85 research outputs found

    Bedrijfsvergelijkend onderzoek houdbaarheid roos

    Get PDF

    Invloed van suikerstatus en klimaatomstandigheden op de gevoeligheid voor suikerrot bij gerbera

    Get PDF

    Preventie en bestrijding van suikerrot in gerbera ; fase I: rol van fruitvliegen (Drosophila spp.)

    Get PDF

    Inventarisatie problemen met wol-, schild- en dopluizen in bloemisterijgewassen

    Get PDF
    Als gevolg van het toenemend internationaal verkeer van plantmateriaal worden de risicoā€™s op aantastingen door wol-, dop- en schildluizen groter. Daarbij komt dat breedwerkende middelen steeds minder gebruikt worden bij een verdere doorvoering van geĆÆntegreerde bestrijding van gangbare plagen en door het verdwijnen van middelen. Hierdoor worden plagen die vroeger in het schema van breedwerkende middelen vanzelf werden meegenomen, opeens zichtbaar. Bestrijding van deze plagen vormt een bottleneck in de geĆÆntegreerde bestrijding omdat tegen deze hardnekkige insecten momenteel alleen breedwerkende middelen voorhanden zijn. Daarnaast is het bestrijdingsresultaat van deze middelen vaak onvoldoende, waardoor ze frequent toegepast worden. PPO Glastuinbouw voerde een inventarisatie uit van de aanwezige soorten wol-, dop- en schildluizen en mate van schade en mogelijkheden van biologische en chemische bestrijdingsmethoden. Het project met de titel ā€œInventarisatie problemen met wol-, schild- en dopluizenā€ is gefinancierd door het Productschap Tuinbouw. Om na te gaan welke soorten problemen geven is een oproep gedaan in nieuwsbrieven van diverse LTO-gewasgroepen om wol-, dop- en schildluisproblemen te melden. Tevens werd verzocht materiaal voor opkweek en determinatie op te sturen naar het PPO. Naar aanleiding daarvan zijn meerdere inzendingen van materiaal binnengekomen. De wol-, dop- en schildluizen behoren tot de grote groep van plantensapzuigende insecten en zijn verwant aan wittevliegen en bladluizen. Kenmerkend is dat deze insecten zich veelal ā€˜te voetā€™ verplaatsen, want er komen geen gevleugelde vrouwtjes voor. Wel zijn de mannetjes vrijwel altijd gevleugeld. Verspreiding over grotere afstand vindt plaats door middel van wind, vogels, andere insecten, plantmateriaal en via kleding. Tekenen van aantasting zijn het glimmend worden van bladeren door honingdauw dat door wolluizen en dopluizen geproduceerd wordt, en groeiremming, bladverkleuring en misvorming. Veel van de in kassen voorkomende wol-, dop- en schildluizen tasten een breed scala aan siergewassen aan, waaronder potplanten (o.a. palmen, schefflera, croton, ficus, kalanchoĆ«) en kuipplanten (camelia, oleander, eucalyptus, bougainville), maar ook snijbloemen zoals bijvoorbeeld roos en cymbidium. De meest voorkomende wolluis in Nederlandse kassen is de citruswolluis, Planococcus citri. Daarnaast komen onder andere de langstaartwolluis, Pseudococcus longispinus, en de kortstaartwolluis, Pseudococcus viburni, voor. Wat betreft schildluizen hadden de meeste inzendingen naar het PPO betrekking op schildluizen in cymbidium en de soorten die daar op voorkwamen waren Boisduval schildluis, Diaspis boisduvalii, en Oleander schildluis, Aspidiotus nerii. Een dopluis soort die tijdens de inventarisatie werd aangetroffen was de platte dopluis, Coccus hesperidum. Andere regelmatig voorkomende soorten in Nederlandse kassen zijn de halveboldopluis, Saissetia coffeae, en Saissetia oleae. Na een beschrijving van de levenswijze van wol-, dop en schildluizen, worden de belangrijkste soorten wol-, dop- en schildluizen apart besproken. Momenteel worden wol-, dop- en schildluizen veelvuldig biologisch bestreden in kantoortuinen en binnentuinen van zwembaden, dierentuinen en kassen bij botanische tuinen. De resultaten van biologische bestrijding zijn voor deze toepassingsgebieden over het algemeen goed, maar dit zijn nog geen productiekassen. Naast een literatuuronderzoek en een inventarisatie onder telers is onderzoek gedaan naar entomopathogene schimmels voor de bestrijding van dop- en schilluizen, chemische bestrijding van wolluis, chemische bestrijding van schildluis en biologische bestrijding van schildluis. De drie laatst genoemde onderzoeken worden in aparte delen van dit verslag beschreven. Voor een samenvatting van deze onderzoeken wordt verwezen naar het betreffende deel

