28 research outputs found

    Broeikasgassen in Nederland. Methoden en emissies voor 1993 en voorlopige cijfers voor 1994

    No full text
    This report was written at the request of the Dutch Ministry of Housing, Physical Planning and Environment to comply with the European Unions Greenhouse Gas Monitoring Mechanism (Council Decision 93/389/EEC). The member states of the European Community have adopted the objective of stabilising CO2 emissions in the Community as a whole by 2000 at 1990 levels. The monitoring mechanism provides a means whereby the Commission can monitor progress towards this target on the basis of annual emission inventories supplied by the member states and national programmes which set out emission trajectories and policy measures to limit CO2 or to increase sinks. It also requires member states to report inventories of other greenhouse gases. Under the monitoring mechanism each member state reports its greenhouse gas emissions by the 31st of July each year. By each reporting deadline member states should supply inventories based on provisional data for the previous year and final data for the year previous to that. The first submission of provisional inventories in 1995 should also include data for the base year 1990. A review will be carried out under the responsibility of the European Commission. This report is also written to comply with the obligations under the United Nations Framework Convention on Climate Change. The inventory is compatible with the reporting requirements under the United Nations Framework Convention on Climate Change. It contains a greenhouse gas emissions inventory for the years 1993 and 1994, together with a short description of how the internationally adopted IPCC Guidelines have been applied in the Netherlands. Temperature corrected carbon dioxide emissions in 1993 and emissions of methane and nitrous oxide were slightly higher than 1990. A dip in the economic development especially in the chemical industry sector prevented a further growth in emissions. Provisional data for 1994 suggest a significant increase in carbon dioxide emissions due to the prosperous economic developments. Energy efficiency improvements prevented an even further growth in emissions.Dit rapport is geschreven op verzoek van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, afdeling Klimaatverandering om te voldoen aan de verplichtingen in het kader van het Bewakingsmechanisme Broeikasgassen, volgens besluit van de Milieuraad van de Europese Unie van 24 juni 1993 (93/389/EEC). De lidstaten van de Europese Unie hebben afgesproken de totale CO2 emissie van de Europese Unie te stabiliseren in 2000 ten opzichte van 1990. Het bewakingsmechanisme biedt de Commissie de mogelijkheid vorderingen op weg naar dit doel te volgen op basis van een jaarlijkse inventarisatie van broeikasgasemissies. Deze rapportage bevat een korte beschrijving van de methoden zoals toegepast in Nederland, de definitieve cijfers voor 1993 en de voorlopige cijfers voor 1994. Tevens zijn cijfers voor het basisjaar 1990 gegeven. De rapportage is conform de internationaal afgesproken IPCC guidelines. De rapportage is gebaseerd op de Milieubalans cijfers, maar levert op een aantal plaatsen meer details. Daarnaast wordt de CO2-emissie in de Milieubalans volgens de bruto NMP-methode gegeven, terwijl deze hier volgens de internationaal aanvaarde IPCC methode is bepaald. Temperatuur gecorrigeerde kooldioxide emissies en emissies van methaan en lachgas in 1993 waren iets hoger dan in 1990. Een kleine dip in de economische groei, vooral in de chemie, voorkwam dat de emissies verder groeiden. Voorlopige cijfers voor 1994 suggereren een significante groei in de kooldioxide emissies, hetgeen samenhangt met een voorspoedige economische ontwikkeling

    Broeikasgassen in Nederland. Methoden en emissies voor 1993 en voorlopige cijfers voor 1994

