10 research outputs found

    Armoede en diversiteit: hedendaagse onderwijsuitdagingen

    No full text
    status: publishe

    Studiekosten in het basisonderwijs. Wat het aan ouders kost om schoolgaande kinderen te hebben

    No full text
    Reeds in 1988 en 1998 onderzocht het Hoger instituut voor de arbeid (HIVA-K.U.Leuven) de studiekosten in het basisonderwijs. Eén van de belangrijke vaststellingen uit die onderzoeken was dat het basisonderwijs zeker niet kosteloos is. Zo kostte een jaar in het kleuteronderwijs in 1998 circa 196 euro, een jaar in het lager onderwijs rond de 339 euro. Ondertussen zijn we ruim zeven jaar later. De cijfers van 1998 zijn niet langer betrouwbaar. Dit rapport brengt verslag uit van het actualiseringsonderzoek.De berekening van de studiekosten is tevens een zeer beleidsrelevant thema. Dit rapport gaat dieper in op de operationalisering van de kosteloosheid in het basisonderwijs en reikt (cijfer)materiaal aan dat als basis diende voor de recente decreten (mei-juni 2007) betreffende de studiefinanciering en de kosteloosheid.nrpages: 147status: publishe

    De implementatiesetting van het Vlaamse GOK-beleid. Van bevoordeelde tot achtergestelde school

    No full text
    Sinds 2002 voert de Vlaamse overheid een beleid inzake gelijke onderwijskansen (GOK) door extra lestijden toe te kennen aan basisscholen die meer dan 10% kansarme kinderen onderwijzen. Dit manuscript beoogt de positie van een school in het onderwijsveld (in termen van Bourdieu) te achterhalen en haar profiel uit te tekenen. Bovendien gaat het na in welke mate alle leerlingen toegang hebben tot onderwijs van dezelfde kwaliteit – of, anders geformuleerd: of kansarme leerlingen naar minder kansrijke scholen gaan. Daarmee draagt deze contextanalyse van het GOK-beleid op schoolniveau bij aan een evaluatie van voornoemd beleid. De literatuur over buurteffecten, onderwijssociologie en integrale kwaliteitszorg leidt naar een multidimensionaal concept van schoolcontext als theoretisch kader: contextvariabelen zoals de kwaliteit van de infrastructuur of buurtkenmerken en input variabelen zoals schoolcompositie of personeelskenmerken worden verondersteld een invloed te hebben op de eerder bevoordeelde of achtergestelde positie van een school. Door middel van een latente klasse analyse (LCA) worden homogene groepen van scholen gevormd. De gebruikte data zijn afkomstig van de Vlaamse overheid en van de SiBO-databank. Deze databank is het resultaat van een grootschalig longitudinaal onderzoek waarbij meer dan 3500 kinderen in meer dan 100 Vlaamse scholen gevolgd werden gedurende hun volledige studieloopbaan in het lager onderwijs. De LCA legt drie groepen van basisscholen bloot. Klasse 1 omvat de ‘scratch’ basisscholen. Zij hebben alles in huis (goede infrastructuur, ervaren leerkrachten, …) om een gunstige positie in het onderwijsveld in te nemen. De scholen van klasse 1 hebben gemiddeld 20% GOK-leerlingen. Klasse 2 omvat de brandpuntscholen. Dit zijn duidelijk achtergestelde scholen in een vaak grootstedelijke en/of kansarme buurt met een slechte infrastructuur, een minder ervaren, vaak wisselend leerkrachtenteam, ... Brandpuntscholen hebben gemiddeld 68% GOK-leerlingen. Klasse 3 omvat de onderwijskansenscholen met extra troeven. Net zoals de brandpuntscholen hebben ze gemiddeld 72% GOK-leerlingen, maar voor de andere kenmerken scoren ze (zeer) gunstig. De schoolcompositie kan een nadelige rol spelen voor de positie van deze scholen in het onderwijsveld, maar ze hebben extra troeven in huis (vb. ervaring OVB, sterke directie, …) om dit te ondervangen. De verschillen in het gemiddeld percentage GOK-leerlingen zijn significant tussen klasse 1 en klasse 2 en tussen klasse 1 en klasse 3. Kansarme kinderen gaan dus niet altijd naar kansarme scholen, maar er is eerder sprake van een sociale stratificatie aan de ‘bovenkant’. De context waarbinnen het GOK-beleid geïmplementeerd wordt, is dus niet voor elke school hetzelfde. Er tekenen zich in het onderwijsveld drie groepen basisscholen af die een verschillende positie innemen met meer of minder kans op succes.nrpages: 67status: publishe

    Tien jaar GOK-decreet

    No full text
    edition: 1stnrpages: 70status: publishe

    Milieuhinder veroorzaakt door bedrijven: ook jouw zorg!

