzen van de vicus en het waarderen van terreindelen die binnen de vicus liggen, maar nog niet beschermd zijn. Dit in het kader van het nominatiedossier voor de Werelderfgoedlijst. Verder heeft het inventariserend veldonderzoek tot doel door middel van het plaatsen van boringen nader inzicht te verschaffen in de aanwezige archeologische waarden in het plangebied. Deze worden verwacht op grond van de uitkomsten van eerder uitgevoerd onderzoek en die verwachting dient te worden getoetst. Daarbij dient voldoende inzicht te worden gegeven in de inhoudelijke en fysieke kwaliteit van de aanwezige sporen en vondsten op de betreffende locatie (aard, ouderdom, omvang, gaafheid, conservering) teneinde de onderzoeksvragen te kunnen beantwoorden. Op basis van de uitkomsten van het booronderzoek kan er in overleg met het bevoegd gezag voor worden gekozen op sommige plekken geen nader proefsleuvenonderzoek uit te voeren. Behalve bovengenoemde, meer algemene doelen van inventariserend veldonderzoek, is het voor onderhavig onderzoek van groot belang dat gericht gegevens worden verzameld op basis waarvan beoordeling van de huidige status van de verschillende terreinen kan plaatsvinden in het kader van het nominatiedossier voor de Werelderfgoedlijst van UNESCO. Hiertoe is het van belang de fysieke kwaliteit van het rijksmonument te onderzoeken. In combinatie met dit onderzoek zal op verzoek van de RCE direct een nulmeting worden uitgevoerd voor het rijksmonument en omliggende potentieel waardevolle terreinen. Op basis van het booronderzoek lijkt het dat de Romeinse vicus zich beperkt tot het zandige deel van de oeverwal. Hiervan is in 1972 al een groot deel opgegraven en ook de opgraving door ADC (direct ten noorden van het plangebied) ligt in deze zone. Verder is een groot deel van deze zandige oeverwal nu bebouwd met kassen en ligt in het noorden door dit terrein een brede, diepe verstoring van een waterleiding en in het zuiden een verstoring van een aantal kabels en leidingen langs en onder de Zonneveldslaan. De opgraving uit 1972 blijkt een andere omvang en positie te hebben dan volgens het bureauonderzoek werd verwacht, maar uit de boringen blijkt dat er mogelijk nog diepere sporen aanwezig zijn onder het opgravingsvlak. De aangetroffen indicatoren en mogelijke sporen tijdens het booronderzoek kunnen niet gebruikt worden voor de waardering van de archeologische resten omdat het alleen gaat om niet dateerbare resten of om hele kleine stukjes. Ten slotte lijkt de indeling en omvang van de archeologische terreinen in het plangebied niet overeen te komen met de resultaten van het booronderzoek. Op basis van het booronderzoek zou een hogere waarde moeten worden gegeven aan het zandige deel van de oeverwal en een lagere waarde aan de rest van de oeverwal. De begrenzing van de oeverwal is echter in het booronderzoek niet aangetroffen (zowel de zandige als de kleiige afzettingen zijn onderdeel van de oeverwal). Zowel niet de grenzen aan de noord- en zuidzijde omdat de oeverwal natuurlijk de hele rivierloop volgt, maar ook niet de grens tussen de rivier en de oeverwal en de grens tussen de oeverwal en het komgebied. De boringen kunnen dus niet gebruikt worden om de archeologische terreinen te begrenzen. Tijdens het onderzoek is geconstateerd dat de oeverwal in het plangebied bestaat uit een zandig gedeelte in het oosten en een kleiig gedeelte in het westen. Uit de bij het booronderzoek gevonden indicatoren blijkt dat de archeologische sporen uit de Romeinse tijd vooral zullen voorkomen op het zandige deel van de oeverwal. Op dit zandige deel van de oeverwal zijn slechts weinig plaatsen waar op dit moment een proefsleuvenonderzoek kan worden uitgevoerd; het meeste is al opgegraven of bebouwd met kassen. Deze zone onderzoeken lijkt ook niet echt noodzakelijk omdat het al duidelijk is dat er archeologische resten voorkomen. Na de eerste fase van het booronderzoek is een voorstel gedaan voor het aanleggen van verschillende sleuven ter controle van de omvang van de archeologische vindplaats. Tijdens fase 2 van het booronderzoek is dit proefsleuvenonderzoek uitgevoerd