    No full text
    Dit rapport is geschreven op verzoek van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, afdeling Klimaatverandering om te voldoen aan de verplichtingen in het kader van het Bewakingsmechanisme Broeikasgassen, volgens besluit van de Milieuraad van de Europese Unie van 24 juni 1993 (93/389/EEC). De lidstaten van de Europese Unie hebben afgesproken de totale CO2 emissie van de Europese Unie te stabiliseren in 2000 ten opzichte van 1990. Het bewakingsmechanisme biedt de Commissie de mogelijkheid vorderingen op weg naar dit doel te volgen op basis van een jaarlijkse inventarisatie van broeikasgasemissies. Deze rapportage bevat een korte beschrijving van de methoden zoals toegepast in Nederland, de definitieve cijfers voor 1993 en de voorlopige cijfers voor 1994. Tevens zijn cijfers voor het basisjaar 1990 gegeven. De rapportage is conform de internationaal afgesproken IPCC guidelines. De rapportage is gebaseerd op de Milieubalans cijfers, maar levert op een aantal plaatsen meer details. Daarnaast wordt de CO2-emissie in de Milieubalans volgens de bruto NMP-methode gegeven, terwijl deze hier volgens de internationaal aanvaarde IPCC methode is bepaald. Temperatuur gecorrigeerde kooldioxide emissies en emissies van methaan en lachgas in 1993 waren iets hoger dan in 1990. Een kleine dip in de economische groei, vooral in de chemie, voorkwam dat de emissies verder groeiden. Voorlopige cijfers voor 1994 suggereren een significante groei in de kooldioxide emissies, hetgeen samenhangt met een voorspoedige economische ontwikkeling.This report was written at the request of the Dutch Ministry of Housing, Physical Planning and Environment to comply with the European Unions Greenhouse Gas Monitoring Mechanism (Council Decision 93/389/EEC). The member states of the European Community have adopted the objective of stabilising CO2 emissions in the Community as a whole by 2000 at 1990 levels. The monitoring mechanism provides a means whereby the Commission can monitor progress towards this target on the basis of annual emission inventories supplied by the member states and national programmes which set out emission trajectories and policy measures to limit CO2 or to increase sinks. It also requires member states to report inventories of other greenhouse gases. Under the monitoring mechanism each member state reports its greenhouse gas emissions by the 31st of July each year. By each reporting deadline member states should supply inventories based on provisional data for the previous year and final data for the year previous to that. The first submission of provisional inventories in 1995 should also include data for the base year 1990. A review will be carried out under the responsibility of the European Commission. This report is also written to comply with the obligations under the United Nations Framework Convention on Climate Change. The inventory is compatible with the reporting requirements under the United Nations Framework Convention on Climate Change. It contains a greenhouse gas emissions inventory for the years 1993 and 1994, together with a short description of how the internationally adopted IPCC Guidelines have been applied in the Netherlands. Temperature corrected carbon dioxide emissions in 1993 and emissions of methane and nitrous oxide were slightly higher than 1990. A dip in the economic development especially in the chemical industry sector prevented a further growth in emissions. Provisional data for 1994 suggest a significant increase in carbon dioxide emissions due to the prosperous economic developments. Energy efficiency improvements prevented an even further growth in emissions.DGM/LE/K

    [Internationale Workshop Methaan en Lachgas: methoden in nationale emissie inventarisaties en opties voor emissie reducties. Proceedings.]

    No full text
    Abstract niet beschikbaarMethane and Nitrous Oxide are imported greenhouse gases. The United Nations Framework Convention on Climate Change calls for a monitoring of emissions of greenhouse gases and for action programmes to reduce these emissions. An international workshop was held in the Netherlands in February 1993 with two main objectives: 1. to support the development of an internationally agreed methodology and reporting format for National emission inventories as coordinated by IPCC's science working group and the OECD. This workshop concentrated on emissions of methane and nitrous oxide. 2. the development of technical options for reduction of these greenhouse gases and the assessment of the socio-economic feasibility of these options. These proceedings contain presentations and the results of discussions on main sources of these greenhouse gases: oil and gas, coal, ruminants, animal waste, landfills and sewage, combustion and industry, rice, biomass burning and soils.DGM BUZA/DGIS OECD IPC

    Broeikasgasemissies in Nederland 1990 - 1995. Methode en data voor 1994 en voorlopige data 1995