    No full text
    Doelpubliek: vakbondsafgevaardigden en -militantennrpages: 72status: publishe

    Tien jaar GOK-decreet. Balans van het evaluatieonderzoek van het gelijke onderwijskansenbeleid in Vlaanderen

    No full text
    Promotor: Ides Nicaisenrpages: 70status: publishe

    The Flemish education system in comparative perspective. A re-assessment of educational regime typologies

    No full text
    In een eerste rapport (Lavrijsen & Nicaise (2013a)) verklaarden we, vanuit een functioneel perspectief op onderwijs, hoe de specificiteit van de in een bepaald systeem aangeleerde vaardigheden kan worden begrepen in samenhang met de regulering van de arbeidsmarkt in het land in kwestie. Het voorliggende rapport breidt dit kader uit met een breder perspectief op de manier waarop het onderwijs sociale stratificatie (re-)produceert. Op basis van een uitgebreide literatuurstudie (hoofdstuk 2) laat dit rapport immers zien hoe de mate van stratificatie in het onderwijs samenhangt met de types welvaartstaten zoals die door Esping-Andersen (1990) werden geïdentificeerd (liberaal, conservatief, sociaaldemocratisch). De keuze voor een bepaald type welvaartsstaat werkt door in de vorming van publieke voorkeuren over onderwijs (welke structuur wordt als rechtvaardig ervaren?), in de hoogte van de budgetten die voor onderwijs worden gereserveerd, in de participatiegraad, en in het algemene niveau en de sociaal rechtvaardig geachte verdeling van de leerprestaties. Een combinatie van beide perspectieven leidt vervolgens tot een typologie van onderwijssystemen (hoofdstuk 3) waarin een vijftal groepen kunnen worden geïdentificeerd: de duale systemen (Duitsland, Oostenrijk), de voornamelijk schoolse beroepssystemen (Nederland), de comprehensieve beroepssystemen (Scandinavische landen), de algemeen georiënteerde liberale systemen (US, Ierland, UK) en de Mediterrane systemen (Zuid-Europa). De resulterende typologie wordt vervolgens een eerste keer getest op basis van gegevens uit de Labour Force Survey (arbeidsmarktuitkomsten van leerlingen uit het beroepsonderwijs), PIAAC (idem, aangevuld met gegevens over hun numerieke en leesvaardigheid) en de Eurobarometer (imago van het beroepsonderwijs). Meer gedetailleerde analyses van deze datasets, waarbij in het bijzonder zal worden gekeken naar de samenhang tussen sociale achtergrond, onderwijskeuzes en arbeidsmarktuitkomsten, zullen in de loop van 2014 worden gepresenteerd. Vlaanderen neemt in de hoger geschetste typologie een eerder hybride positie in. Langs de ene kant deelt het Vlaamse onderwijs veel van zijn kenmerken met het Nederlandse: een eerder vroege opdeling van leerlingen in verschillende onderwijsvormen (met in beide landen tendensen om deze vroege oriëntering te nuanceren - cf. de brugklassen in Nederland en de (veronderstelde) oriënterende functie van de eerste graad in de Eenheidsstructuur in Vlaanderen, welke nog zal worden versterkt als gevolg van de Masterplan van 4 juni 2013) en relatief hoge inschrijvingscijfers in goed uitgebouwde beroeps- en technische opleidingen. Op andere punten wijkt het Vlaamse onderwijs echter sterk af van dat van andere conservatieve welvaartsstaten: het bijna universele kleuteronderwijs (Andres & Pechar (2013)) en de sterke toegankelijkheid van het hoger onderwijs (Willemse & de Beer (2012)) verwacht men eerder in sociaaldemocratische welvaartsstaten, terwijl de nadruk op de vrije schoolkeuze en de resulterende marktwerking tussen scholen heel wat raakpunten heeft met de typisch liberale organisatie van onderwijs. In dat opzicht is een interessante bevinding in deze paper het desastreuze imago van het Vlaamse beroepsonderwijs (zie 4.2). Uit een Europees opinieonderzoek blijkt dat, op Nederland na, in geen The Flemish education system in comparative perspective | vii enkel West-Europees land beroepsonderwijs lager wordt gewaardeerd dan in Vlaanderen. Bovendien blijkt dit negatieve imago niet zozeer ingegeven door zorgen over de waarde van beroepsonderwijs op de arbeidsmarkt: over het algemeen schatten Vlamingen de afstemming tussen beide hoog in. Deze subjectieve waardering blijkt trouwens goed overeen te komen met objectieve gegevens: (Belgische) leerlingen uit het beroepsonderwijs vinden inderdaad vrij snel de weg naar een vaste baan (zie 4.1). Het negatieve imago van het beroepsonderwijs in Vlaanderen lijkt integendeel veel meer te worden veroorzaakt door een te lage inzet op de ontwikkeling van basiscompetenties. Dit zijn de vaardigheden die niet specifiek nodig zijn voor het beroep waarvoor men leert, maar die veel breder inzetbaar zijn, zoals communicatievaardigheden, het kunnen functioneren in team, het ontwikkelen van eigen initiatieven, etc. Op dit aspect scoort het Vlaamse beroepsonderwijs inderdaad erg pover. Ook deze subjectieve inschatting wordt trouwens ondersteund door objectieve gegevens: uit de eerste analyses van PIAAC (zie 4.3) blijkt inderdaad dat Vlaamse beroepsleerlingen minder goed scoren inzake numerieke en leesvaardigheid dan hun tegenhangers uit de andere deelnemende landen. In die zin is de hernieuwde aandacht voor de basisvorming in het beroepsonderwijs, zoals die onder meer naar voren komt uit het Masterplan voor de Hervorming van het Secundair Onderwijs van 4 juni 2013, absoluut welkom.nrpages: 50status: publishe

