19 research outputs found

    Kansen voor pluimveemest in de gehele biologische productieketen

    Get PDF
    Deze brochure schetst de mogelijkheden voor verbetering van de afzet van pluimveemest in de biologische productieketen. Basis hiervoor vormt het project Kippenmest en Kringloop dat in de periode 2007 - 2011 door het Louis Bolk Instituut is uitgevoerd. Pluimveehouders in Nederland zijn vaak weinig grondgebonden. Daarom moet de mest worden afgevoerd. Afzet is echter niet altijd eenvoudig. Dit komt omdat de samenstelling van pluimveemest niet optimaal is. Vooral de relatief lage N/P- verhouding speelt een goede afzet naar de akker- en tuinbouw parten. Kansen voor Pluimveemest toont dat er goede mogelijkheden zijn om tot een gunstiger N/P-verhouding te komen via de voersamenstelling. Ook via andere wegen kan de afzet van pluimveemest worden verbeterd. Dat kan bijvoorbeeld door middel van (zo snel mogelijk) drogen, pelletteren en opmengen met andere mestsoorten

    Pluimveemest in de biologische kringloop : mogelijkheden en ervaringen

    Get PDF
    Volgens het biologische basisprincipe van grondgebonden veehouderij wordt alle mest afkomstig uit de biologische veehouderij ingezet in de biologische plantenteelt. Veehouders die niet al hun mest op eigen land kwijt kunnen, mogen deze onder voorwaarden afzetten op andermans biologische grond. Door de ongunstige gehalten van een groot deel van de pluimveemest, is deze echter niet makkelijk te gebruiken in de biologische akkerbouw. In dit Biokennisbericht staan enkele mogelijkheden en ervaringen op een rij

    Minder en Anders Bemesten. Onderzoeksresultaten tuinbouw op zand. Van Lierop 2008-2010

    Get PDF
    In het kader van een heroriëntatie op bemesting in de biologische tuinbouw op zandgrond is een veldproef aangelegd op het bedrijf van Jan van Lierop in Mierlo, Noord-Brabant. Gezien de nieuwe regels op het gebied van de mestwetgeving werd gezocht naar manieren om de mineralen aanvoer te verlagen zonder de opbrengst te verlagen. In 2008, 2009 en 2010 is volgens vijf verschillende varianten bemest. Vinasse 48 kg N , Vinasse 95 kg N en Luzerne 95 kg N zijn gewasgerichte bemestingsvarianten, en 46 ton GFT compost + vinasse 95 kg N heeft een sterke bodemgerichte component. Daarnaast was er een controle zonder bemesting. In alle drie de jaren was er een reactie van het gewas wat betreft opbrengst (venkel in 2008, prei in 2010) of productkwaliteit (andijvie in 2009) op de voor het gewas beschikbaar gekomen hoeveelheid stikstof. De controle variant deed het in het eerste jaar nog helemaal niet zo slecht maar blijft in de volgende jaren in toenemende mate achter bij de wel bemeste varianten. In drie jaar lijkt er een positief effect zichtbaar van de compost op structuur en beworteling. Geen van de onderzochte varianten kan rechtstreeks gebruikt worden als alternatieve strategie voor het huidige bemestingsregime. Ze zijn té eenzijdig gericht zijn op gewas (vinasse, luzerne) óf zetten te zwaar in op bodemverzorging (Compost + vinasse). De mineralenbalansen vertonen in alle gevallen tekorten of zware overschotten (compost + vinasse). Een combinatie van beide strategieën ligt voor de hand: zonder verzorging van de bodemvruchtbaarheid gaat de opbrengst achteruit, en gewasgerichte (stikstof)bemesting geeft een direct positief resultaat. Daarnaast behoeft het aandacht om de aanwezige stikstof in najaar en winter in het bedrijf te behouden door vanggewassen en zou ook nog winst behaald kunnen worden door eigen stikstofvoorziening in te bouwen. Deze laatste strategieën vragen om aanpassingen in bouwplan en vruchtwisseling die minder of meer extensivering inhouden

    Dutch (organic) agriculture, carbon sequestration and energy production

    Get PDF
    Carbon sequestration in soils is often mentioned in the discussions about climate changes. In this paper the opportunities for carbon sequestration in Dutch agriculture are discussed at farm and national level. Farm internal carbon sources are already completely used in livestock farming. The effect under arable conditions is limited in time and very limited compared to national CO2 emission. External sources are scarce. Energy production out of crop residues and manure via biogas installations is possible but the overall impact is again very limited. The effect of this biogas pathway on soil organic matter quantity and quality is not yet known. Organic arable farmers do already have a higher soil organic matter content than conventional farmers, partly due to external carbon sources. This puts them in a leading position. The disadvantage is that it is more difficult for them to do a next step in increasing soil organic matter