    No full text
    The inventory presented in this report complies with the obligations under the European Union's Greenhouse Gas Monitoring Mechanism and the UN-FCCC for emission reports on all greenhouse gases not covered under the Montreal protocol. This inventory of greenhouse gas emissions in the Netherlands has been prepared according to the IPCC Guidelines on the basis of figures provided by the Environmental Balance 1996. A short description is given on how the Guidelines have been applied in the Netherlands. Differences between IPCC sectors and target groups in the Netherlands are addressed and resulting emission differences accounted for. Time series on emissions between 1990 and 1995 are presented for all non-ODP greenhouse gases. In 1994, carbon dioxide emissions were 2.8% higher than in 1990. In the period 1990-1994 methane emissions decreased by 3%, nitrous oxide emissions increased by 11% and CO2-equivalent emissions of HFCs, PFCs, and SF6 increased by 17%. The total emissions of non-ODP greenhouse gases increased by 3% from 1990 to 1994, mainly due to increasing emissions of CO2 and HFCs. In 1994, non-CO2 gases contributed about 22% to all CO2-equivalent emissions in that year. CH4 contributed about 10%, N2O about 8% and the non-ODP halocarbons about 4%. Provisional data suggest an increase of 3.9% carbon dioxide emissions in 1995 due to increased energy use. The emissions of HFCs were 33% higher in 1995 than in 1994.Met het rapport wordt voldaan aan de verplichtingen die voortvloeien uit het bewakingsmechanisme voor broeikasgasemissies van de Europese Unie alsmede van het Klimaatverdrag. Daarbij gaat het om emissierapportages van alle broeikasgassen die niet onder het Montreal protocol vallen. De gepresenteerde Nederlandse broeikasgasemissies zijn bepaald conform de richtlijnen van de IPCC en gebaseerd op cijfers uit de MilieuBalans 1996. Er wordt een korte beschrijving gegeven van de wijze waarop de IPCC richtlijnen in Nederland zijn toegepast. Verschillen tussen IPCC sectoren en Nederlandse doelgroepen worden toegelicht en de resulterende verschillen in emissiecijfers gequantificeerd. Voor alle broeikasgassen wordt een tijdreeks 1990-1995 gepresenteerd. In 1994 waren de CO2-emissies 2,8% hoger dan in 1990. In diezelfde periode daalde de emissies van methaan met 3%, stegen de emissies van lachgas met 11% van HFK's, PFK's en SF6 met 17%. De totale emissie in CO2-equivalenten van broeikasgassen die niet onder het Montreal-protocol vallen, steeg tussen 1990 en 1994 met 3%. Dit kwam voornamelijk door de toename van de emissie van CO2 en HFK's. De niet-CO2-broeikasgassen hadden in 1994 een aandeel van 22% in het totaal van broeikasgasemissies, waarvan methaan 10%, lachgas 8% en de gehalogeneerde koolwaterstoffen zonder ozon-aantastende werking 4%. De voorlopige cijfers voor 1995 laten een sterke toename van CO2-emissies zien (3,9%) alsmede van HFK's (33%)

    Monitoring van broeikasgasemissies; onzekerheden en prioriteiten voor verbetering ; Verslag van een nationale workshop gehouden in Bilthoven op 1 september 1999

    No full text
    A workshop was organised in the Netherlands on 1 September 1999 to improve the National System for Monitoring Greenhouse Gas Emissions. These are the proceedings, including discussion papers, presentations of speakers, reports of discussions and conclusions. It was the task of this workshop to introduce initiatives for adding substance and organisation to the monitoring programme. The starting point of this workshop was the monitoring of policy implementation in the light of uncertainties in emission data. The objectives were elaborated as follows: (1) Per target group: Listing the possibilities for quantitative assessment of the uncertainties of emission estimates. Overall assessment of uncertainties per sector; (2) Per target group: Improving the monitoring of emission reductions; (3) Expertise for follow-up research: Determining the institutions per sector currently equipped to carry out research on uncertainty reduction in emission estimates; (4) Who, what and when? Determining who is going to do what and when to reduce uncertainties in emission estimates; (5) Plan of action: Establishing a general plan per target group to work out the above objectives.Op 1 September 1999 is een workshop gehouden om het zgn. nationale systeem voor monitoring van broeikasgasemissies in Nederland te verbeteren. Het verslag bevat de discussiepapers, presentaties van sprekers, verslagen van de discussiesessies en de conclusies. Deze workshop werd georganiseerd om het nationale systeem te verbeteren en de informatie die in dit kader verzameld is in het Engels beschikbaar te maken. Startpunt was de monitoring van het effect van de implementatie van reductiemaatregelen in het licht van de onzekerheden in de emissies. De huidige monitoringactiviteiten hebben geresulteerd in redelijk nauwkeurige emissie-inventarisaties en de emissieschattingen, berekeningsmethodieken en werkprocessen zijn redelijk goed beschreven. Niettemin kan geconcludeerd worden dat een systematische evaluatie en documentatie van procedures, methoden en data kan leiden tot een efficienter proces van emissiecompilatie en een kwantitatief betere emissie-inventarisatie voor broeikasgassen. De doelen werden op de workshop als volgt uitgewerkt: (1) Per doelgroep: Overzicht maken van de mogelijkheden voor kwantitatieve analyse van de onderheden in de emissieberekeningen. Inschatting van alle relevante onzekerheden in emissies per sector; (2) Per doelgroep: Mogelijkheden vaststellen voor verbetering van de monitoring van emissiereducties; (3) Expertise voor vervolg-onderzoek: Overzicht van instituten die met name geschikt zijn voor uitvoering van vervolgponderzoek naar verkleining van onzekerheden in broeikasgasemissies; (4) Wie, wat, wanneer: Prioritering wat het beste wanneer en door wie kan worden gedaan om de onzekerheden in Nederlandse broeikasgasemissies te reduceren; (5) Actieplan. Een plan van aanpak per doelgroep om bovenstaande doelen verder uit te werken