    Vlaams structureel overleg voor duurzame ontwikkeling. Eindrapport in het kader van het TWOL-onderzoeksproject ‘Vlaams structureel overleg voor duurzame ontwikkeling'

    No full text
    Duurzame ontwikkeling wordt in België beschouwd als een federale materie. Toch zijn de meeste deelaspecten en -thema's van duurzame ontwikkeling, leefmilieu, mobiliteit, gezondheidszorg, armoede, onderwijs, economie en werkgelegenheid, ... gedeeltelijk of geheel de bevoegdheid van de gemeenschappen of de gewesten. Daarom wou ook de Vlaamse overheid een structureel overheidsoverleg rond duurzame ontwikkeling oprichten; daarnaast wou de Vlaamse overheid ook een institutioneel kader inzake duurzame ontwikkeling installeren. Hiertoe gaf de afdeling Europa en Milieu van AMINAL (Administratie Milieu-, Natuur-, Land- en Waterbeheer) de opdracht tot deze studie, die een antwoord biedt op de volgende vragen. Heeft Vlaanderen nood aan een eigen institutionele structuur met betrekking tot duurzame ontwikkeling? En zo ja, hoe kan deze er best uitzien? Heeft Vlaanderen nood aan een eigen juridisch (=decreet) en politiek (=minister) kader in verband met duurzame ontwikkeling? Heeft Vlaanderen nood aan een eigen strategie duurzame ontwikkeling? Zo ja, hoe kan deze tot stand komen en zich verhouden tot een eventuele nationale strategie? Hoe kan in Vlaanderen best de multistakeholderparticipatie met betrekking tot duurzame ontwikkeling worden georganiseerd? De studie geeft een concreet antwoord op deze vragen en formuleert ook een waaier van aanbevelingen voor de toekomst; zo wordt een mogelijk model van Vlaamse Strategie voor Duurzame Ontwikkeling voorgesteld.no ISBNnrpages: 285status: publishe

    Vlaams structureel overleg voor duurzame ontwikkeling

    No full text
    Duurzame ontwikkeling wordt in België beschouwd als een federale materie. Toch zijn de meeste deelaspecten en -thema's van duurzame ontwikkeling, leefmilieu, mobiliteit, gezondheidszorg, armoede, onderwijs, economie en werkgelegenheid, ... gedeeltelijk of geheel de bevoegdheid van de gemeenschappen of de gewesten. Daarom wou ook de Vlaamse overheid een structureel overheidsoverleg rond duurzame ontwikkeling oprichten; daarnaast wou de Vlaamse overheid ook een institutioneel kader inzake duurzame ontwikkeling installeren. Hiertoe gaf de afdeling Europa en Milieu van AMINAL (Administratie Milieu-, Natuur-, Land- en Waterbeheer) de opdracht tot deze studie, die een antwoord biedt op de volgende vragen. Heeft Vlaanderen nood aan een eigen institutionele structuur met betrekking tot duurzame ontwikkeling? En zo ja, hoe kan deze er best uitzien? Heeft Vlaanderen nood aan een eigen juridisch (=decreet) en politiek (=minister) kader in verband met duurzame ontwikkeling? Heeft Vlaanderen nood aan een eigen strategie duurzame ontwikkeling? Zo ja, hoe kan deze tot stand komen en zich verhouden tot een eventuele nationale strategie? Hoe kan in Vlaanderen best de multistakeholderparticipatie met betrekking tot duurzame ontwikkeling worden georganiseerd? De studie geeft een concreet antwoord op deze vragen en formuleert ook een waaier van aanbevelingen voor de toekomst; zo wordt een mogelijk model van Vlaamse Strategie voor Duurzame Ontwikkeling voorgesteld.nrpages: 269status: publishe
    corecore