120 research outputs found

    Parcellation of Prefrontal Cortical Areas in Mouse and Rat Brain

    Get PDF
    Uylings, H.B.M. [Promotor

    Identification and quantification of point sources of surface water contamination in fruit culture in the Netherlands

    Get PDF
    Measurements of pesticide concentrations in surface water by the water boards show that they have decreased less than was expected from model calculations. Possibly, the implementation of spray drift reducing techniques is overestimated in the model calculation. The impact of point sources is probably underestimated. A project was initiated for the quantification and qualification of possible point sources in Dutch fruit culture. From a survey it was concluded that the majority of fruit growers do not posses the mandatory equipment regarding filling and cleaning of sprayers. This creates a potential environmental risk for surface water contamination. Further research is focused on: internal and external cleaning of sprayers, environmental impact of the washings, discharge of transport water from fruit sorting installations, and bioremediation systems for processing contaminated water

    Biologische zuivering met de Fytobac

    Get PDF
    Ervaringen met de Fytobac systemen in Vredepeel en Wijnandsrade weer over het jaar 2011. Beide systemen zijn gebruikt voor de reiniging van water dat vrijkomt bij het reinigen van spuitapparatuur. In Vredepeel is in dezelfde opvangput ook verontreiniging die ontstaan is bij het vullen van de spuit en restvloef opgevangen. Dit rapport geeft meetresultaten en praktische ervaringen uit 2011 weer en wordt beëindigd met conclusies waarin aangegeven wordt wat de resultaten van deze activiteiten betekenen voor de toepassing vul- en wasplaatsen en biologische zuivering

    Tabaksratelvirus in Gladiool

    Get PDF
    In de teelt van gladiolen is TabaksRatelVirus (TRV) een groot probleem. Door virusaantasting ontstaat verminderde groei en uiteindelijk een lagere bloemproductie en een verminderde bloemkwaliteit. Infectie met TRV leidt ook tot lagere kwalificering van partijen of zelfs tot afkeuring. Infectie kan al in het begin van de keten ontstaan, namelijk bij de productie van uitgangsmateriaal. Door teelt van kralen in besmette grond kan een besmetting met TRV ontstaan die pas later in de keten zichtbaar wordt. Na één jaar teelt op besmette grond blijkt het niet éénvoudig een besmetting kwijt te raken. Teelt op schone grond of intensief ziekzoeken resulteren niet direct in een TRV-vrije partij. Integendeel, in het eerste jaar nateelt in schone grond bleek een secundaire infectie zwaarder te zijn dan verwacht op basis van de symptomen in de besmette grond. De overdracht van het virus naar kralen blijkt minder efficiënt te zijn dan de overdracht naar pitten en/of knollen. Hierdoor kan, op voorwaarde dat op schone grond geteeld wordt en goed wordt ziekgezocht, een besmette partij, door teelt van kraal op kraal langzaam opgeschoond worden. Het aantal planten met TRV-symptomen kan dan in enkele jaren teruggedrongen worden tot nauwelijks detecteerbaar. Dit wil echter nog niet zeggen dat de partij dan virusvrij is. Onzichtbare TRV-infecties kunnen later in de keten alsnog voor problemen zorgen. TRV leidt in de kralenteelt tot de nodige discussies rond de keuringsmethodiek voor TRV in gladiool. Omdat op kralen geen symptomen waargenomen kunnen worden, wordt de kwaliteit van de partij kralen bepaald aan de hand van de pitten of knollen uit dezelfde partij. Doordat het virus minder overgaat op kralen dan op pitten en knollen zou dit tot een overschatting van het percentage TRV in de kralen leiden. Echter, bij keuring op TRV-symptomen, worden de infecties die nog geen symptomen geven niet waargenomen. Dit leidt tot een onderschatting van het percentage TRV. Voor kralen zal, indien ondanks de geringe overdracht op kralen nog steeds sprake van onderschatting is, de onderschatting in ieder geval minder zijn dan die in pitten en knollen. Of de percentages TRV in kralen in de praktijk onder- of overschat worden is momenteel niet te zeggen. In het onderzoek zijn namelijk geen exacte percentages overdracht bepaald, maar is naar het verloop van de symptoomvorming over de jaren gekeken. Een teelt van bladrammenas beperkt het risico op een TRV-besmetting in een gevoelig volggewas. Om aan de teelt van bladrammenas geen groeiseizoen te verliezen is in gladiool getest of bladrammenas als tussengewas, gezaaid tussen de gladiolen, een TRV-reducerende werking had. Het effect is minimaal. Ook het inwerken van gedroogde korrels van het biofumigatie-gewas Cleome resulteerde niet in een lagere aaltjesdichtheid en een minder TRV-symptomen.

    Epidemiologie en beheersing van Fusarium in tulp. Experimenten, onderzoek en literatuurstudie naar aspecten van verspreiding en beheersing van zuur in tulp.

