14 research outputs found

    Rapport Inventariserend Veldonderzoek Muggeplein, Deventer. Advies voor het vervolgonderzoek

    No full text
    Het Muggeplein en het hele Noordenbergkwartier zijn een onderdeel van één van de oudste stedelijke middeleeuwse nederzettingen in Nederland. Nog voor de grootschalige verstedelijking in 13de-eeuws Nederland, kende Deventer al een bloeiende handelsnederzetting met internationale betrekkingen. Vanaf de 9de eeuw nam de stad deel aan de handelseconomie en beleefde in de 10de-11de eeuw grote voorspoed. Dit is met name uit onderzoek in het Polstraatkwartier naar voren gekomen. Door gebrekkige theorievorming omtrent de ontwikkeling van de nederzetting, is tot in de jaren ’80 nooit op een systematische manier archeologisch bodemonderzoek in het Noordenbergkwartier gedaan. De erosie van het bodemarchief was echter in dezelfde jaren ’80 in het Noordenbergkwartier zeer groot te noemen. Tot een systematische waardering van het bodemarchief is het zodoende nooit gekomen. De precieze waarde en mogelijke verstoringsgraad van dit onbekende bodemarchief was onduidelijk. Het archeologisch proefonderzoek op het Muggeplein diende ervoor om de waarde en de verstoringsgraad vast te stellen. Aan de hand van de archeologische bureauverkenning is op basis van alle beschikbare gegevens tot een vraagstelling gekomen. Naast inhoudelijk archeologische zaken was de vraagstelling gericht op de conserveringsgraad. Tussen maandag 14 februari en vrijdag 1 april 2005 heeft de velduitvoering van het proefonderzoek plaatsgevonden. Als snel kon in de eerste weken van het onderzoek worden vastgesteld dat de conserveringsgraad van het bodemarchief, op enkele kleine punten na, goed tot zeer goed was te noemen. Daarom is het nu zaak de inhoud te analyseren en te komen tot een waardestelling, een advies voor het bodemarchief en een opzet van een aantal onderzoeksvarianten. Door dit onderzoek is verder vast komen te staan dat de zone rond Noordenbergstraat in ieder geval vanaf 800 na Chr. bewoond was en aan direct aan de oever van de IJssel lag. Van massieve houten kadewerken is tot op heden niets teruggevonden wat echter niet hoeft te betekenen dat deze er niet zijn. De vragen over de inrichting van de oeverzone gedurende Vroege Middeleeuwen die voorafgaand aan het Vooronderzoek werden gesteld, blijven grotendeels openstaan. Bijzonder relevant zijn de vragen die zich richten op de plaats van het Noordenbergkwartier binnen de nederzettingsgeschiedenis. Over deze positie zijn door de jaren heen verschillende theorieën opgeworpen. Op basis van het vooronderzoek valt het terrein te verdelen in minimaal vijf zones. De zone Molenstraat, de zone ten westen van de Noordenbergstraat, de Noordenbergstraat, de zone ten oosten van de Noordenbergstraat en de locatie van het voormalige politiebureau. Al deze zones hebben een eigen opbouw en vereisen daarmee een eigen opgravingstrategi

    Keizerstraat 7-9. Aanvullende Archeologische Onderzoek en Bouwhistorische Inventarisatie