    Screening CAM-fotosynthese Bromelia's

    Get PDF
    De ā€˜normaleā€™ wijze van CO2-opname bij de meeste planten gebeurt overdag, wanneer er licht is om de opgenomen CO2 door middel van fotosynthese direct om te zetten in suikers. CO2 wordt opgenomen door de huidmondjes, dus is het nodig dat de huidmondjes overdag (als het licht is) open staan. ā€˜s Nachts zijn de huidmondjes meestal dicht. Via de huidmondjes gaat ook waterdamp naar buiten, de planten verdampen zo overdag veel meer dan ā€˜s nachts. Een aantal plantenfamilies (Crassulaceae, Bromeliaceae) hebben ook een andere wijze van CO2-opname. In deze planten zijn de huidmondjes ā€˜s nachts geopend om CO2 op te nemen, wat wordt opgeslagen in de vorm van malaat (appelzuur). Overdag wordt het malaat weer afgebroken tot CO2, en zonder dat het de plant verlaat, direct voor de fotosynthese gebruikt. Zo kan de plant de huidmondjes overdag gesloten houden om de verdamping binnen de perken te houden. Dit mechanisme heet CAM-fotosynthese (Crassulacean Acid Metabolism). Sommige planten kunnen niet anders dan CAM-fotosynthese bedrijven (obligaat CAM), andere plantensoorten kunnen switchen van gewone C3-fotosynthese naar CAM en weer terug (facultatief CAM), afhankelijk van de watervoorziening. Een volledige omschakeling kan echter enkele dagen duren. In de praktijk komt het regelmatig voor dat Bromeliaā€™s die het C3-fotosynthesepad gebruiken naast Bromeliaā€™s staan die het CAM-pad gebruiken. Omdat de een overdag zijn huidmondjes open heeft om CO2 op te nemen en de ander ā€™s nachts, is kennis van het gebruikte fotosynthesepad bij Bromeliaā€™s nodig om optimaal CO2 te kunnen doseren. Ook bij toepassing van assimilatiebelichting is deze kennis van belang. In de literatuur worden voornamelijk soortechte Bromeliaā€™s behandeld, en van de in de sierteelt gebruikte kruisingen en selecties is vaak niet bekend of deze C3- of CAM-fotosynthese gebruiken. Door een eerste screening van door de Bromelia-kwekers aangegeven soorten is duidelijk geworden welk fotosynthesepad wordt gebruikt bij de geteste soorten. De resultaten blijken in overeenstemming te zijn met wat er in de literatuur bekend was van in de natuur groeiende soorten. Ɓlle geteste Guzmaniaā€™s (Ostara, Soledo, Tempo, Torch en minor ā€˜Rondoā€™) en Vrieseaā€™s (Astrid, Barbara, Charlotte, Christina, Era, Miranda, Splenriet en x poelmannii) met uitzondering van Vriesea ā€˜Charlotteā€™ gebruiken het C3-fotosynthesepad. Het CAMfotosynthesepad wordt gebruikt door Aechmea fasciata ā€˜Primeraā€™, Aechmea ā€˜Blue Rainā€™, Ananas comosus ā€˜Variegatusā€™, Billbergia ā€˜Windiiā€™, Neoregelia carolinae ā€˜Meyendorffieā€™, Nidularium billbergioides ā€˜Criteriumā€™, Tillandsia flabellata en Tillandsia usneoides. Tillandsia cyanea ā€˜Anitaā€™ blijkt hoofdzakelijk C3-fotosynthse te bedrijven. Mogelijk kan wel facultatief naar CAM-fotosynthese worden overgeschakeld wanneer de teeltomstandigheden anders zijn. Dag en nacht CO2 doseren tot 800 ppm bij obligate CAM-planten laat vooral een verhoging van het malaatgehalte zien bij jonge en halfwas planten

