8 research outputs found

    Gerealiseerde energiebesparing 1995 -2002

    No full text
    In this report the realised energy savings in the Netherlands for the period 1995-2002 are presented for the sectors households, industry, agriculture, services, transport, refineries and electricity and for the national level. First a short description is given of the 'Protocol Monitoring Energy savings', a common methodology and database to calculate the amount of energy savings, that has been set up earlier by four Dutch institutes CPB, ECN, Novem and RIVM. Results are presented for savings on final energy use, for conversion in end-use sectors (co-generation) and for conversion in the energy sector. National savings of 1,0% per year are found, with a decreasing tendency in recent years. Much attention is given to the uncertainty margins that result from the uncertainty in the input data and the 'quality' of the variable that is used to calculated the reference energy use (without savings). It proves not possible to supply a reliable saving figure for final energy use in the services sector. On the other hand the savings from better conversion can be calculated quite well. Overall a margin of +/- 0,3% is found for the national yearly saving figure. Next to savings an analysis has also been made of volume- and structural effects with respect to energy consumption, energy-intensity developments and other relevant factors in different sectors. Finally savings have been put in perspective: savings in comparison with that of the EU-countries, the contribution of savings to the reduction of the CO2-emissions and a comparison with other evaluation studies.In dit rapport wordt de gerealiseerde energiebesparing in Nederland in de periode 1995-2002 gepresenteerd voor de sectoren huishoudens, industrie, land- en tuinbouw, diensten, transport, raffinaderijen en elektriciteitsvoorziening, en voor het nationale niveau. Eerst wordt een korte beschrijving gegeven van het 'Protocol Monitoring Energiebesparing', een gemeenschappelijke methode en database die eerder opgezet is door de vier instituten CPB, ECN, Novem en RIVM. Er worden resultaten gepresenteerd voor besparing op finaal energieverbruik, voor conversie in eindverbruik sectoren (wamte/kracht) en voor conversie in de energiesector. Een nationale besparing van 1,0% per jaar gevonden, met een dalende tendens in recente jaren, zowel in de meeste verbruiksectoren als bij de elektriciteitsproductie met warmtekracht installaties en centrales. Veel aandacht is gegeven aan de onzekerheid die resulteert uit de marges in de input data en de 'kwaliteit' van de variabele die is gebruikt om het referentie energieverbruik (zonder besparing) te bepalen. Het blijkt niet mogelijk om een betrouwbaar cijfer voor besparing op finaal verbruik in de diensten sector te geven. Maar besparing door betere conversie kan heel goed bepaald worden. Overall wordt een marge van +/- 0,3% gevonden voor het nationale jaarlijkse besparingscijfer. Het rapport bevat ook een analyse van volume- en structurele effecten betreffende energie verbruik, energie-intensiteitsontwikkelingen en andere relevante factoren in verschillende sectoren. Tenslotte zijn de besparingen in perspectief geplaatst: een vergelijking met cijfers voor de EU-landen, de bijdrage van besparing tot de reductie van CO2-emissies en een vergelijking met andere evaluatie studies. In de periode 1995-2002 was de gemiddelde nationale besparing 1,0% per jaar, wat overeenkomt met een CO2-reductie van circa 15 Megaton (ongeveer 8% van de totale Nederlandse CO2-emissies). Besparing heeft daarmee vijf maal zoveel bijgedragen aan de reductie van CO2-emissies dan duurzame energie