    Minder en Anders Bemesten. Naar een bedrijfsspecifieke duurzame bemestingsstrategie : literatuurstudie

    Get PDF
    Voor behoud en verbetering van de bodemvruchtbaarheid, in de context van de problemen waar de biologische landbouw mee te maken heeft, is een theoretische studie gedaan naar mogelijke en in de praktijk relevante combinaties van bodemtype, bedrijfstype en bedrijfsintensiteit en bijpassende oplossingen. Er wordt geconcludeerd dat de (gewas)bemesting in toenemende mate benaderd wordt als een multidimensioneel, locatiespecifiek en dynamisch vraagstuk. De bestaande kennis moet daarom op deze drie punten verfijnd worden, wat zes concrete vraagstukken voor verder onderzoek oplevert: optimaliseren van stikstof uit grasklaver / luzerne op ándere plekken in het bedrijf; optimaliseren van stikstofopname door bodemstructuur / beworteling; optimaliseren van stikstofoverdracht uit grasklaver en luzerne door timing en inwerktechniek; inzet van stikstofbinders in mengteelt; eigenschappen en inzetbaarheid van ‘nieuwe’ mestsoorten zoals digestaat van vergistinginstallaties; ontwikkeling van andere nieuwe meststoffen met hoge N/P verhouding en stuurbare N-fractie

    Bodemvruchtbaarheid behouden: bijdragen van boer tot burger

    Get PDF
    De bodemstructuur in Flevoland verslechtert, net als in andere delen van het land. Dat komt omdat de boer steeds meer in een spanningsveld staat tussen korte- en langetermijnbelangen, waarbij steeds vaker voor de korte termijn wordt gekozen, ten koste van de lange termijn bodemvruchtbaarheid. Deze brochure reikt de akkerbouwer mogelijkheden aan voor verbetering. Bovendien wordt inzicht gegeven in de mogelijkheden die ketenpartijen, consument en samenleving hiervoor hebben. De bodem is immers niet alleen natuurlijk kapitaal van de boer, maar ook common good van de samenleving en toekomstige generaties

    Efficiënte keten: Preventie van reststromen: Rapportage 2017/2018

    Get PDF
    Deze rapportage heeft betrekking op de eerste twee onderzoeksjaren van het publiek-private samenwerking (PPS) project ‘Efficiënte keten, preventie reststromen’ (2017/2018). De ambitie van dit PPS-project is om derving (verspilling) in de biologische agrifood-keten te voorkomen, en daar waar reststromen ontstaan de kansen voor het vermarkten van deze reststromen te vergroten. Binnen dit PPS-project is sprake van twee onderzoekslijnen. Onderzoekslijn A richt zich op de preventie van derving in biologische winkels, en van de derving bij de primaire producenten. Onderzoekslijn B richt zich op het vermarkten van reststromen uit de biologische aardappelen, groenten en fruit (agf) keten, in eerste instantie van producten die afwijkend zijn qua vorm en grootte en om die reden worden afgekeurd voor verkoop via de gebruikelijke afzetkanalen. Bedrijfspartners binnen de PPS ‘Efficiënte keten, preventie reststromen’ zijn Udea/Ekoplaza, Eosta, Odin/Estafette en Green Organics. De kennispartners zijn Wageningen Food & Biobased Research en het Louis Bolk Instituut. Het doel van het PPS project is: te komen tot handvatten voor het tegengaan van derving bij primaire producenten en het voorkomen van derving in de winkels het ontwikkelen van een vermarktingsstrategie voor afwijkende agf-producten en daarmee het verminderen van reststromen uit de agf-keten, en het onderzoeken van andere mogelijkheden van het verwaarden van deze reststromen. Voor de winkelsituatie is met een simulatiemodel geprobeerd om de gemeten derving van drie geselecteerde producten in een voorbeeldwinkel te reconstrueren. Dit leidt tot productspecifieke aanbevelingen met betrekking tot onder meer het verlengen van de houdbaarheid, de presentatievoorraad en het afremmen van het selectiegedrag van de consument. Het uitvalpercentage van ca. 15-25% in de biologische primaire productie (toeleveranciers) blijkt als volgt onderverdeeld: 10-15% uitval van planten 5-10% niet-geoogst product 2% schade/verlies tijdens verpakken e.d. Belangrijke thema’s bij het terugdringen van derving bij toeleveranciers zijn verbinding in de keten, het vertellen van het verhaal naar de klant, handelsnormen en praktische verbeteringen. In het derde jaar van het project zullen voor de winkelsituatie pilots worden opgestart met betrekking tot houdbaarheidsverlenging en het inschatten van het effect van promotieacties. Ook is er een pilot voorzien tussen Eosta en Udea / Ekoplaza (‘Elastische Keten’) ten behoeve van structurele vermindering van productuitval bij Eosta

