The importance of population differences: Influence of individual characteristics on the Australian public’s preferences for emergency care

A better understanding of the public’s preferences and what factors influence them is required if they are to be used to drive decision-making in health. This is particularly the case for service areas undergoing continual reform such as emergency and primary care. Accordingly, this study sought to determine if attitudes, socio-demographic characteristics and healthcare experiences influence the public’s intentions to access care and their preferences for hypothetical emergency care alternatives. A discrete choice experiment was used to elicit the preferences of Australian adults (n = 1529). Mixed logit regression analyses revealed the influence of a range of individual characteristics on preferences and service uptake choices across three different presenting scenarios. Age was associated with service uptake choices in all contexts, whilst the impact of other sociodemographics, health experience and attitudinal factors varied by context. The improvements in explanatory power observed from including these factors in the models highlight the need to further clarify their influence with larger populations and other presenting contexts, and to identify other determinants of preference heterogeneity. The results suggest social marketing programs undertaken as part of demand management efforts need to be better targeted if decision-makers are seeking to increase community acceptance of emerging service models and alternatives. Other implications for health policy, service planning and research, including for workforce planning and the possible introduction of a system of co-payments are discussed

Start Smart: QUT's trial support program for commencing undergraduate students who have not completed year 12 in the past two years

Commencing students in undergraduate degrees who identify as mature age students experience particular issues when faced with enrolment into university as an adult learner (Bird & Morgan, 2003). In line with QUT’s commitment to “supporting all commencing students to adjust successfully to study at QUT by providing a strong transition experience” (QUT, 2008, 6.2.1), the Start Smart trial program was developed and implemented for Semester 1, 2012. The Start Smart trial program consists of an orientation event, wrapped around and supported by existing First Year Experience (FYE) and Retention strategies within QUT, namely the Student Success Program (SSP) and the Peer Programs Strategy (PPS). This report examines the motivations for designing a program as a response to the needs of a cohort that are unique amongst all commencing undergraduate students. Participants will be asked to consider the implications of delivering special and unique orientation events to specific cohorts, and the long term sustainability of such programs within their own university structures

Georganiseerde criminaliteit in Nederland

This report contains the main findings of the third data sweep of the so-called Organized Crime Monitor. The purpose of this Monitor is to optimize the use of knowledge gained during large-scale investigations to develop an insight into the phenomenon of organized crime

Jihadistisch terrorisme in Nederland

Het onderzoek heeft een tweeledige doelstelling: Het ontwikkelen van een instrument waarmee relevante kennis voor beleid, opsporing en onderzoek uit dergelijke opsporingsonderzoeken systematisch in kaart kan worden gebracht.Het verkrijgen van inzicht in de aard van Jihadisch terrorisme in Nederland door middel van het systematisch analyseren van recent afgesloten opsporingsonderzoeken (tussen 2001 en 2005) op dit terrein. Met Islamistisch terrorisme wordt bedoeld: het voorbereiden en/of uitvoeren van terroristische aanslagen, waarbij de motivatie en/of legitimatie voor deze activiteiten door de betrokkenen deels wordt gevonden in extremistische interpretaties van de islam. INHOUD: 1. Inleiding 2. Internationale en ideologische context 3. Jihadistische samenwerkingsverbanden 4. Activiteiten 5. Actoren 6. Slotbeschouwin

Advocaat bij politieverhoor 2017-2019

In deze rapportage wordt voortgebouwd op eerder onderzoek van Klein Haarhuis (2018). In dit eerdere onderzoek stond de opstartfase van het nieuwe recht centraal (de periode van 1 maart 2016 - 1 maart 2017) en de stand van zaken werd vooral beschreven vanuit de politieorganisatie. Bovendien konden zwaardere zaken maar beperkt worden meegenomen. Het onderhavige onderzoek belicht het nieuwe recht opnieuw, maar dan vooral vanuit het advocatenperspectief en één tot drie jaar na de invoering van het recht. Een wijziging in onderzoeksmethodiek zorgde ervoor dat we ditmaal meer van de zwaarste zaken in de analyse konden betrekken. Daarnaast is nog gekeken naar twee wijzigingen die gelijktijdig met de wettelijke verankering werden doorgevoerd, te weten de beperkte uitbreiding van bevoegdheden van de advocaat en de verlenging van de ophoudtermijn bij ernstigere strafbare feiten van zes naar maximaal negen uur. Het onderhavige onderzoek richt zich op verhoorbijstand voor meerderjarige verdachten van strafbare feiten waarvoor voorlopige hechtenis mogelijk is. Vooral voor deze onderzoeksonderwerpen bestaan er beleidsmatig gezien relevante kennislacunes. Onder verhoorbijstand rekenen we de door advocaten verleende bijstand tijdens het politiële verdachtenverhoor en het verhoor voor de inverzekeringstelling (ivs-verhoor). De volgende vier onderzoeksvragen staan in deze rapportage centraal: 1. Hoe verloopt de invoering van de Implementatiewet in termen van organisatie en werkprocessen? 2. Hoe pakt de implementatie van het recht op verhoorbijstand in de praktijk uit? 3. Welke rol heeft de advocaat tijdens het verhoor? 4. Hoe hebben de uitgaven aan (piket)vergoedingen voor consultatie- en verhoor-bijstand zich ontwikkeld? INHOUD: 1. Inleiding, 2. Achtergronden bij het onderzoek, 3. Organisatie en werkprocessen, 4. Effectuering van het recht, 5. Invulling van de advocatenrol, 6. Conclusi

Schijn bedriegt

Hoewel er verschillende maatregelen zijn (voor)genomen om schijnhuwelijken en relaties te voorkomen en bestrijden, is er weinig zicht op de mate waarin dit type relatie in Nederland voorkomt en wat de verschijningsvormen zijn. Dit exploratieve onderzoek zal een inventarisatie opleveren van de situatie in Nederland ten aanzien van schijnhuwelijken. Het dient een indicatie/schatting te geven over hoe vaak er sprake is van (mogelijke) schijnhuwelijken in Nederland en inzicht te verschaffen in verschillende verschijningsvormen van schijnhuwelijken en schijnrelaties. INHOUD: 1. Inleiding 2. Schijnrelaties: definities, beoordeling en verschijningsvormen 3. Het aandeel schijnrelaties in Nederland geschat op basis van relatiebreukcijfers 4. Schijnrelaties volgens beoordeling van de IND 5. Conclusie