    Inventariserend Veldonderzoek door middel van profielkuilen Achterweg 40, Valkenburg Gemeente Katwijk

    No full text
    onderzoeken in de archeologische monumenten aan de Achterweg in Valkenbur

    IDDS Archeologie rapport 2441

    No full text
    In opdracht van Heemskerk Fresh & Easy heeft IDDS Archeologie in juni 2020 een archeologisch bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek (IVO), verkennende fase, uitgevoerd aan de Noordwijkerweg ongenummerd in Rijnsburg, gemeente Katwijk

    IDDS Archeologie rapport 1935

    No full text
    In opdracht van Bottomline Projectbegeleiding BV heeft IDDS Archeologie in november 2016 een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd voor het Blokland 2a en 4 in Montfoort, gemeente Montfoort, aangevuld met een inventariserend veldonderzoek (IVO), karterende fase, aan het Blokland 2a. De aanleiding voor dit onderzoek is het splitsen en verkopen van de percelen met het doel hier woningbouw mogelijk te maken. Voor de locatie Blokland 4 is eerder archeologisch vooronderzoek uitgevoerd waarmee een gespecificeerde archeologische verwachting is vastgesteld. Naar aanleiding hiervan is aanbevolen om de in het plangebied Blokland 4 voorkomende vindplaats te waarderen met behulp van proefsleuven. Daarnaast zou ook bij ingrepen in een zone van 20 m rondom deze vindplaats een proefsleuvenonderzoek moeten worden uitgevoerd. In het plangebied van Blokland 4 heeft nog geen proefsleuvenonderzoek plaatsgevonden. Evenals het plangebied van Blokland 4 is ook het plangebied van Blokland 2a gelegen op de Stuivenbergse stroomrug. Uit het veldonderzoek bij Blokland 2a blijkt dat de bodemopbouw inderdaad overeenkomt met die bij Blokland 4. Ook in Blokland 2a is houtskool aangetroffen op de overgang van matig siltige klei en de beddingafzettingen van de stroomrug. De archeologische verwachting uit het bureauonderzoek wordt hiermee bevestigd. Gezien de ligging van het plangebied op een stroomrug, met daarin een vegetatiehorizont, kan het plangebied een gunstige bewoningslocatie hebben gevormd tot aan de afdekking met komklei (waarvan de datering onbekend is). Het niveau waarop deze resten kunnen voorkomen, ligt op een diepte van 0,5 tot 0,7 m –mv ofwel -0,7 tot -0,3 m NAP en loopt op van -0,7 m in het noorden naar -0,3 m NAP in het zuiden. Aangezien vindplaatsen uit deze periode naar verwachting vooral bestaan uit grondsporen kan op basis van het karterend booronderzoek geen uitspraak worden gedaan over de aan- of afwezigheid daarvan. Ook het voorkomen van archeologische resten uit de periode Late Middeleeuwen en Nieuwe tijd (tot de 19e eeuw) blijft op basis van het aangetroffen vondstmateriaal een mogelijkheid, hoewel het ook niet kan worden uitgesloten dat het hier losse vondsten betreft. Op basis van de resultaten van het inventariserend veldonderzoek wordt geadviseerd om vervolgonderzoek uit te voeren indien de geplande ingrepen dieper reiken dan de aangetroffen laklaag. Rekening houdend met een veiligheidsmarge van 20 cm betreft het ingrepen die dieper reiken dan 30 cm –mv. Het vervolgonderzoek kan het beste worden uitgevoerd in de vorm van proefsleuvenonderzoek. Met behulp van proefsleuvenonderzoek kunnen vindplaatsen worden onderzocht die hoofdzakelijk bestaan uit grondsporen en weinig indicatoren bevatten. Om vast te stellen om wat voor vindplaatsen het gaat binnen de beide locaties en wat daarvan de waarde is, moet ongeveer 7,5-10% van ieder plangebied worden onderzocht met proefsleuven van 4 m breed. Er wordt uitgegaan van de aanleg van één vlak direct onder de laklaag of in de top van de natuurlijke bedding- en kronkelwaardafzettingen

    Katwijkseweg 15, Wassenaar. Gemeente Wassenaar.