    No full text
    Het Aanvullend Archeologisch Onderzoek (AAO) is uitgevoerd in drie werkdagen. Gedurende deze dagen zijn op de onderzoekslocatie drie werkputjes aangelegd. De putten 1 en 2 zijn aangelegd in de kelders van de panden Keizerstraat 7 en 9. Aangezien de kelder net als het pand uit het midden van de 17de eeuw dateert, waren er geen sporen uit de periode hierna te verwachten. Archeologische resten uit de periode voor 1334 zijn bij de aanleg van de binnengracht(en) voor het grootste deel verloren gegaan. Over de ontwikkeling van deze gracht(en) is weinig bekend. Het is dan ook aan te bevelen voorafgaand aan eventuele bouwwerkzaamheden één of twee aansluitende profielen haaks op de gracht aan te leggen om zo een beeld van de ontwikkeling van de grachten te krijgen. In stedenbouwkundige zin nemen de onderzochte huizen een bijzondere plaats in de stad in. Samen met het buurpand vormen zij de enige stadsuitbreiding van Deventer na de middeleeuwen en vóór de 19de eeuw. Het 17de-eeuwse karakter van de huizen zelf is echter niet meer aan de buitenzijde leesbaar. Dit geldt in feite wel voor het pand Keizerstraat no. 5. In Keizerstraat 7-9 bleven waarschijnlijk de twee 17de-eeuwse casco’s bewaard met kap en zolderbalklaag. De 17de-eeuwse kelders en kapconstructies van de onderzochte huizen bleven vrijwel gaaf bewaard, en mogelijk zijn op begane grond en verdieping, achter stucwerk en verlaagde plafonds nog veel meer 17de-eeuwse delen bewaard gebleven. Ook van buiten blijkt dat hier een heel andere bebouwing staat dan de huizen uit 1870 die na de slechting van de wallen verderop langs de Keizerstraat werden gebouwd. Resumerend kan worden gesteld dat de beide huizen, die nu samen Keizerstraat 7-9 vormen, van algemeen belang voor de gemeente Deventer zijn. De huizen zijn architectonisch en bouwhistorisch van betekenis en aan de ligging buiten de middeleeuwse stad, maar binnen het voormalige rondeel De Keizer, is een hoge geschiedkundige en stedenbouwkundige waarde toe te kennen

    Een verkennend archeologisch booronderzoek langs de N348

    No full text
    Aanleiding tot dit onderzoek verbreding van de provinciale weg N348. Er heeft eerst een booronderzoek plaatsgevonden waarna een aantal proefsleuven in begin november 2004 zijn getrokken op basis van de resultaten van het booronderzoek. In totaal is er 4 locaties opgegraven (onderzoeken: 11691, 11692, 11693, 11694). Het is op basis van het hier gerapporteerde booronderzoek duidelijk dat in het tracé van de nieuwe rijstroken van de Siemelinksweg nog geheel of gedeeltelijk intacte archeologische vindplaatsen mogen worden verwacht. De noordelijke locatie kent veel verstoring, maar is in de onverstoorde delen ten aanzien van bodemopbouw en vondstbeeld nog ongeschonden genoeg om een archeologische vindplaats te kunnen bevatten. De aanwezigheid van in het verleden onderzochte vindplaatsen in de directe omgeving van de noordelijke locatie versterken deze verwachting. Vooral de zuidelijke locatie (met name locatie Zuid 2) heeft bij het booronderzoek goede resultaten opgeleverd. De bodemopbouw is overwegend gunstig voor de aanwezigheid van intacte archeologische resten en er zijn zelfs aanwijzingen voor een cultuurlaag. Het vondstbeeld van de zuidelijke locatie is zeer gunstig. Er is een duidelijke concentratie handgevormd aardewerk die met zekerheid een vindplaats vertegenwoordigt. Het aanboren van een grondspoor bevestigt dit. Het ligt voor de hand dat deze vindplaats aansluit of overeenkomt met de vindplaats Siemelinksweg-Het Bramelt uit 1987. Het aangeboorde grondspoor met Vroeg Middeleeuws aardewerk aan de noordzijde van de zuidelijke locatie (locatie Zuid 1) zou op een tweede vindplaats in dit deel van het wegtracé kunnen duiden. De verstoring van het toekomstig wegcunet, tracé’s van kabels en leidingen, bermsloten en andere grondwerkzaamheden is direct nadelig voor het bodemarchief ter plaatse. De aanleg van deze infrastructuur zal zonder archeologisch onderzoek de middeleeuwse en prehistorische resten doen verdwijnen. Hieruit ontstaat de noodzaak om de resten voor aanvang van de bouwingreep te onderzoeken. Voor de noordelijke locatie is het advies om door middel van een proefonderzoek door middel van twee grote proefputten te onderzoeken en op te graven. Indien nodig zou tijdens het proefonderzoek moeten kunnen worden doorgestart naar een Definitief Onderzoek. Voor de zuidelijke locaties zijn de mogelijkheden voor onderzoek gezien de positie van de weg beperkt. Locatie zuid 1 zou onderzocht moeten worden door middel van een enkele proefput. Locatie zuid 2 dient uitvoerig te worden bekeken door middel van brede proefsleuven. Voor beide zuidelijke locaties geldt dat een doorstart naar een Definitief Onderzoek mogelijk zou moeten zijn