    Energiebesparing mobiele belichting roos

    Get PDF
    Over mobiele belichting wordt al jarenlang op verschillende manieren gedacht: enerzijds zou het een manier zijn om lage lichtintensiteiten goed te verdelen over het gewas, anderzijds zou het een manier zijn om energie te besparen, doordat met minder lampen hetzelfde groei-effect werd verwacht. De ā€˜bewijzenā€™ van meerproductie onder mobiel licht, vergeleken met dezelfde of een hogere lichtsom waren alleen afkomstig uit praktijkproeven. Een echte fysiologische verklaring voor de vermeende effecten van mobiel licht is nooit gegeven en getoetst. EĆ©n van de theorieĆ«n veronderstelt een beter gebruik van het licht (daglicht Ć©n assimilatielicht) doordat er af en toe een lichtpuls van hogere intensiteit de planten raakt. Ook zou het op gang komen van de fotosynthese tijdens de lichtpuls beter zijn dan bij continue belichting, zodat wanneer het daglicht fluctueert, de fotosynthese sneller op gang komt in de lichte perioden. Een eventuele betere regulatie van de opening van de huidmondjes (waar de CO2 door naar binnen moet) is ook genoemd. Om te bepalen of er positieven effecten van mobiele belichting zijn en of ze te verklaren zijn uit de eigenschappen van de fotosynthese is een proef met roos uitgevoerd. In deze proef is gekozen voor de zogenaamde ā€˜lange slagā€™ mobiele belichting. Dat wil zeggen dat de lampen een lange weg afleggen boven het gewas (in dit project ca 10 meter) en dat de lichtintensiteit tussen twee lichtpulsen in heel laag of nihil is. Ook is er geen achtergrondbelichting van vaste assimilatiebelichting bij de mobiele belichting. De lichtintensiteit voor de planten onder mobiele lampen varieert ā€˜s nachts daardoor van heel hoog tot nul. In de rozenpraktijk wordt ondertussen vooral belicht met ā€˜korte slagā€™ belichting, waar de weg van de lampen meestal van poot tot poot is, dus 4 Ć  5 meter, en waarbij er wĆ©l achtergrondbelichting is van vaste lampen. Deze planten ondervinden dus wel een wisselende lichtintensiteit, maar ā€˜s nachts wordt de lichtintensiteit nooit nul. Te verwachten is dat de fysiologische verschillen tussen mobiele en vaste belichting bij een lange-slag belichting groter zijn dan bij een korte-slag belichting

    Translation initiation and its deregulation during tumorigenesis

    Get PDF
    Regulation of protein synthesis at the level of translation initiation is fundamentally important for the control of cell proliferation under normal physiological conditions. Conversely, misregulation of protein synthesis is emerging as a major contributory factor in cancer development. Most bulk protein synthesis is initiated via recognition of the mRNA 5ā€² cap and subsequent recognition of the initiator AUG codon by a directional scanning mechanism. However, several key regulators of tumour development are translated by a cap-independent pathway. Here we review eukaryotic translation initiation, its regulation and the ways in which this regulation can break down during tumorigenesis

    Optimaal gebruik van natuurlijk licht in de glastuinbouw

    Get PDF
    Natuurlijk licht is een van de belangrijkste factoren met betrekking tot de groei en ontwikkeling van planten. Door het proces van fotosynthese maakt de plant bouwstoffen aan voor de groei vanuit de onderdelen licht, water en CO2. In dit rapport wordt enerzijds de lichtbehoefte van gewassen besproken en anderzijds de technische mogelijkheden van omhullingsmaterialen en schermen om het licht in de kas te beĆÆnvloeden. Het rapport beperkt zich tot het natuurlijke licht en laat dus het kunstlicht hier buiten beschouwing. Na een inleiding in hoofdstuk 1 volgt in hoofdstuk 2 de beschrijving wat licht en globale straling is, wat de hoeveelheid straling is in verschillende seizoenen, uit welke lichtkleuren de globale straling is samengesteld en hoe de daglengte in Nederland varieert. In hoofdstuk 3 is beschreven wat de lichtbehoefte van planten voor de fotosynthese en de morfogenese is. Tevens is de lichtbehoefte van gewassen tijdens de opkweek van het uitgangsmateriaal en tijdens de productiefase onderzocht. Per gewasgroep (vruchtgroenten, bladgroenten, snijbloemen, potplanten) wordt aangegeven welke lichtintensiteit en welk spectrum nodig is, om een optimale gewasproductie te realiseren. In hoofdstuk 4 wordt geĆÆnventariseerd, welke kasomhullings- en schermmaterialen er zijn, welke optische eigenschappen relevant zijn om natuurlijk licht in de kas door te laten dringen en welke technische mogelijkheden er zijn om deze materiaaleigenschappen aan te passen. In dit hoofdstuk wordt gekeken hoe een bepaalde lichtbehoefte voor een gewasgroep gerealiseerd of geoptimaliseerd zou kunnen worden en wat daarvan de gevolgen voor het gewas zijn. Aangezien natuurlijk licht tevens invloed heeft op de warmtebalans in een kas wordt ook het effect van de verschillende lichtbestanddelen op de energiehuishouding van de kas besproken. De kernresultaten zijn in hoofdstuk 5, de synthese samengevat, onderverdeeld naar de behoeften van gewasgroepen
    • ā€¦
    corecore