    No full text
    In opdracht van Van Manen heeft IDDS Archeologie in november 2018 een archeologisch bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek (IVO), verkennende en karterende fase, uitgevoerd aan de Katwijkseweg 15 in Wassenaar, gemeente Wassenaar. Het onderzoek dient uitgevoerd te worden omdat er op het terrein nieuwbouw is gepland in de vorm van een onderkelderde woning. Op basis van het bureauonderzoek wordt verwacht dat het plangebied is gelegen op de overgang van een duinlandschap naar de strandvlakte. DINOboringen geven aan dat in de ondergrond mogelijk alleen getijdenafzettingen van het Laagpakket van Walcheren voorkomen. Op basis van eerder archeologisch onderzoek in de omgeving wordt bovenop de getijdenafzettingen en een eventuele veenlaag duinzand verwacht. De getijdenafzettingen zijn afgezet in een milieu dat ongunstig was voor menselijke bewoning. Ditzelfde geldt voor het veenpakket. In eventuele Oude duin- en/of strandwalafzettingen kunnen op meerdere niveaus archeologische resten voorkomen vanaf het Laat Neolithicum. Deze resten kunnen bestaan uit sporen van bewoning, begraving en landgebruik in de vorm van bijvoorbeeld paalsporen, ploegsporen en huisplattegronden of vondsten zoals aardewerk en vuursteen. De resten in het Jonge duinzand zullen naar verwachting gerelateerd zijn aan de 17e-eeuwse buitenplaats Rijksdorp, en dan met name aan de tuinen daarvan. Mogelijk kunnen er resten uit de Tweede Wereldoorlog worden verwacht. Er kan niet worden uitgesloten dat delen van het plangebied in het verleden in de vijver hebben gelegen. De huidige (begin 20e-eeuwse) bebouwing is oorspronkelijk aangelegd op een eiland. De hierbij behorende watergang mag ook in het plangebied worden verwacht. Uit het booronderzoek blijkt dat het plangebied achtereenvolgens heeft gelegen in een marien estuarien getijdelandschap, een zoetwater getijdelandschap, een veenmoeras en een duinlandschap. Al deze landschappen waren (tijdens de genese) onbewoonbaar voor de mens en daardoor hebben deze landschappen een zeer lage verwachting voor archeologische waarden. Nadat de duinen gestabiliseerd waren en niet langer verstoven (vanaf de 16e-17e eeuw) kon het duinlandschap gebruikt worden door de mens. In het plangebied is gedurende de 20e eeuw echter dusdanig veel vergraven dat ook het duinzandpakket een zeer lage verwachting heeft voor intacte archeologische resten. De verstoringen van het duinzandpakket reiken tot minimaal 0,9 m -mv ofwel 0,4 m NAP en daarbij is het onduidelijk hoeveel van het duinzand is afgegraven of geëgaliseerd. IDDS Archeologie adviseert om het plangebied, voor wat betreft het aspect archeologie, vrij te geven voor de voorgenomen civieltechnische werkzaamheden

    IDDS Archeologie rapport 2400

    No full text
    een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd in verband met de geplande (her)ontwikkeling van het plangebied aan de Hoge Gouwe 39 in Gouda, gemeente Gouda. In mei 2021 is het onderzoek aangevuld naar aanleiding van de meest recente bouwplannen

    IDDS Archeologie rapport 2467

    No full text
    In opdracht van Fons Bakker & Zn. BV heeft IDDS Archeologie in augustus 2020 een archeologisch bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek (IVO), verkennende fase, uitgevoerd aan de Herenweg 151 in Noordwijk, gemeente Noordwijk
    • …
    corecore