    verslag Inventariserend Veldonderzoek, Moerakkerstraat, Driebergenbuurt Deventer

    No full text
    Uit het archeologisch onderzoek is een duidelijke landschapsontwikkeling naar voren gekomen. Voor de Middeleeuwen vertoonde de natuurlijke bodem grote hoogteverschillen, die het gevolg waren van rivierafzettingen en verstuivingen. Laat prehistorische sporen zijn alleen in het uiterste noorden van het onderzoeksgebied aangetroffen. Deze sporen strekken zich niet verder naar het zuiden uit. Mogelijk vormen ze de rand van een vindplaats, die verder naar het noordwesten, dus buiten het onderzoeksgebied, ligt. Het is ook mogelijk, dat de sporen op zichzelf staan of deel uitmaken van een erf of een nederzetting die op een van de afgevlakte koppen lag. Hiervan ontbreekt echter ieder spoor. In het oosten van de onderzoekslocatie zijn enkele sporen uit de Middeleeuwen aangetroffen. In de sporen is geen duidelijke structuur te herkennen. Het lijkt een opzichzelfstaande concentratie, want in de putten in de omgeving zijn geen sporen uit deze periode aangetroffen. Eventuele bijbehorende sporen zijn alleen te verwachten onder de bestaande Moerakkerstraat. Hier is in het verleden zoveel gegraven, dat van deze sporen weinig of niets meer over zal zijn. In het onderzoeksgebied worden geen archeologische resten van belang verwacht. Er bestaan, archeologisch gezien, geen bezwaren tegen grondwerkzaamheden en er kan worden afgezien van verder onderzoek

    Achterblijvers in de volksverhuizingstijd. Archeologisch onderzoek in het kader van de aanleg van de Zweedse Tunnel, Colmschate (gemeente Deventer)