    Vervolgonderzoek verhoogde nikkelgehalten in grondwater in de provincie Flevoland

    Get PDF
    Op meerdere plaatsen in Nederland en ook in Flevoland worden al langere tijd in het ondiepe grondwater nikkelgehalten aangetroffen die boven de streefwaarde (15 μg per l) en interventiewaarde (75 μg per l) liggen. Waarden tot boven de 400 μg per l komen voor. Vaak wordt gedacht aan een natuurlijke oorsprong. Een deskstudie die door het Louis Bolk Instituut is verricht gaf aanwijzingen dat bedrijfsactiviteiten toch ook een rol kunnen spelen. In voorliggend rapport worden drie hypotheses geformuleerd. Daarnaast doet dit rapport verslag van uitgevoerde experimenten die meer licht op deze hypotheses kunnen werpen. De hypotheses zijn: 1. Chelaten, EDTA en DTPA uit meststoffen of industriële activiteiten houden nikkel in oplossing. 2. Sulfaten uit meststoffen in combinatie met een afwisseling van zuurstofarme en zuurstofrijke omstandigheden stimuleren het in oplossing gaan of blijven van nikkel. 3. Nikkel zit onbedoeld vrij veel in meststoffen en wanneer die bij meststofbereidingsinstallaties in kassen worden gemorst kan nikkel in het grondwater terecht komen en verhoogde nikkelgehalten veroorzaken. Het onderzoek naar chelaten toont aan dat deze in zodanige gehalten aanwezig zijn dat deze potentieel tot verhoogde nikkelgehalten in het grondwater kunnen leiden. Een laboratoriumproef gaf duidelijke aanwijzingen dat sulfaat in combinatie met een afwisseling van zuurstofarme en zuurstofrijke omstandigheden tot hogere nikkelgehalten leidt. De in drie kassen gebruikte meststoffen bevatten nikkel en wanneer de meststoffen in geconcentreerde vorm in het grondwater komt veroorzaakt dit mogelijk voor een deel het probleem. De gehalten in deze meststoffen zijn overeenkomstig die in het grondwater van kassen met relatief hoge nikkelgehalten. Daarmee kunnen alle drie de hypotheses nog geldig zijn. Mogelijk is ook sprake van naast elkaar optredende processen. Er worden, gezien de omvang van het probleem, aanbevelingen gedaan om rond chelaten, sulfaat en meststoffen meer onderzoek te gaan doen: - bij EDTA: onderzoek naar het gehalte in meststoffen en naar de mate waarin chelaten als EDTA en DTPA van betekenis zijn; - bij sulfaat: meer fundamenteel onderzoek dichter bij de praktijksituatie; - bij meststoffen: meer onderzoek naar gehalten in meststoffen om de werkelijke bron te vinden

    Aanpassing voer vergemakkelijkt de toepassing van pluimveemest: Eerste resultaten van pilotstudies naar effect van biologische fytase positief

    Get PDF
    In Nederland zijn er nu ruim 1 miljoen biologische legkippen die jaarlijks bijna 300 miljoen eieren produceren maar ook 25.000 ton mest. De meeste legkippenhouders hebben zelf weinig grond en moeten de mest afvoeren. Het project ‘Kippenmest en Kringloop’ streeft er naar deze mest zo goed mogelijk in te zetten en te benutten binnen de biologische landbouw. Om de mest aantrekkelijker te maken voor bijvoorbeeld de akkerbouw is het belangrijk dat de mestkwaliteit en daarbij met name de verhouding tussen stikstof en fosfaat verbetert. In 2009 en 2010 zijn pilots uitgevoerd om het effect van aanpassingen in het kippenvoer op de mestkwaliteit te onderzoeken

    Minder en Anders Bemesten. Onderzoeksresultaten tuinbouw op klei. Rozendaal, courgette 2009

    Get PDF
    In het kader van het project Minder en Anders Bemesten is op het bedrijf van Jan en Hans van Lierop vervolgonderzoek uitgevoerd. In een veldexperiment in herhalingen is getracht de productie van courgette gelijkmatiger in het seizoen te verdelen door op twee peilers te steunen: een bescheiden bemesting om de productie in het begin van het seizoen te verhogen, en grasklaver als voorvrucht om de productie verderop in het seizoen te verhogen. De resultaten tonen dat deze aanpak werkt: met een relatief kleine bemesting is er geen sprake van een verlaagde opbrengst in de eerste helft van de productieperiode. Verder is de bodemstructuur verbeterd door de grasklaver en is de mestgift lager dan anders het geval zou zijn geweest
    corecore