39 research outputs found

    Spatial divergence in the proportions of genes encoding toxic peptide synthesis among populations of the cyanobacterium Planktothrix in European lakes

    Get PDF
    It has been frequently reported that seasonal changes in toxin production by cyanobacteria are due to changes in the proportion of toxic/nontoxic genotypes in parallel to increases or decreases in population density during the seasonal cycle of bloom formation. In order to find out whether there is a relationship between the proportion of genes encoding toxic peptide synthesis and population density of Planktothrix spp. we compared the proportion of three gene regions that are indicative of the synthesis of the toxic heptapeptide microcystin (mcyB), and the bioactive peptides aeruginoside (aerB) and anabaenopeptin (apnC) in samples from 23 lakes of five European countries (n=153). The mcyB, aerB, and apnC genes occurred in 99%, 99%, and 97% of the samples, respectively, and on average comprised 60 Ā± 3%, 22 Ā± 2%, and 54 Ā± 4% of the total population, respectively. Although the populations differed widely in abundance (10āˆ’3ā€“103 mm3 Lāˆ’1) no dependence of the proportion of the mcyB, aerB, and apnC genes on the density of the total population was found. In contrast populations differed significantly in their average mcyB, aerB, and apnC gene proportions, with no change between prebloom and bloom conditions. These results emphasize stable population-specific differences in mcyB, aerB, and apnC proportions that are independent from seasonal influences

    Geschiktheid zeewindparken voor maricultuur en passieve visserij : een kwantitatieve beoordeling van de kansrijkheid van de gebieden voor de potentieĢˆle productiviteit van een selectie aan commercieel interessante soorten

    Get PDF
    In de Nederlandse Exclusieve Economische Zone (EEZ) zijn windparken gepland op diverse locaties. Door de windparken ontstaan nieuwe kansen voor multifunctioneel gebruik zoals maricultuur en niet-bodemberoerende visserij met passieve vistuigen. Deze studie brengt de potentieĢˆle - kwantitatieve - productiviteit van het kweken of vissen (passief vistuig) binnen bestaande, geplande en mogelijke toekomstige windparklocaties op de Noordzee in kaart voor een aantal vormen van medegebruik; kweek van bepaalde soorten zeewier en schelpdieren en de niet-bodemberoerende vangst van bepaalde soorten vissen, schaaldieren en inktvissen. Dit project is een vervolg op een voorgaand project waarbij een kwalitatieve beoordeling gegeven is van de kansrijkheid van de gebieden. In de huidige studie is voor een selectie van kansrijke soorten een berekening voor oogst of productie uitgevoerd. Daarnaast is dit rapport bedoeld om op basis van de huidige stand van kennis een inschatting te geven van de orde van grootte van het ruimtebeslag van zeewierproductie binnen toekomstige windparken. Met een aantal berekeningen wordt inzicht gegeven in de orde van grootte van opbrengsten, beschikbare/benodigde oppervlakten en benodigde nutrieĢˆnten in de Noordzee. Op basis van deze analyse lijkt een areaal van enkele honderden km2 zeewierproductie realistisch, hierbij is uitgegaan van een grove indicatieve berekening, met diverse aannames. Op basis van de beschikbare voedingsstoffen voor mosselen zou tussen ca. 50 en 100 ton drooggewicht mosselen per km2 per jaar kunnen worden geproduceerd, waarbij de bronnen van onzekerheid in acht genomen dienen te worden. Om een indruk te krijgen van het (relatieve) voorkomen van vissen, weekdieren en schaaldieren is gebruik gemaakt van VMS- en logboekgegevens samen met gegevens van twee jaarlijkse surveys (BTS en IBTS). Het is echter niet mogelijk gebleken om voor alle geselecteerde soorten een kwantitatieve inschatting te maken, aangezien er nog weinig bekend is over ruimtelijke verdeling van deze soorten. Daarom is voor deze soorten een overzicht gegeven van wat er in de literatuur over bekend is

    Geschiktheid zeewindparken voor maricultuur en passieve visserij : Een kwalitatieve beoordeling van geschiktheid van windparklocaties voor voedselproductie