    No full text
    De oudste sporen binnen het onderzoeksgebied dateren uit de vroege ijzertijd. De vondst van de randgreppel van een langbed en een kuiltje met daarin verbrand aardewerk wijzen op de aanwezigheid van een begraafplaats. Het is niet waarschijnlijk dat deze twee sporen op zichzelf staan. Langbedden zijn over het algemeen onderdeel van grafvelden waar vele generaties lang de overledenen uit de buurt zijn begraven. Het is dan ook waarschijnlijk dat binnen het onderzochte gebied in de vroege ijzertijd meer graven hebben gelegen. Gezien de zeer geringe resterende diepte van de greppel rond het langbed en het dichtbij gelegen kuiltje met aardewerkscherven, is de kans groot dat deze sporen door ploegen of egalisatie volledig zijn verdwenen. De aanwezigheid van een kuil met een kleine hoeveelheid verbrand menselijk bot uit de late ijzertijd of de vroeg-Romeinse tijd ongeveer 15 m ten noorden van het langbed, zou kunnen wijzen op de aanwezigheid van een verstoord crematiegraf. In de vroege ijzertijd zijn een langbed en een kuil met gedeponeerd afval aangelegd. uit de late ijzertijd en de vroeg-Romeinse tijd dateren enkele losse sporen verspreid over het onderzoeksgebied. Waarschijnlijk gaat het om perifere verschijnselen van erven elders op de Colmschater Enk. Ook uit de midden-Romeinse tijd dateren slechts enkele losse sporen. In de gevorderde 2de en de 3de eeuw n. Chr. heeft geen bewoning op het terrein plaatsgevonden. Hoogstens vormde een gedeelte van het onderzochte gebied aan het einde van de 3de eeuw de randzone van een verder weg gelegen woonplaats. Van de 4de tot de 6de eeuw is de vindplaats intensief in gebruik. uit deze periode dateren de drie opgegraven huisplattegronden en verschillende hutkommen. In de 7de eeuw maakt de vindplaats vermoedelijk deel uit van de periferie van de nederzetting in kloosterlanden. Op de vindplaats zijn geen aanwijzingen voor bewoning in de 8ste en 9de eeuw aanwezig. De waterput die in 2003 aan de zweedsestraat werd opgegraven bewijst dat er in het midden van de 9de eeuw in de directe nabijheid wel bewoning moet zijn geweest. De bijbehorende huisplattegrond en/of hutkommen ontbreken vooralsnog. In de 10de eeuw is op het terrein weer een aantal hutkommen in gebruik. mogelijk liggen deze hutkommen aan de rand van een erf waarvan het centrale gebied niet is aangetroffen. Vanaf de 11de eeuw was het gebied niet meer voor bewoning in gebruik. Alle kuilen uit latere periode hebben vermoedelijk te maken met de inrichting van het agrarische landschap. mogelijk stond er in de loop van de nieuwe tijd op enig moment een schaapskooi. Dit technisch complexe onderzoek van een slecht behouden vindplaats heeft belangrijke nieuwe informatie opgeleverd om de ontwikkeling van de boerenerven en hun plaats in het landschap tussen de laat-Romeinse tijd en de vroege middeleeuwen te kunnen reconstrueren. Ook illustreert het onderzoek dat het bewoningshiaat tussen de 7de en de 10de eeuw een zwart gat in de bewoninggeschiedenis vormt dat in de toekomst alle mogelijke aandacht verdien

    Onder de Duijm. Archeologisch, bouwhistorisch en historisch onderzoek naar een toren in de buitenste stadsmuur en een 16de-eeuwse stadsuitbreiding aan de Keizerstraat 7-9 in Deventer

    No full text
    In de maanden januari en februari van 2009 is door Archeologie Deventer in opdracht van john Oude wesselink een archeologisch onderzoek uitgevoerd aan de Keizerstraat 7-9. Het veldwerk heeft in totaal negen dagen in beslag genomen, verdeeld over twee fasen. De aanleiding van het onderzoek was de bouw van nieuwe winkelpanden met appartementen en een ondergrondse fietsenkelder op de locatie van het toenmalige ‘Euroland’. Archeologisch onderzoek was gezien de locatie in de binnenstad van Deventer noodzakelijk; binnen het onderzoeksgebied zouden mogelijk de buitenste stadsmuur en eventueel een toren liggen. Ook werd verwacht de erven en funderingen van huizen die na de demping van de gracht in het midden van de 16de eeuw op het terrein gebouwd zijn aan te treffen. Niet alle onderzoeksvragen die in het Programma van Eisen gesteld werden, konden na het Definitief Onderzoek beantwoord worden. Zo konden de vragen over de aanleg van de gracht en de eventueel nog aanwezige gebruiksfase van de gracht archeologisch gezien niet beantwoord worden, omdat de bodem van de gracht tijdens het veldwerk niet bereikt werd. Ook sporen uit de periode voorafgaand aan de gracht ontbreken bijna volledig

    Graven op het Grote Kerkhof. Archeologisch onderzoek in de stadsverwarmingssleuf voor het stadhuis, Deventer

