268 research outputs found

    Technical documentation for SUMO2 v. 3.2.1

    Get PDF
    SUMO2 simulates the vegetation succession and biomass increment for several vegetation types on the basis of five competing functional types (grasses and herbs, dwarf shrubs, shrubs and two tree species) and three organs (roots, wood, leaves). The functional types compete for light, nitrogen and phosphorus. The biomass increment is influenced depended on the functional type by moisture availability temperature and management including grazin

    MOVE : MOdel for terrestrial VEgetation version 4.0

    Get PDF
    The model MOVE4 predicts the probability of occurrence for over 900 plant species based on the Ellenberg indicator values for acidity, moisture, nutrient availability and salinity, the geophysical region and the vegetation type. The model was developed as a follow up of MOVE3.2. Although extensively tested and applied, the principles and the tests of the model were never laid down. This report fills this gap and contains the principles of MOVE4 and the internal tests that were carried out. The tests show that the model gives reasonable results predicting the probability of occurrence of plant species, but that there is room for improvement

    Wordt de natuur wel de goede maat genomen?

    Get PDF
    Reactie op het artikel van ten Brink [et al.], Landschap 18(2001)1, over "De natuur de maat genomen in vier graadmeters", met een nawoord van deze auteur

    Abiotische randvoorwaarden voor natuurdoeltypen

    Get PDF
    Ten bate van de inrichting en de evaluatie van de ecologische hoofdstructuur is het natuurdoeltypesysteem ontwikkeld en gepubliceerd in het Handboek natuurdoeltypen. Dit handboek wordt herschreven en onder andere uitgebreid met een nadere invulling van de abiotische randvoorwaarden. In dit rapport wordt beschreven hoe de abiotische randvoorwaarden voor de natuurdoeltypen zijn vastgesteld. De abiotische randvoorwaarden zijn omschreven met behulp van vijf abiotische factoren: vocht, zuurgraad, nutriënten, zoutgehalte en bodemtype. De factor vocht wordt beschreven door middel van de gemiddelde voorjaarsgrondwaterstand en aantal dagen droogtestress, de grondwaterstandfluctuatie, en de overvloedingsfrequentie. Er zijn gegevens verzameld uit de literatuuren uit de database KENNAT. Deze laatste bevat gegevens over veldmetingen. De gegevens zijn verzameld voor 139 associaties en subassociaties. Op basis van de verzamelde literatuurgegevens is het bereik waarin een associatie voor kan komen, per abiotische factor vastgesteld. Deze bereiken zijn voorgelegd aan vier deskundigen. Na verwerking van hun commentaar zijn de definitieve bereiken per associatie en per abiotische factor vastgesteld. De gegevens over de associaties zijn toegekend aan de natuurdoeltypen, waarbij bij de aanwezigheid van meerdere associaties per natuurdoeltype het bereik van voorkomen gemiddeld is. Hierdoor ontstaat een gradatie in de preferentie van voorkomen van een natuurdoeltype. De resultaten zullen worden opgenomen in het nieuwe Handboek natuurdoeltype

    Ruimtelijke vergelijking van gemodelleerde biomassa met NDVI; onderzoek ter verbetering van de modellering in de Natuurplanner van het Natuurplanbureau

    Get PDF
    In dit rapport wordt de ruimtelijke vergelijking van, door SUMO gesimuleerde bladbiomassa, met de via remote sensing verkregen NDVI beschreven. Vergelijking heeft plaats gevonden voor meer dan 90% met vegetatiestructuurtypen gevulde SUMO grids (250m*250m) binnen de EHS. De gevonden relaties voor verschillende tijdstippen, per vegetatiestructuurtype en per functioneel type zijn niet significant of als ze significant zijn wordt slechts een geringe deel van de variantie verklaard. Schaal verschillen tussen de NDVI data en de SUMO data compliceren de ruimtelijke vergelijking. Pseudo-replicatie en de kwaliteit van de SUMO input zijn andere beperkende factoren. Ruimtelijke vergelijking van LGN4 classificatie met de initiële vegetatiestructuurtypen in SUMO geeft op een gedetailleerd niveau grote verschillen

    Naar een beheerplan voor Eilandspolder-Oost als Natura2000-gebied : van top-down invoeren naar bouwen aan sociaal draagvlak?