    Get PDF
    In de Nederlandse Exclusieve Economische Zone (EEZ) zijn windparken gepland op diverse locaties. Door de windparken ontstaan nieuwe kansen voor multifunctioneel gebruik zoals maricultuur en nietbodemberoerende visserij met passieve vistuigen. Deze studie heeft de relatieve geschiktheid van bestaande, geplande en mogelijke toekomstige windparklocaties op de Noordzee in beeld gebracht voor een aantal vormen van medegebruik met betrekking tot een kweek van een aantal soorten schelpdieren en zeewier en niet-bodemberoerende vangst van een aantal soorten vissen, schaaldieren en weekdieren. Om de relatieve geschiktheid te beoordelen is eerst inzicht nodig waar de verschillende soorten voorkomen en welke condities voor een optimale leefsituatie zorgen. Dit leidt tot een kwalitatieve beoordeling van geschiktheid van (potentiƫle) windparklocaties voor voedselproductie (i.e. kweek of vangst van de betreffende soorten). De resultaten zijn weergegeven in kaarten per soort waardoor een inschatting gemaakt is van de geschiktheid van de verschillende locaties

    Tussenrapportage monitoring off-bottom oesterkweek experimenten in de Oosterschelde : Resultaten BOKX project 2016-2019

    No full text
    De oesterkweek in de Oosterschelde ondervindt een probleem met niet inheemse oesterboorders die tot sterfte leiden van oesters op kweekpercelen. Daarnaast is sinds 2010 aangetoond dat er in de Oosterschelde een oester herpes virus voorkomt waardoor er met name bij de jonge oesters een veel hogere sterfte optreedt dan voorheen. Om te komen tot herstel van de oesterproductie hebben de Nederlandse Oestervereniging (NOV), de Provincie Zeeland en het ministerie van LNV een Plan van Aanpak opgesteld om, onder andere met behulp van voor Nederland nieuwe technieken, de problemen te beheersen. Door op verschillende locaties ervaring op te doen met nieuwe technieken kunnen de resultaten met elkaar worden vergeleken. Een dergelijke vergelijking geeft de kwekers meer inzicht in de voor- en nadelen van het gebruik van verschillende locaties en methoden in de Oosterschelde. De nieuwe technieken hebben allemaal betrekking op off-bottom kweek van oesters. De kweekactiviteiten worden begeleid door Wageningen Marine Research met onderzoek naar de effectiviteit en de effecten op de natuur. De resultaten laten zien dat de nieuwe techniek van off-bottom teelt goede groei van oesters laat zien. Off-bottom teelt van oesters heeft geen effect op het slibgehalte van het sediment. Voor het bepalen van effecten op de aanwezigheid van bodemdiatomeeeĢˆn zijn nog onvoldoende gegevens beschikbaar. Op off-bottom percelen is de aanwezigheid van de Wulp en ganzen lager (en dan met name in de wintermaanden), vergelijkbaar voor eenden en hoger voor reigers. De aantallen Steenloper, Zilverplevier, Bergeend, Scholekster, Grutto, Strandloper, Tureluur, Smient, Pijlstaart, Middelste zaagbek, Lepelaar, Visdiefje, Kleine zilverreiger, Kauw, Aalscholver en Fuut zijn te laag om uitspraken te kunnen doen over het effect van off-bottom teelt op aanwezigheid van deze vogelsoorten. De aanbevelingen voor vervolgonderzoek betreffen: ā€¢ Vergelijken van slib- en chlorofylgehalte van het sediment van off-bottom percelen met dat van referentiepercelen. ā€¢ Uitbreiden van analyse met fotoā€™s cameraā€™s om meer inzicht te krijgen in aanwezigheid van vogelsoorten tijdens zomermaanden en van vogelsoorten met lagere dichtheden over het hele jaar (Steenloper, Zilverplevier, Bergeend, Scholekster, Grutto, Strandloper, Tureluur, Smient, Pijlstaart, Middelste zaagbek, Lepelaar, Visdiefje, Kleine zilverreiger, Kauw, Aalscholver en Fuut). ā€¢ Analyseren met fotoā€™s cameraā€™s van het eventuele effect van de aanwezigheid van kwekers op de aanwezigheid van vogels
    corecore