    No full text
    De meeste openbare gebouwen in de binnenstad van Deventer zijn door middel van dikke buizen aangesloten op de stadsverwarming, waarvan het ketelhuis aan Achter de muren Duimpoort te vinden is. Bij de gebouwen aan het Grote kerkhof zijn alle verbindingsbuizen inpandig aangelegd door de kelders van het stadhuis, het Landshuis en oude schouwburg. Voorafgaand aan de voorgenomen sloop van een deel van de schouwburg moest een nieuwe leiding worden aangelegd. Hiervoor werd een tracé over het Grote kerkhof gekozen. Hoewel de naam Grote kerkhof daar weinig twijfel over laat bestaan, realiseren veel mensen zich nauwelijks dat de huidige parkeerplaats voor het stadhuis eeuwenlang de belangrijkste begraafplaats van Deventer was. De eerste begravingen zullen niet lang na de stichting van de eerste kerk, in de 8ste eeuw, tot stand zijn gekomen. Pas in 1831 werd het begraven binnen de stad verboden en kwam er een eind aan het begraven op het plein. Desondanks zijn er nauwelijks gedocumenteerde archeologische bewijzen voor de tienduizenden begrafenissen die hier plaats moeten hebben gevonden. Onder het plein zijn in de afgelopen vijftig jaar allerlei kabels en leidingen aangelegd. Soms werden hierbij tientallen skeletten aangetroffen die echter nooit zijn gedocumenteerd. De enige gedocumenteerde skeletten zijn opgegraven in de kelder van het stadhuis en bij de aanleg van een glascontainer. Omdat dit het eerste min of meer structurele onderzoek op het Grote kerkhof was, is besloten niet alleen de skeletten uit te werken maar ook in te gaan op de wijze waarop het Grote kerkhof was ingericht en op de plaats die deze begraafplaats innam in relatie tot de andere begraafplaatsen in de stad. Alles samen genomen, roept dit onderzoek meer vragen op dan het beantwoord. In het verleden is bij graafwerkzaamheden veel informatie over de Deventer bevolking verloren gegaan. Door in de toekomst dergelijke werkzaamheden beter te begeleiden en archeologisch onderzoek te doen, kan nog een schat aan informatie worden verzameld over de bewoners van Deventer in vroeger eeuwen. De verzamelde gegevens worden ook verwerkt in de Deventer Onderzoeksagenda en de verwachtingskaart

    Houtmarkt, waardestellend onderzoek stadsmuur ter plaatse van de Houtmarktschool en de groenteveiling