    Realised energy savings 1995 -2002

    No full text
    De Engelse vertaling van dit rapport is verschenen onder nummer 773001028 Verkrijgbaar bij/available at: ECNDit rapport is verschenen met een RIVM nummer en een ECN nummerIn dit rapport wordt de gerealiseerde energiebesparing in Nederland in de periode 1995-2002 gepresenteerd voor de sectoren huishoudens, industrie, land- en tuinbouw, diensten, transport, raffinaderijen en elektriciteitsvoorziening, en voor het nationale niveau. Eerst wordt een korte beschrijving gegeven van het 'Protocol Monitoring Energiebesparing', een gemeenschappelijke methode en database die eerder opgezet is door de vier instituten CPB, ECN, Novem en RIVM. Er worden resultaten gepresenteerd voor besparing op finaal energieverbruik, voor conversie in eindverbruik sectoren (wamte/kracht) en voor conversie in de energiesector. Een nationale besparing van 1,0% per jaar gevonden, met een dalende tendens in recente jaren, zowel in de meeste verbruiksectoren als bij de elektriciteitsproductie met warmtekracht installaties en centrales. Veel aandacht is gegeven aan de onzekerheid die resulteert uit de marges in de input data en de 'kwaliteit' van de variabele die is gebruikt om het referentie energieverbruik (zonder besparing) te bepalen. Het blijkt niet mogelijk om een betrouwbaar cijfer voor besparing op finaal verbruik in de diensten sector te geven. Maar besparing door betere conversie kan heel goed bepaald worden. Overall wordt een marge van +/- 0,3% gevonden voor het nationale jaarlijkse besparingscijfer. Het rapport bevat ook een analyse van volume- en structurele effecten betreffende energie verbruik, energie-intensiteitsontwikkelingen en andere relevante factoren in verschillende sectoren. Tenslotte zijn de besparingen in perspectief geplaatst: een vergelijking met cijfers voor de EU-landen, de bijdrage van besparing tot de reductie van CO2-emissies en een vergelijking met andere evaluatie studies. In de periode 1995-2002 was de gemiddelde nationale besparing 1,0% per jaar, wat overeenkomt met een CO2-reductie van circa 15 Megaton (ongeveer 8% van de totale Nederlandse CO2-emissies). Besparing heeft daarmee vijf maal zoveel bijgedragen aan de reductie van CO2-emissies dan duurzame energie.In this report the realised energy savings in the Netherlands for the period 1995-2002 are presented for the sectors households, industry, agriculture, services, transport, refineries and electricity and for the national level. First a short description is given of the 'Protocol Monitoring Energy savings', a common methodology and database to calculate the amount of energy savings, that has been set up earlier by four Dutch institutes CPB, ECN, Novem and RIVM. Results are presented for savings on final energy use, for conversion in end-use sectors (co-generation) and for conversion in the energy sector. National savings of 1,0% per year are found, with a decreasing tendency in recent years. Much attention is given to the uncertainty margins that result from the uncertainty in the input data and the 'quality' of the variable that is used to calculated the reference energy use (without savings). It proves not possible to supply a reliable saving figure for final energy use in the services sector. On the other hand the savings from better conversion can be calculated quite well. Overall a margin of +/- 0,3% is found for the national yearly saving figure. Next to savings an analysis has also been made of volume- and structural effects with respect to energy consumption, energy-intensity developments and other relevant factors in different sectors. Finally savings have been put in perspective: savings in comparison with that of the EU-countries, the contribution of savings to the reduction of the CO2-emissions and a comparison with other evaluation studies.E

    Realised energy savings 1995 -2002

    No full text
    In this report the realised energy savings in the Netherlands for the period 1995-2002 are presented for the sectors households, industry, agriculture, services, transport, refineries and electricity and for the national level. First a short description is given of the 'Protocol Monitoring Energy savings', a common methodology and database to calculate the amount of energy savings, that has been set up earlier by four Dutch institutes CPB, ECN, Novem and RIVM. Results are presented for savings on final energy use, for conversion in end-use sectors (co-generation) and for conversion in the energy sector. National savings of 1,0% per year are found, with a decreasing tendency in recent years. Much attention is given to the uncertainty margins that result from the uncertainty in the input data and the 'quality' of the variable that is used to calculated the reference energy use (without savings). It proves not possible to supply a reliable saving figure for final energy use in the services sector. On the other hand the savings from better conversion can be calculated quite well. Overall a margin of +/- 0,3% is found for the national yearly saving figure. Next to savings an analysis has also been made of volume- and structural effects with respect to energy consumption, energy-intensity developments and other relevant factors in different sectors. Finally savings have been put in perspective: savings in comparison with that of the EU-countries, the contribution of savings to the reduction of the CO2-emissions and a comparison with other evaluation studies.In dit rapport wordt de gerealiseerde energiebesparing in Nederland in de periode 1995-2002 gepresenteerd voor de sectoren huishoudens, industrie, land- en tuinbouw, diensten, transport, raffinaderijen en elektriciteitsvoorziening, en voor het nationale niveau. Eerst wordt een korte beschrijving gegeven van het 'Protocol Monitoring Energiebesparing', een gemeenschappelijke methode en database die eerder opgezet is door de vier instituten CPB, ECN, Novem en RIVM. Er worden resultaten gepresenteerd voor besparing op finaal energieverbruik, voor conversie in eindverbruik sectoren (wamte/kracht) en voor conversie in de energiesector. Een nationale besparing van 1,0% per jaar gevonden, met een dalende tendens in recente jaren, zowel in de meeste verbruiksectoren als bij de elektriciteitsproductie met warmtekracht installaties en centrales. Veel aandacht is gegeven aan de onzekerheid die resulteert uit de marges in de input data en de 'kwaliteit' van de variabele die is gebruikt om het referentie energieverbruik (zonder besparing) te bepalen. Het blijkt niet mogelijk om een betrouwbaar cijfer voor besparing op finaal verbruik in de diensten sector te geven. Maar besparing door betere conversie kan heel goed bepaald worden. Overall wordt een marge van +/- 0,3% gevonden voor het nationale jaarlijkse besparingscijfer. Het rapport bevat ook een analyse van volume- en structurele effecten betreffende energie verbruik, energie-intensiteitsontwikkelingen en andere relevante factoren in verschillende sectoren. Tenslotte zijn de besparingen in perspectief geplaatst: een vergelijking met cijfers voor de EU-landen, de bijdrage van besparing tot de reductie van CO2-emissies en een vergelijking met andere evaluatie studies. In de periode 1995-2002 was de gemiddelde nationale besparing 1,0% per jaar, wat overeenkomt met een CO2-reductie van circa 15 Megaton (ongeveer 8% van de totale Nederlandse CO2-emissies). Besparing heeft daarmee vijf maal zoveel bijgedragen aan de reductie van CO2-emissies dan duurzame energie