    Get PDF
    Het onderzoek naar zuur in tulp, door PPO bloembollen en bolbloemen in Lisse, heeft zich na 2003 vooral toegelegd op de aanpak van het probleem bij de bron: Hoe krijgt een teler zijn plantgoed schoon? Hoe voorkomen teler en handelaar infectie door Fusarium op alle momenten in de keten? Dit heeft uiteindelijk geleid tot de volgende onderzoeksonderwerpen: - Een inventarisatie van mogelijkheden ter bestrijding van latente infecties in plantgoed. O.a. de mogelijkheden van heetstook en UV-licht tegen besmetting en infectie door Fusarium; - Een screening van mogelijkheden van het inzetten van gewasbeschermingsmiddelen van natuurlijke oorsprong (GNO’s) en natuurlijke vijanden tegen zuur in tulp; - Veldproeven met als doel de rol van grondbesmetting en partijbesmetting te bepalen. Ook de rol van stikstof daarbij werd getoetst. Naarmate er meer zure bollen in plantgoed in de herfst aanwezig zijn worden er ook meer zure bollen aan-getroffen in de partij na het rooien in de daaropvolgende zomer. Er was ook toename van zuur tijdens de bewaring in alle gevallen, behalve bij gezond plantgoed (0%). De standaard bolontsmetting werkte effectief tegen zuur vanuit ziek plantgoed. Het resultaat van plantgoed met 10% zuur en boldompeling was vergelijk-baar met dat van een partij met 0% zuur zonder boldompeling. Twee normale teeltmaatregelen: plantgoed uitzoeken en plantgoed ontsmetten, blijken dus een goed effect te hebben bij het voorkómen van zuur. Het uitzoeken van een partij bollen heeft volgens de proef vooral effect in de vorm van verminderde toename van zuur tijdens de bewaring. De besmetting die in het plant-goed zat zorgt voor aanhoudende hoge besmetting en veroorzaakt daarmee blijkbaar nog nieuwe infecties in een later traject van de bewaring

    Bestrijding Black Mold in geoculeerde rozenteelt 2008-2009

    Get PDF
    Black Mold (Chalaropsis thielavioides) is een schimmel die in 2007 veel schade heeft veroorzaakt in de struikrozen. De schimmel infecteert de oculatiewond met als gevolg dat het oculatieoog niet aanslaat. Op sommige percelen ging tot wel 70% van de enten verloren. In een tweejarig PT project is onderzocht wateen goede beheersingsstrategie voor Black Mold is. Er is gekeken naar de volgende punten: Bestrijding van Black Mold met chemische middelen. In het kader van het ontwikkelen van een bestrijdingsstrategie van Black Mold zijn verschillende middelen getest. Het druppelen van middel T in de T-snede bleek goed te werken tegen Black Mold. Het was echter niet mogelijk Black Mold te bestrijden via de traditionele manier zoals het bespuiten van de stam of de plant in zijn geheel. Ook het bespuiten van de T-snede werkte niet. Het bleek dat Black Mold alleen bestreden kon worden wanneer het bestrijdingsmiddel in de T-snede werd gedruppeld. Resistente onderstammen. In de literatuur waren aanwijzingen gevonden dat er rozenonderstam varianten zouden bestaan die resistent zijn tegen Black Mold. Smid’s Ideal en Multiflora zijn beide in een kas- en veldproef getest en bleken vatbaar voor Black Mold te zijn. Epidemiologie van Black Mold. Verschillende facetten van de epidemiologie van Black Mold zijn onderzocht. het was niet mogelijk een relatie tussen de weersomstandigheden in 2007 en de grootschalige uitbraak van Black Mold vast te stellen. Onder laboratorium condities is uitgezocht dat Black Mold verschillende optimum temperaturen heeft. Zo is de optimum temperatuur voor myceliumgroei 24°C, voor kieming 15°C en voor sporulatie 30°C. Het is echter nog niet duidelijk wat de optimale infectie temperatuur van Black Mold is. Verder is er gekeken of Black Mold in de grond een infectiebron kan zijn. Stukjes peen zijn gebruikt in een lokaastoets omdat Black Mold ook peen infecteert. Met behulp van deze toets kon echter niet worden vastgesteld dat percelen met grootschalige Black Mold uitbraken ook meer stukjes peen aantastten. . Klaarblijkelijk is de hoeveelheid van Black Mold in de grond niet van belang. Verder is gekeken of besmette grond Black Mold infecties kon veroorzaken door de grond op te laten spatten of aan te aarden. Dit bleek niet het geval. Plant materiaal en het oculatiemes zijn waarschijnlijk geen grote infectiebronnen van Black Mold. Het is echter wel gebleken dat Black Mold via het mes verspreid kan worden. Daarom is het effect van mesontsmetting ook onderzocht. Het is aan te raden het mes regelmatig te ontsmetten met spiritus of alcohol

    Maatregelenpakketten KRW - Flevoland: kosteneffectiviteit van maatregelen om de belasting van het oppervlaktewater met N, P en carbendazim te verminderen