    Broeikasgasemissies in Nederland 1990 - 1995. Methode en data voor 1994 en voorlopige data 1995

    No full text
    Met het rapport wordt voldaan aan de verplichtingen die voortvloeien uit het bewakingsmechanisme voor broeikasgasemissies van de Europese Unie alsmede van het Klimaatverdrag. Daarbij gaat het om emissierapportages van alle broeikasgassen die niet onder het Montreal protocol vallen. De gepresenteerde Nederlandse broeikasgasemissies zijn bepaald conform de richtlijnen van de IPCC en gebaseerd op cijfers uit de MilieuBalans 1996. Er wordt een korte beschrijving gegeven van de wijze waarop de IPCC richtlijnen in Nederland zijn toegepast. Verschillen tussen IPCC sectoren en Nederlandse doelgroepen worden toegelicht en de resulterende verschillen in emissiecijfers gequantificeerd. Voor alle broeikasgassen wordt een tijdreeks 1990-1995 gepresenteerd. In 1994 waren de CO2-emissies 2,8% hoger dan in 1990. In diezelfde periode daalde de emissies van methaan met 3%, stegen de emissies van lachgas met 11% van HFK's, PFK's en SF6 met 17%. De totale emissie in CO2-equivalenten van broeikasgassen die niet onder het Montreal-protocol vallen, steeg tussen 1990 en 1994 met 3%. Dit kwam voornamelijk door de toename van de emissie van CO2 en HFK's. De niet-CO2-broeikasgassen hadden in 1994 een aandeel van 22% in het totaal van broeikasgasemissies, waarvan methaan 10%, lachgas 8% en de gehalogeneerde koolwaterstoffen zonder ozon-aantastende werking 4%. De voorlopige cijfers voor 1995 laten een sterke toename van CO2-emissies zien (3,9%) alsmede van HFK's (33%).The inventory presented in this report complies with the obligations under the European Union's Greenhouse Gas Monitoring Mechanism and the UN-FCCC for emission reports on all greenhouse gases not covered under the Montreal protocol. This inventory of greenhouse gas emissions in the Netherlands has been prepared according to the IPCC Guidelines on the basis of figures provided by the Environmental Balance 1996. A short description is given on how the Guidelines have been applied in the Netherlands. Differences between IPCC sectors and target groups in the Netherlands are addressed and resulting emission differences accounted for. Time series on emissions between 1990 and 1995 are presented for all non-ODP greenhouse gases. In 1994, carbon dioxide emissions were 2.8% higher than in 1990. In the period 1990-1994 methane emissions decreased by 3%, nitrous oxide emissions increased by 11% and CO2-equivalent emissions of HFCs, PFCs, and SF6 increased by 17%. The total emissions of non-ODP greenhouse gases increased by 3% from 1990 to 1994, mainly due to increasing emissions of CO2 and HFCs. In 1994, non-CO2 gases contributed about 22% to all CO2-equivalent emissions in that year. CH4 contributed about 10%, N2O about 8% and the non-ODP halocarbons about 4%. Provisional data suggest an increase of 3.9% carbon dioxide emissions in 1995 due to increased energy use. The emissions of HFCs were 33% higher in 1995 than in 1994.DGM/L&