    Gerealiseerde energiebesparing 1995 -2002

    No full text
    Dit rapport is de Engelse vertaling van het Nederlandse rapport 773001027 Verkrijgbaar bij/available at: ECNDit rapport heeft een RIVM nummer en een ECN nummerIn dit rapport wordt de gerealiseerde energiebesparing in Nederland in de periode 1995-2002 gepresenteerd voor de sectoren huishoudens, industrie, land- en tuinbouw, diensten, transport, raffinaderijen en elektriciteitsvoorziening, en voor het nationale niveau. Eerst wordt een korte beschrijving gegeven van het 'Protocol Monitoring Energiebesparing', een gemeenschappelijke methode en database die eerder opgezet is door de vier instituten CPB, ECN, Novem en RIVM. Er worden resultaten gepresenteerd voor besparing op finaal energieverbruik, voor conversie in eindverbruik sectoren (wamte/kracht) en voor conversie in de energiesector. Een nationale besparing van 1,0% per jaar gevonden, met een dalende tendens in recente jaren, zowel in de meeste verbruiksectoren als bij de elektriciteitsproductie met warmtekracht installaties en centrales. Veel aandacht is gegeven aan de onzekerheid die resulteert uit de marges in de input data en de 'kwaliteit' van de variabele die is gebruikt om het referentie energieverbruik (zonder besparing) te bepalen. Het blijkt niet mogelijk om een betrouwbaar cijfer voor besparing op finaal verbruik in de diensten sector te geven. Maar besparing door betere conversie kan heel goed bepaald worden. Overall wordt een marge van +/- 0,3% gevonden voor het nationale jaarlijkse besparingscijfer. Het rapport bevat ook een analyse van volume- en structurele effecten betreffende energie verbruik, energie-intensiteitsontwikkelingen en andere relevante factoren in verschillende sectoren. Tenslotte zijn de besparingen in perspectief geplaatst: een vergelijking met cijfers voor de EU-landen, de bijdrage van besparing tot de reductie van CO2-emissies en een vergelijking met andere evaluatie studies. In de periode 1995-2002 was de gemiddelde nationale besparing 1,0% per jaar, wat overeenkomt met een CO2-reductie van circa 15 Megaton (ongeveer 8% van de totale Nederlandse CO2-emissies). Besparing heeft daarmee vijf maal zoveel bijgedragen aan de reductie van CO2-emissies dan duurzame energie.In this report the realised energy savings in the Netherlands for the period 1995-2002 are presented for the sectors households, industry, agriculture, services, transport, refineries and electricity and for the national level. First a short description is given of the 'Protocol Monitoring Energy savings', a common methodology and database to calculate the amount of energy savings, that has been set up earlier by four Dutch institutes CPB, ECN, Novem and RIVM. Results are presented for savings on final energy use, for conversion in end-use sectors (co-generation) and for conversion in the energy sector. National savings of 1,0% per year are found, with a decreasing tendency in recent years. Much attention is given to the uncertainty margins that result from the uncertainty in the input data and the 'quality' of the variable that is used to calculated the reference energy use (without savings). It proves not possible to supply a reliable saving figure for final energy use in the services sector. On the other hand the savings from better conversion can be calculated quite well. Overall a margin of +/- 0,3% is found for the national yearly saving figure. Next to savings an analysis has also been made of volume- and structural effects with respect to energy consumption, energy-intensity developments and other relevant factors in different sectors. Finally savings have been put in perspective: savings in comparison with that of the EU-countries, the contribution of savings to the reduction of the CO2-emissions and a comparison with other evaluation studies.E