    Get PDF
    De Europese Kaderrichtlijn Water heeft als doel duurzaam gebruik van water te bevorderen en de kwaliteit van watersystemen te beschermen en waar nodig te verbeteren. Voor de ecologische kwaliteit van watersystemen is het terugdringen van emissies van nutriënten en gewasbeschermingsmiddelen een belangrijke voorwaarde voor herstel. In deze studie is de kosteneffectiviteit van bron- (verminderen overschotten) en effectgerichte maatregelen (bufferstroken, moerassystemen en baggeren) om de N- en P-belasting van het oppervlaktewater te verminderen met elkaar vergeleken. Voor het bepalen van de kosteneffectiviteit van effectgerichte maatregelen is een regionale invulling vereist, immers de effectiviteit van dergelijke maatregelen wordt sterk bepaald door de lokale omstandigheden. In deze studie is gekozen voor twee kleigebieden in Flevoland

    Voorkomen uitval bij Lisianthus : onderzoek op 3 praktijkbedrijven

    Get PDF
    Eén van de problemen in de teelt van Lisianthus (Eustoma) is de uitval in de tweede helft van de teelt. Er zijn verschillen tussen de rassen: ‘Picolo’, ‘Fuji Aprico’, ‘Fuji White’, ‘Kyoto Purple’ en ‘Blue Purple’ zijn gevoelig. De uitval heeft een negatief effect op het bedrijfsrendement. Voor de oorzaak van het probleem werd aan de volgende oorzaken gedacht; 1. Het vermoeden was dat de uitval samenhangt met een toxische stof in de grond, die ontstaat bij de vertering van het restmateriaal van voorgaande Lisianthusteelten. Uit een literatuurstudie (Kreij, 2001) blijkt, dat bij andere gewassen aanwijzingen zijn voor autotoxiciteit; het gaat om luzerne, asperge, appel, perzik, druif en ander fruit. Uit de praktijk komen signalen, dat een goede organische stofvoorziening van de grond een vermindering geeft van de uitval bij Lisianthus. Waarschijnlijk moet dit dan organische stof zijn, die snel afbreekbaar is. Dat dit het geval is, zou kunnen komen door het microleven in de grond, wat beter wordt bij toevoer van organische stof. Dit microleven is in staat om de toxische stof af te breken. Ook is het denkbaar, dat de toxische stof geadsorbeerd wordt aan de organische stof. 2. Een andere veronderstelling was dat door een slechte beworteling in de bovengrond en een droge grond er vochtgebrek ontstaat. Door in de tweede helft van de teelt nagenoeg geen water te geven wordt bij de Lisianthusteelt bloemknopvorming geïnduceerd. Een te extreme droogte zou mogelijk uitval geven. 3. In uitgevallen plantmateriaal worden meermalen vaatziekten zoals Myrothecium en Fusarium geïsoleerd. Bij determinatie blijkt, bij monde van Dhr. J. Meffert van de PD het voornamelijk te gaan om F. avenaceum en F. solani . Mogelijk wordt de grond onvoldoende goed gestoomd. Stomen met onderdruk in de grond zou aanzienlijk beter resultaat opleveren. 4. Voor de vertering van het restmateriaal is extra zuurstof nodig. Mogelijk ontstaat er zuurstof tekort in de grond, waardoor de wortels afsterven, wat ook tot uitval van de planten kan leiden

    Zuivering van dompelbadrestanten met de Sentinel

    Get PDF
    Het doel van dit onderzoek is om het bloembollenbedrijfsleven en de KAVB in het bijzonder de kennis te geven waarmee zij kan beoordelen of zuivering van dompelbadrestanten met de Sentinel een reëel alternatief is, voor het geval het uitrijden van dompelbadrestanten in de toekomst geen werkbare oplossing meer zou zijn. Hiervoor is inzicht nodig in: - effectiviteit van zuivering met de Sentinel - het wettelijke kader waar bij gebruik van de Sentinel rekening gehouden dient te worden - kosten. Daarnaast is gevraagd de voor- en nadelen van biologische zuivering van dompelbadrestanten ten opzichte van zuivering met de Sentinel inzichtelijk te maken indien dat mogelijk is op basis van bestaande kennis

    Biologische zuivering van water verontreinigd met gewasbeschermingsmiddelen : onderzoeksresultaten 2008 t/m 2011

    Get PDF
    In dit rapport worden de resultaten beschreven van het onderzoek van WUR PPO, in samenwerking met WUR Alterra, naar de inzetbaarheid van biologische zuiveringstechnieken voor verwerking van afvalwater, dat verontreinigd is met gewasbeschermingsmiddelen. De onderzochte toepassingen zijn gericht op land- en tuinbouwbedrijven, inclusief loonbedrijven en exclusief glastuinbouwbedrijven. Voor de glastuinbouw worden de mogelijkheden van zuivering ook onderzocht, maar ligt de focus meer op andere technieken dan biologische zuivering. In de glastuinbouw gaat het met name om drain- en drainagewater. Omdat de basisprincipes van de werking van systemen voor biologische zuivering al onderzocht zijn door onder andere Vlaamse universiteiten en onderzoeksinstellingen, is er in Nederland vooral onderzoek gedaan naar het gebruik en de effectiviteit van deze installaties onder praktische omstandigheden
    • …
    corecore