6 research outputs found
Toekomstverkenning MIRA 2009 Wetenschappelijk rapport verzuring
In dit wetenschappelijk rapport worden de jaargemiddelde deposities, sectorale bijdragen en de overschrijding van kritische lasten voor verzuring bepaald in Vlaanderen, en dit voor twee MIRA-scenario’s, met name REF- scenario en EUR-scenario, voor de potentieel verzurende stoffen (NHx, NOy en SOx) voor de periode 2010 t.e.m. 2030. Het jaar 2006 werd beschouwd als referentiejaar. Er wordt ook bepaald wanneer herstel van bodemverzuring kan verwacht worden voor Vlaamse bosbodems
Luchtkwaliteit
Als gevolg van emissiereducties dalen de PM10- en PM2,5-concentraties gevoelig tegen 2020. Een aantal doelstellingen komt binnen handbereik, maar het halen van de Europese daggrenswaarde voor PM10 blijft ook in het Europa-scenario (EUR), zonder bijkomende maatregelen problematisch. Als gevolg van emissiereducties van de ozonprecursoren in het EUR-scenario dalen de ozonpiekconcentraties met ongeveer een derde tegen 2030. De jaargemiddelde ozonconcentratie blijft echter zowel in het referentie- (REF) als in het EUR-scenario stijgen.Klimaatverandering kan de positieve effecten van de verwachte emissiereducties op de ozon- en fijnstofvervuiling grotendeels of volledig tenietdoen.
De doelstelling tegen 2010 voor de verzurende depositie wordt gemiddeld over Vlaanderen tijdig gehaald. Toch is zelfs in het EUR-scenario de depositie nog te hoog in een vijfde van Vlaanderen. De depositiedoelstelling voor 2030 wordt in zowel het REF- als in het EUR-scenario niet tijdig gerealiseerd. Respectievelijk 19 % en 6 % van de oppervlakte natuur ontvangt in 2030 een te hoge verzurende depositie. Het aandeel van NHx in de verzurende depositie neemt toe, en loopt in het EUR-scenario zelfs op tot 50 % in 2030. Dit bevestigt het belang van vermestende effecten: in 2030 ontvangt nog 29 % van de oppervlakte natuur een overmatige stikstofdepositie in het EUR-scenario