    Nederlandse broeikasgasemissies 1990-2003 -Nationaal Inventarisatie Rapport 2005

    No full text
    Dit jaarlijkse rapport over de Nederlandse inventarisatie van broeikasgasemissies is geschreven om te voldoen aan de rapportageverplichtingen van het Klimaatverdrag van de Verenigde Naties (UNFCCC) en van het Bewakingsmechanisme Broeikasgassen van de Europese Unie. In 2003 waren de totale broeikasgasemissies (exclusief landgebruik) circa 1% hoger dan in het basisjaar (1990, maar 1995 voor de gefluorideerde gassen) en zonder temperatuurcorrectie. In periode 1990-2003 zijn de emissies van CO2 exclusief landgebruik met 12% toegenomen, terwijl de CH4 en N2O-emissies met respectievelijk 32% en 19% afnamen. Van de zogenaamde F-gassen, waarvoor 1995 het referentiejaar is, nam de totale emissie met circa 60% af. De HFK- en PFK-emissies namen met respectievelijk 75% en 25% af in 2003 ten opzichte van 1995, terwijl de emissies van SF6 met 11% toenamen. De grootste wijzigingen in totale broeikasgasemissies in 2003 ten opzichte van 2002 worden veroorzaakt door toename van 3,1 Mton (1,7%) van de CO2-emissies, vooral van de streefwaardesectoren gebouwde omgeving (5%), industrie/energiesector (0,9%) en transportsector (2,0%), terwijl de emissies in de landbouw daalden (-2,2%). De methaanuitstoot is met 0,7 Mton CO2-eq. (4,2%) afgenomen (met name bij afval en landbouw). Ook de N2O-uitstoot is in 2003 met 0,7 Mton-CO2-eq. afgenomen (3,6%) (met name in landbouw en industriele procesemissies). Dit rapport bevat onder andere trendanalyses voor de emissies van broeikasgassen in de periode 1990-2003 en documentatie van gebruikte berekeningsmethoden, databronnen en toegepaste emissiefactoren. Ook worden de nationale broeikasgasemissies per streefwaardesector samengevat, zoals gebruikt in het Nederlandse nationale klimaatbeleid. Veel aandacht wordt dit jaar besteed aan de documentatie van de vele uitgevoerde herberekeningen.This report documents the Netherlands' annual submission of its greenhouse gas emission inventory in accordance with the United Nation's Framework Convention on Climate Change (UNFCCC) and the European Union's Greenhouse Gas Monitoring Mechanism. The report comprises explanations of observed trends in emissions; a description of an assessment of key sources and their uncertainty; documentation of methods, data sources and emission factors applied; and a description of the quality assurance system and the verification activities performed on the data. Special attention is paid to documenting the many recalculations performed to improve transparency and consistency over time and, thus, to better comply with IPCC and UNFCCC guidelines on methodologies and reporting. From the inventory it can be concluded that total CO2-equivalent emissions of the six greenhouse gases together increased in 2003 by about 1 % relative to 1990 (1995 for fluorinated gases) (excluding LUCF). Emissions of CO2 excluding LUCF increased from 1990 to 2003 by 12%, while in the same period CH4 and N2O emissions decreased by about 32% and 19%, respectively. For the fluorinated greenhouse gases, for which 1995 is the reference year, total emissions decreased by 60%. Emissions of HFCs and PFCs decreased by 75% and 25% in 2005, respectively, while SF6 emissions increased by 11% above the 1995 level.VROM-DGM-Kv