    Monitoring van broeikasgasemissies; onzekerheden en prioriteiten voor verbetering ; Verslag van een nationale workshop gehouden in Bilthoven op 1 september 1999

    No full text
    Op 1 September 1999 is een workshop gehouden om het zgn. nationale systeem voor monitoring van broeikasgasemissies in Nederland te verbeteren. Het verslag bevat de discussiepapers, presentaties van sprekers, verslagen van de discussiesessies en de conclusies. Deze workshop werd georganiseerd om het nationale systeem te verbeteren en de informatie die in dit kader verzameld is in het Engels beschikbaar te maken. Startpunt was de monitoring van het effect van de implementatie van reductiemaatregelen in het licht van de onzekerheden in de emissies. De huidige monitoringactiviteiten hebben geresulteerd in redelijk nauwkeurige emissie-inventarisaties en de emissieschattingen, berekeningsmethodieken en werkprocessen zijn redelijk goed beschreven. Niettemin kan geconcludeerd worden dat een systematische evaluatie en documentatie van procedures, methoden en data kan leiden tot een efficienter proces van emissiecompilatie en een kwantitatief betere emissie-inventarisatie voor broeikasgassen. De doelen werden op de workshop als volgt uitgewerkt: (1) Per doelgroep: Overzicht maken van de mogelijkheden voor kwantitatieve analyse van de onderheden in de emissieberekeningen. Inschatting van alle relevante onzekerheden in emissies per sector; (2) Per doelgroep: Mogelijkheden vaststellen voor verbetering van de monitoring van emissiereducties; (3) Expertise voor vervolg-onderzoek: Overzicht van instituten die met name geschikt zijn voor uitvoering van vervolgponderzoek naar verkleining van onzekerheden in broeikasgasemissies; (4) Wie, wat, wanneer: Prioritering wat het beste wanneer en door wie kan worden gedaan om de onzekerheden in Nederlandse broeikasgasemissies te reduceren; (5) Actieplan. Een plan van aanpak per doelgroep om bovenstaande doelen verder uit te werken.A workshop was organised in the Netherlands on 1 September 1999 to improve the National System for Monitoring Greenhouse Gas Emissions. These are the proceedings, including discussion papers, presentations of speakers, reports of discussions and conclusions. It was the task of this workshop to introduce initiatives for adding substance and organisation to the monitoring programme. The starting point of this workshop was the monitoring of policy implementation in the light of uncertainties in emission data. The objectives were elaborated as follows: (1) Per target group: Listing the possibilities for quantitative assessment of the uncertainties of emission estimates. Overall assessment of uncertainties per sector; (2) Per target group: Improving the monitoring of emission reductions; (3) Expertise for follow-up research: Determining the institutions per sector currently equipped to carry out research on uncertainty reduction in emission estimates; (4) Who, what and when? Determining who is going to do what and when to reduce uncertainties in emission estimates; (5) Plan of action: Establishing a general plan per target group to work out the above objectives.DGM-Kv

    The selection of distribution control techniques

    No full text
    Due to changes in the company and its environment, distribution control requirements will change. Knowledge of the criteria influencing the successful application of distribution control techniques is needed in order to make these changes. This article investigates these criteria. After a description of redesign of distribution systems, a framework of control decisions is introduced and explained. It is then shown how each of the decisions depends on the characteristics of the products distributed, the markets served and the processes used

    Greenhouse gas emissions in the Netherlands 1990 - 1995. Methodology and data for 1994 and provisional data for 1995

