111 research outputs found

    Poor accuracy of freehand cup positioning during total hip arthroplasty

    Get PDF
    Several studies have demonstrated a correlation between the acetabular cup position and the risk of dislocation, wear and range of motion after total hip arthroplasty. The present study was designed to evaluate the accuracy of the surgeon’s estimated position of the cup after freehand placement in total hip replacement. Peroperative estimated abduction and anteversion of 200 acetabular components (placed by three orthopaedic surgeons and nine residents) were compared with measured outcomes (according to Pradhan) on postoperative radiographs. Cups were placed in 49.7° (SD 6.7) of abduction and 16.0° (SD 8.1) of anteversion. Estimation of placement was 46.3° (SD 4.3) of abduction and 14.6° (SD 5.9) of anteversion. Of more interest is the fact that for the orthopaedic surgeons the mean inaccuracy of estimation was 4.1° (SD 3.9) for abduction and 5.2° (SD 4.5) for anteversion and for their residents this was respectively, 6.3° (SD 4.6) and 5.7° (SD 5.0). Significant differences were found between orthopaedic surgeons and residents for inaccuracy of estimation for abduction, not for anteversion. Body mass index, sex, (un)cemented fixation and surgical approach (anterolateral or posterolateral) were not significant factors. Based upon the inaccuracy of estimation, the group’s chance on future cup placement within Lewinnek’s safe zone (5–25° anteversion and 30–50° abduction) is 82.7 and 85.2% for anteversion and abduction separately. When both parameters are combined, the chance of accurate placement is only 70.5%. The chance of placement of the acetabular component within 5° of an intended position, for both abduction and anteversion is 21.5% this percentage decreases to just 2.9% when the tolerated error is 1°. There is a tendency to underestimate both abduction and anteversion. Orthopaedic surgeons are superior to their residents in estimating abduction of the acetabular component. The results of this study indicate that freehand placement of the acetabular component is not a reliable method

    Climate related shifts in the NCP ecosystem, and consequences for future spatial planning

    Get PDF
    Een uitgebreide meetinspanning op de Noordzee, in combinatie met wiskundige en statistische modellering, laat zien dat de klimaatveranderingen in de vorm van een verandering in de overheersende windrichting, een toename van de windsnelheid, een toename van de zeewatertemperatuur, als wel als een toenemende CO2 concentratie van de atmosfeer, niet alleen leidt tot een verandering van de samenstelling van het zeewater in de vorm van bijvoorbeeld opgelost anorganisch koolstof en zuurgraad, maar ook tot een, zei het beperkte, verlaging van de productiviteit van op en in de zeebodem levende filterende organismen, die op hun beurt het voedsel zijn van bodembewonende vissen

    Doorn, Raadhuisplein : een archeologisch bureau- en veldonderzoek

    No full text

    Emmen, Slechtvalk : een inventariserend archeologisch veldonderzoek

    No full text

    Benneveld, Almaatsweg gemeente Coevorden

    No full text
    Op 31 mei 2010 heeft aan de Almaatsweg te Benneveld, gemeente Coevorden, provincie Drenthe, een inventariserend archeologisch veldonderzoek plaatsgevonden. De aanleiding voor het onderzoek is de voorgenomen bouw van een woning ten zuidoosten van Almaatsweg 11. Doel van het onderzoek is vast te stellen of er in het plangebied archeologische waarden aanwezig zijn. Het onderzoek bestaat uit een bureau- en een veldonderzoek. Bij het bureauonderzoek zijn bronnen geraadpleegd op het gebied van fysische geografie, archeologie en historische geografie. Tijdens het veldonderzoek zijn zes boringen geplaatst om archeologische indicatoren op te sporen en om de gaafheid van de bodem te bepalen. Het te bebouwen deel van het perceel is circa 0,2 hectare groot. Alleen dit deel is onderzocht. Het plangebied ligt op een zandrug en bevindt zich binnen een terrein van archeologische waarden, waar bewerkt vuursteen is gevonden uit het mesolithicum en neolithicum. In 1991 bleek de bodem hier nog redelijk intact te zijn. Tijdens het veldonderzoek bleek de bodem echter circa 80 centimeter te zijn afgegraven waardoor de C-horizont onder de bouwvoor is komen te liggen. De opgeboorde grond is gezeefd, maar er zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen. Het advies luidt daarom geen nader archeologisch onderzoek te laten uitvoeren
    corecore