    Nederlandse broeikasgasemissies 1990-2003 -Nationaal Inventarisatie Rapport 2005

    No full text
    This report documents the Netherlands' annual submission of its greenhouse gas emission inventory in accordance with the United Nation's Framework Convention on Climate Change (UNFCCC) and the European Union's Greenhouse Gas Monitoring Mechanism. The report comprises explanations of observed trends in emissions; a description of an assessment of key sources and their uncertainty; documentation of methods, data sources and emission factors applied; and a description of the quality assurance system and the verification activities performed on the data. Special attention is paid to documenting the many recalculations performed to improve transparency and consistency over time and, thus, to better comply with IPCC and UNFCCC guidelines on methodologies and reporting. From the inventory it can be concluded that total CO2-equivalent emissions of the six greenhouse gases together increased in 2003 by about 1 % relative to 1990 (1995 for fluorinated gases) (excluding LUCF). Emissions of CO2 excluding LUCF increased from 1990 to 2003 by 12%, while in the same period CH4 and N2O emissions decreased by about 32% and 19%, respectively. For the fluorinated greenhouse gases, for which 1995 is the reference year, total emissions decreased by 60%. Emissions of HFCs and PFCs decreased by 75% and 25% in 2005, respectively, while SF6 emissions increased by 11% above the 1995 level.Dit jaarlijkse rapport over de Nederlandse inventarisatie van broeikasgasemissies is geschreven om te voldoen aan de rapportageverplichtingen van het Klimaatverdrag van de Verenigde Naties (UNFCCC) en van het Bewakingsmechanisme Broeikasgassen van de Europese Unie. In 2003 waren de totale broeikasgasemissies (exclusief landgebruik) circa 1% hoger dan in het basisjaar (1990, maar 1995 voor de gefluorideerde gassen) en zonder temperatuurcorrectie. In periode 1990-2003 zijn de emissies van CO2 exclusief landgebruik met 12% toegenomen, terwijl de CH4 en N2O-emissies met respectievelijk 32% en 19% afnamen. Van de zogenaamde F-gassen, waarvoor 1995 het referentiejaar is, nam de totale emissie met circa 60% af. De HFK- en PFK-emissies namen met respectievelijk 75% en 25% af in 2003 ten opzichte van 1995, terwijl de emissies van SF6 met 11% toenamen. De grootste wijzigingen in totale broeikasgasemissies in 2003 ten opzichte van 2002 worden veroorzaakt door toename van 3,1 Mton (1,7%) van de CO2-emissies, vooral van de streefwaardesectoren gebouwde omgeving (5%), industrie/energiesector (0,9%) en transportsector (2,0%), terwijl de emissies in de landbouw daalden (-2,2%). De methaanuitstoot is met 0,7 Mton CO2-eq. (4,2%) afgenomen (met name bij afval en landbouw). Ook de N2O-uitstoot is in 2003 met 0,7 Mton-CO2-eq. afgenomen (3,6%) (met name in landbouw en industriele procesemissies). Dit rapport bevat onder andere trendanalyses voor de emissies van broeikasgassen in de periode 1990-2003 en documentatie van gebruikte berekeningsmethoden, databronnen en toegepaste emissiefactoren. Ook worden de nationale broeikasgasemissies per streefwaardesector samengevat, zoals gebruikt in het Nederlandse nationale klimaatbeleid. Veel aandacht wordt dit jaar besteed aan de documentatie van de vele uitgevoerde herberekeningen