    Get PDF
    Halverwege de 20e eeuw kwamen zwaardere landbouwmachines, nieuwe meststoffen en minder, maar grotere boeren in de Eilandspolder. En daarmee ontstond de behoefte aan ontsluiting, verkaveling, paden, dammen en bruggen. Maar de natuur en het open veenweidelandschap kwamen in het gedrang en claimden hun rechten. De Eilandspolder was al in 1979 tot Vogelrichtlijngebied uitgeroepen en in 1992 werd de Eilandspolder-Oost ook onder de Habitatrichtlijn gebracht. Het hele gebied werd Natura2000- gebied en de natuurwaarden en de agrarische belangen kwamen scherp tegenover elkaar te staan. Natuurliefhebbers en omwonenden waren inmiddels flink ongerust geworden over de ingrijpende plannen. Zij vonden elkaar in de Stichting Open Polders, maar ze mist de specialistische ecologische kennis die nodig is om een inbreng te kunnen leveren in de discussies rond dit nieuwe beheerplan voor het Natura2000-gebied. Wetenschapswinkel in Wageningen en de onderzoekers van Alterra bereid waren de ecologische eisen van de doelen te beschrijven, die bepalend zijn voor inrichting en beheer en die als basis en richtlijnen kunnen dienen voor het beheerplan. Hiermee kan ook worden nagegaan wat we gezien de instandhoudingsdoelen straks in het beheerplan terug moeten vinden. Gesprekken zijn gevoerd met terreinbeheerders die betrokken zijn bij het beheer van het gebied, waaronder het voorgenomen baggerpla

    Effectiviteit van natuurbeheerscenario's in het veenweidegebied : een modelsimulatie met SMART2-SUMO2-MOVE2

    Get PDF
    Met behulp van de Natuurplanner zijn de effecten van 24 verschillende beheerscenario’s op de realiseerbaarheid van de natuurdoeltypen Nat Schraalgrasland en Bloemrijk Grasland doorgerekend voor 20 percelen in het veenweidegebied. Daarnaast zijn de verschillende kosten voor het beheer globaal met elkaar vergeleken. Een opvallend resultaat is dat een lichte bemesting positief kan zijn voor de realiseerbaarheid van bloemrijk grasland. Begrazing in combinatie met maaien bleek goede mogelijkheden voor nat schraalgrasland en bloemrijk grasland te geven. Begrazen alleen is het goedkoopste. Echter na verloop van tijd treedt er successie naar bos op waardoor realisatie van het type niet meer mogelijk is. Het duurdere maaien is daardoor de enige optie om het type langdurig in stand te kunnen houden. Veel van de resultaten moeten als indicatief worden beschouwd omdat, vooral bij plaggen aan het begin van natuurontwikkeling, onwaarschijnlijke simulatie van bodem en realiseerbaarheid van de natuurdoeltypen naar voren kwamen. Trefwoorden: graslandbeheer, grasland, maaien, begrazing, natuurontwikkeling, afgraven, mode

    Effect van bijvoeren van runderen op de N-balans; Een studie in de Amsterdamse Waterleidingduinen

    Get PDF
    In de Amsterdamse Waterleidingduinen wordt verruiging bestreden door het inscharen van runderen van een nabije boer. Deze worden in de winter bijgevoerd. Doel van dit project was het schatten van het belang van bijvoeren als import-term van stikstof, naast atmosferische depositie. Het blijkt dat de import van stikstof met bijvoeren niet verwaarloosbaar is ten opzichte van de atmosferische depositie, en voor de gevoelige vegetatietypen kan leiden tot een overschrijding, of tot een vergroting van de al bestaande overschrijding, van de critical load. Aanbevolen wordt maatregelen te nemen om deze gevoelige typen te beschermen tegen extra input van stikstof, bij voorbeeld door uitrasteren, door het verplaatsen van de voerplaats, door minder of niet bij te voeren, door in de winter geen koeien in te scharen, of door waar mogelijk de mest op te ruimen
    corecore