    No full text
    Het gebied rond de Houtmarktscholen wordt in de nabije toekomst opnieuw ingericht. Binnen het plangebied vindt nieuwbouw plaats met daarbinnen een groot aantal nieuwe woningen, appartementen en winkelpanden. Midden door de locatie loopt het tracé van de dubbele stadsmuur rond het Bergkwartier. Voor een groot deel van het plangebied is de locatie van de beide stadsmuren bekend. Het gebied ter plaatse van de huidige Houtmarktscholen kon niet grootschalig worden onderzocht. Door de aanleg van kleine proefputten kon worden gekeken of de stadsmuur en eventuele bijbehorende torens onder de Houtmarktschool schuil gaan. Hiermee kan dan bij het ontwerp van de fundering van de nieuwbouw direct rekening worden gehouden. De binnenste stadsmuur kon bij het onderzoek in de tuin achter de Houtmarktscholen niet worden gelokaliseerd. Wel is onder de fundering van de achtergevel van Houtmarkt 8 muurwerk aangetroffen dat mogelijk ouder is dan de school. Het muurwerk bevatte bakstenen waarvan het formaat niet overeenkwam met het gebruikte steenformaat voor de bouw van de school. Het gebruikte steenformaat is anderzijds ook te klein voor een restant van de stadsmuur. Wel kan een muur op deze locatie bedoeld geweest zijn om de bogen van de stadsmuur aan de achterzijde dicht te metselen om zo opslagruimte te creëren. Er zijn geen aanwijzingen voor de aanwezigheid van een wal onder de stadsmuur aangetroffen. Over de aanwezigheid van een waltoren in de binnenste stadsmuur kan niet zinnigs worden gezegd omdat de muur zich waarschijnlijk onder het schoolgebouw bevindt. Er zijn geen aanwijzingen gevonden voor de bouw van huizen tegen de binnenzijde van de muur. Mogelijk ontbraken deze huizen hier vanwege de ligging in de tuin van de prior. De locatie van de buitenste stadsmuur kon zowel voor de Houtmarktschool als in de loods worden vastgesteld. Het onderzoek heeft geen vondsten opgeleverd die kunnen worden gebruikt om de aanleg van de stadsmuur nader te dateren. De stadsmuur was ter hoogte van de loods voorzien van een relatief dunne voorzetmuur die vermoedelijk diende om de stadsmuur tegen verdere beschadiging van stromend water en ijs te beschermen. Al in de 17de eeuw is men begonnen met het opvullen van delen van de Binnengracht om plaats te maken voor ambachtelijk activiteiten. Mogelijk kunnen enkele vloerfragmenten die voor de Houtmarktschool werden aangetroffen hiermee in verband worden gebracht. Aan het eind van de 19de eeuw is het restant van de gracht gedempt waarna het huidige maaiveld tot stand kwam. Op dat moment zijn waarschijnlijk ook de laatste resten van de stadsmuur afgebroken. Tegen de verwachting in zijn noch voor de school noch in de loods resten van een muurtoren gevonden. De afstand tussen twee naast elkaar gelegens torens moet hiermee veel groter geweest zijn dan elders in de stad gebruikelijk was. Mogelijk moeten de zware steunberen die werden gevonden tegen de bocht van de stadsmuur op de hoek van de Pikeursbaan en de Houtmarkt als het restant van een toren worden beschouwd. Eventueel kan hier ook een toren hebben gestaan die in een later stadium vervangen is door een geschutsemplacement. Op het schilderij van het beleg door Rennenberg is in de bocht een batterij kanonnen te zien waarvoor op een normaal stuk stadsmuur geen ruimte was. Definitief Onderzoek in de doorgang kan hier meer duidelijkheid brengen. Tot slot kan niet helemaal worden uitgesloten dat eventuele torens volledig zijn afgebroken of alsnog op grotere diepte aanwezig zijn. Een deel van de sleuven kon door de aanwezigheid van kabels en leidingen niet tot de gewenste diepte worden doorgezet

    Bureauonderzoek Herinrichting Keizerstraat tussen Brink en Singel

    No full text
    In verband met de voorgenomen werkzaamheden voor de herinrichting van de Keizerstraat tussen de Singel en de Brink, is op aanvraag van de gemeente Deventer door Archeologie Deventer een bureaustudie opgesteld waarin de archeologische waarde van de terreinen wordt vastgesteld. Dit onderzoek is noodzakelijk om vast te stellen of de voorgenomen bodemingrepen eventueel in de bodem aanwezige archeologische resten zouden kunnen verstoren. Op basis van het bureauonderzoek is een gespecificeerde archeologische verwachting opgesteld. De bureaustudie dient in de eerste plaats om archeologische uitgangspunten mee te geven in het ontwerpproces. In een later stadium kan aan de bureaustudie een selectieadvies aan het bevoegd gezag worden toegevoegd

    Project 942, Bureauonderzoek Aanleg Glasvezel Buitengebied Deventer, deel 1 Noord

    No full text
    In het buitengebied van de gemeente Deventer wordt in de komende jaren glasvezel aangelegd. Het gaat hierbij om tientallen kilometers glasvezelleidingen. Het grootste deel van deze glasvezelleidingen wordt gelegd in smalle sleuven met een breedte van 0,3 à 0,4 m met een diepte van ca. 0,4 m onder maaiveld. Bij boomboringen en gestuurde boringen is de diepte iets groter. Hoewel het hier gaat om ingrepen met een beperkte oppervlakte zullen de vrijstellingsgrenen in het bestemmingsplan door het enorme aantal ingrepen toch worden overschreden
    corecore