    Nederlandse broeikasgasemissies 1990-2002. Nationaal Inventarisatie Rapport 2004

    No full text
    This report documents the 2004 Netherlands' annual submission of its greenhouse gas emission inventory in accordance with the United Nation's Framework Convention on Climate Change (UNFCCC) and the European Union's Greenhouse Gas Monitoring Mechanism. The report comprises explanations of observed trends in emissions; a description of an assessment of key sources and their uncertainty; documentation of methods, data sources and emission factors applied; and a description of the quality assurance system and the verification activities performed on the data. Since the previous submission, the emission trend has been adjusted downwards by 2% due to recalculations. From the present inventory it can be concluded that total greenhouse gas emissions were in 2002 the same as in the base year 1990 (1995 for fluorinated gases). The 2002 emissions would be 3%-points more when corrected for temperature (the mild winter). Emissions of CO2 increased from 1990 to 2002 by 10%, while in the same period CH4 and N2O emissions decreased by about 32% and 7%, respectively. For the fluorinated greenhouse gases, for which 1995 is the reference year, total emissions decreased by 60%. Emissions of HFCs and PFCs decreased by 65% and 35% in 2002, respectively, while SF6 emissions increased by about 15%. Next year, other adjustments will be made, possibly of a few per cent, due to recalculations for many sources and gases carried out as the last part of the inventory improvement programme to ensure that the inventory complies with the requirements of the UNFCCC and the Kyoto Protocol.Dit rapport over de Nederlandse inventarisatie van broeikasgasemissies is geschreven om te voldoen aan de nationale rapportageverplichtingen in 2004 van het Klimaatverdrag van de Verenigde Naties (UNFCCC) en van het Bewakingsmechanisme Broeikasgassen van de Europese Unie. Dit rapport bevat trendanalyses voor de emissies van broeikasgas in de periode 1990-2002; een analyse van zgn. sleutelbronnen en de onzekerheid in hun emissies; documentatie van gebruikte berekeningsmethoden, databronnen en toegepaste emissiefactoren; en een overzicht van het kwaliteitssysteem en de verificatie van de emissiecijfers voor de Nederlandse Emissieregistratie. Afgelopen jaar is de emissietrend door herberekeningen met 2% naar beneden bijgesteld. Volgens de huidige inventarisatie is totale uitstoot van broeikasgassen in 2002 gelijk aan die in het basisjaar 1990 (1995 voor de F-gassen). Na temperatuurcorrectie voor 2002 zijn de emissies 3% hoger. In die periode zijn de emissies van CO2 met 10% toegenomen, terwijl de CH4- en N2O-emissies met resp. 32% en 7% afnamen. Van de zgn. F-gassen, waarvoor 1995 het referentiejaar is, nam de totale emissie met 60% af. De HFK- en PFK-emissies namen met resp. 65% en 35% af, terwijl de SF6 met circa 15% toenamen in 2002 ten opzichte van 1995. Volgend jaar zal opnieuw een bijstelling volgen van mogelijk enkele procenten omdat in het kader van de afronding van het verbeterprogramma voor veel bronnen en stoffen de emissies herberekend zullen worden zodat voldaan wordt aan de eisen van de UNFCCC en het Kyoto Protocol

    Nederlandse broeikasgasemissies. 1990-2001. Nationaal Inventarisatie Rapport 2003

    No full text
    This report documents the 2003 Netherlands' annual submission of its greenhouse gas emission inventory in accordance with the United Nation's Framework Convention on Climate Change (UNFCCC) and the European Union's Greenhouse Gas Monitoring Mechanism. The report comprises explanations of observed trends in emissions; a description of an assessment of key sources and their uncertainty; documentation of methods, data sources and emission factors applied; and a description of the quality assurance system and the verification activities performed on the data. From the inventory it can be concluded that total CO2-equivalent emissions of the six greenhouse gases together increased in 2001 by about 4% relative to 1990 (1995 for fluorinated gases). This increase would be 2%-points less for temperature-corrected emissions. Emissions of CO2 increased from 1990 to 2001 by 13%, while in the same period CH4 and N2O emissions decreased by about 25% and 3%, respectively. For the fluorinated greenhouse gases, for which 1995 is the reference year, total emissions decreased by 60%. Emissions of HFCs and PFCs decreased by 75% and 20% in 2001, respectively, while SF6 emissions increased by about 7%.Dit rapport over de Nederlandse inventarisatie van broeikasgasemissies is geschreven om te voldoen aan de nationale rapportageverplichtingen in 2003 van het Klimaatverdrag van de Verenigde Naties (UN-FCCC) en van het Bewakingsmechanisme Broeikasgassen van de Europese Unie. Dit rapport bevat trendanalyses voor de emissies van broeikasgas in de periode 1990-2001; een analyse van zgn. sleutelbronnen en de onzekerheid in hun emissies; documentatie van gebruikte berekeningsmethoden, databronnen en toegepaste emissiefactoren; en een overzicht van het kwaliteitssysteem en de verificatie van de emissiecijfers voor de Nederlandse Emissieregistratie. De totale netto CO2-eq.-emissies waren in 2001 4% hoger dan in 1990 (1995 voor de F-gassen). Dit wordt 2%-punt minder na temperatuurcorrectie. In die periode is de emissie van CO2 met 13% toegenomen, terwijl de CH4- en N2O-emissies met resp. 25% en 3% afnamen. Van de zgn. F-gassen, waarvoor 1995 het referentiejaar is, nam de totale emissie met 60% af. De HFK- en PFK-emissies namen met resp. 75% en 20% af, terwijl de SF6 met 7% toenamen in 2001 ten opzichte van 1995
    corecore