    No full text
    Met het rapport wordt voldaan aan de verplichtingen die voortvloeien uit het bewakingsmechanisme voor broeikasgasemissies van de Europese Unie alsmede van het Klimaatverdrag. Daarbij gaat het om emissierapportages van alle broeikasgassen die niet onder het Montreal protocol vallen. De gepresenteerde Nederlandse broeikasgasemissies zijn bepaald conform de richtlijnen van de IPCC en gebaseerd op cijfers uit de MilieuBalans 1996. Er wordt een korte beschrijving gegeven van de wijze waarop de IPCC richtlijnen in Nederland zijn toegepast. Verschillen tussen IPCC sectoren en Nederlandse doelgroepen worden toegelicht en de resulterende verschillen in emissiecijfers gequantificeerd. Voor alle broeikasgassen wordt een tijdreeks 1990-1995 gepresenteerd. In 1994 waren de CO2-emissies 2,8% hoger dan in 1990. In diezelfde periode daalde de emissies van methaan met 3%, stegen de emissies van lachgas met 11% van HFK's, PFK's en SF6 met 17%. De totale emissie in CO2-equivalenten van broeikasgassen die niet onder het Montreal-protocol vallen, steeg tussen 1990 en 1994 met 3%. Dit kwam voornamelijk door de toename van de emissie van CO2 en HFK's. De niet-CO2-broeikasgassen hadden in 1994 een aandeel van 22% in het totaal van broeikasgasemissies, waarvan methaan 10%, lachgas 8% en de gehalogeneerde koolwaterstoffen zonder ozon-aantastende werking 4%. De voorlopige cijfers voor 1995 laten een sterke toename van CO2-emissies zien (3,9%) alsmede van HFK's (33%).<br

    Gebundelde voordrachten van de CKO/CCB workshop met het vergelijken van bottom-up en top-down emissieschattingen van broeikasgassen als onderwerp in Bilthoven op 27-6-1997

    No full text
    Dit rapport bevat de proceedings van een nationale CKO/CCB workshop met als onderwerp: 'Het vergelijken van bottom-up en top-down schattingen van broeikasgasemissies' die op 27 juni 1997 op het RIVM is gehouden. De belangrijkste reden voor deze workshop was het bijeenbrengen van de Nederlandse expertise op het gebied van emissies van de belangrijkste broeikasgassen CO2, CH4 en N2O en het trekken van zo mogelijk gezamenlijke conclusies als voorbereiding op een Internationale IPCC Expert Meeting over hetzelfde onderwerp die op 5-6-7 november 1997 bij het RIVM wordt gehouden. De reden voor de IPCC Expert Meeting is het verminderen van onzekerheden van emissies van broeikasgassen, het verbeteren van de IPCC Guidelines for Emission Inventories en het bij elkaar houden van de twee manieren waarop emissieschattingen worden gedaan nl: gebruik makend van de bottom-up methode gebaseerd op emissiefactoren en activiteitengegevens en de top down methode gebaseerd op een analyse van bronnen en putten van broeikasgassen gebruik makend van metingen in de Atmosfeer en Atmosfeer/klimaatmodellen. Het programma van de workshop, de algemene Conclusies en Aanbevelingen, de papers die zijn ingediend en zijn gepresenteerd en de lijst van deelnemers zijn in deze proceedings opgenomen.The objective of the Netherlands Centre for Climate Research/Climate Change and Biosphere Program (CKO/CCB) workshop entitled 'The Comparison of Bottom-up and Top-down Estimates of Greenhouse Gas Emissions' held at the RIVM in Bilthoven on 27 June 1997 was firstly, to assemble Dutch expertise on emissions of the most important greenhouse gases, CO2, CH4 and N2O. A second objective was to draw up joint conclusions in preparation and support of the International IPCC Expert Meeting, 'A Comparison of Top-Down and Bottom-Up Greenhouse Gas Emission Inventories' , to be held on 5-7 November 1997, again at the RIVM. The objectives of the IPCC Expert Meeting will be: to reduce the uncertainties in emissions of greenhouse gases, to improve the IPCC Guidelines for Emissions Inventories and to maintain the two lines set out to compile emission estimates using: (1) bottom-up methods based on emission factors and statistical activity data and (2) top-down methods based on an analysis of sources and sinks of greenhouse gases in which atmospheric measurements and atmosphere/climate models are used in combination. This report presents the general conclusions and recommendations as well as the papers presented, along with the program and the participants' list.DGM/L
    corecore