Cool spots on the surface of the active giant PZ Mon

Based on the multiband (BVRIJHKL) photometric observations of the active red giant PZ Mon performed for the first time in the winter season of 2017-2018, we have determined the main characteristics of the spotted stellar surface in a parametric three-spot model. The unspotted surface temperature is Teff=4730 K, the temperature of the cool spots is Tspot=3500 K, their relative area is about 41%, and the temperature of the warm spots is Twarm=4500 K with a maximum relative area up to 20%. The distribution of spots over the stellar surface has been modeled. The warm spots have been found to be distributed at various longitudes in the hemisphere on the side of the secondary component and are most likely a result of its influence.Comment: 5 pages, 7 figure

NY Her: possible discovery of negative superhumps

We presents result of CDD photometry for SU UMa dwarf nova NY Her during 6 nights in June 2017 when object was in quiescence. Light curves clearly show strong amplitude variations in a range of 0Time series analysis revealed a period 0.07141(5) d, that we identified as the period of possible negative superhumps of NY Her

Superoutburst of a New Sub-Period-Minimum Dwarf Nova CSS130418 in Hercules

Multicolour photometry of a new dwarf nova CSS130418 in Hercules, which underwent superoutburst on April 18, 2013, allow to classified it as a WZ Sge-type dwarf nova. The phase light curves for different stages of superoutburst are presented. The early superhumps were used to determine the orbital period Porb = 64.84(1) minutes, which is shorter than the period minimum ~78 minutes for normal hydrogen-rich cataclysmic variables. We found the mean period of ordinary superhumps Psh = 65.559(1) minutes. The quiescent spectrum is rich in helium, showing double peaked emissionlines of H I and He I from accretion disk, so the dwarf nova is in a late stage of stellar evolution

14 years of photometric monitoring of MM Dra and a suspected variable in the field of blazar 1ES 1959+650

We present a 14 year photometric study of one confirmed and one suspected variable star in the field of the TeV blazar 1ES 1959+650. Both stars have previously been used as comparison stars for the blazar 1ES 1959+650, and are identified as star 3 and star 5 by Villata et. al. (1998). Star 5 is also known as MM Dra and is an eclipsing binary of the EW UMa type, exhibiting evidence of the O'Connell effect. A very recent calibration based on Gaia parallaxes suggests a distance of about 600 pc. Star 3 is a variable star of undetermined type and a color analysis suggests it is a late K or early M type star

Meer dan Vaardigheden: Het Belang van Competenties voor Begeleiders:Bij volwassenen met een verstandelijke beperking en complexe problematiek [masterthesis]

Binnen het huidige onderzoek wordt gefocust op de competenties van begeleiders bij het ondersteunen van volwassen cliënten met complexe problematiek in de verstandelijke gehandicaptenzorg. Het doel was om inzicht te krijgen in belangrijke competenties om de zorgkwaliteit te verbeteren. Binnen het kwalitatieve onderzoek zijn semigestructureerde diepte-interviews afgenomen met begeleiders die werkzaam zijn bij zorgorganisatie Cosis. De interviews zijn thematisch geanalyseerd. Hieruit bleek dat het werken met deze doelgroep uitdagingen zoals weerstand en agressie met zich meebrengt. Belangrijke competenties zijn kennis van problematiek, de eigenschappen lef en geduld en de vaardigheden communicatie en samenwerken. De begeleiders ervaren hierin een verschil met begeleiding van cliënten met een zorgzwaartepakket van 1 tot en met 5. Wanneer de complexe doelgroep toeneemt is behoefte aan extra ondersteuning, gericht op communicatie, agressiepreventie en weerbaarheid. De beperkingen van het onderzoek omvatten mogelijke selectiebias, intersubjectiviteit en sociale wenselijkheid. Toekomstig onderzoek kan zich richten op kennisuitbreiding rondom complexe problematiek, een onderscheid tussen homogene en heterogene locaties en de ontwikkeling van richtlijnen en trainingen. Verder kunnen het aannamebeleid en de methodiek van organisaties worden geëvalueerd. In de praktijk kunnen de resultaten bijdragen aan het ondersteunen van begeleiders bij hun competentieontwikkeling bij de complexe doelgroep. Trainingen kunnen worden aangeboden om deze competenties gericht te ontwikkelen. De resultaten bieden waardevolle inzichten voor zorgorganisaties en professionals die werken met deze doelgroep