Russian Financial Transition: The Development of Institutions and Markets for Growth

A well-developed financial intermediation industry increases domestic savings, efficiently allocates investment resources to the most productive uses in the economy and increases the rate of economic growth. In the Soviet economy the banking system served as a means of collecting household savings and a means of distributing centrally determined capital grants to enterprises. Banks then audited enterprise financial activities to ensure compliance to the financial plan. After a decade the transition from the Soviet banking system to a market oriented banking system is incomplete and fraught with uncertainty. While the number of financial institutions has increased dramatically, the state sector still dominates financial sector activity, the legal and regulatory framework is incomplete, information necessary for risk management is of poor quality and policy makers and regulators have been slow to act to improve intermediation services. While significant progress has been made, the commonly recognized characteristics of a sound financial system are not yet met.http://deepblue.lib.umich.edu/bitstream/2027.42/39839/3/wp455.pd

Real Exchange Rate Misalignment: Prelude to Crisis?

A model of the long run equilibrium real exchange rate based upon macroeconomic fundamentals is employed to calculate real exchange rate misalignments for Poland and Russia during the 1990s using the Beveridge and Nelson (1981) decomposition of macrofundamentals into transitory and permanent components. Short run movements of the real exchange rate are estimated with ARIMA and GARCH error correction specifications. The different nominal exchange rate regimes of the two countries generate different levels of misalignment and different responses to exogenous shocks. The average misalignment in Russia is substantially greater than that in Poland, indicating incipient pressures to devalue the ruble immediately preceding the August 1998 crisis. The half life of an exogenous shock is found to be much shorter for Poland than for Russia in the pre-crisis period. Dynamic forecasts indicate that the movements of the real exchange rate in the post-crisis period are significantly different from those in the pre-crisis period. Thus, the currency crisis in Russia could not be anticipated with the movements of the real exchange rate estimated with the macroeconomic fundamentals.http://deepblue.lib.umich.edu/bitstream/2027.42/40183/3/wp797.pd

Real Exchange Rate Misalignment: Prelude to Crisis?

A model of the long run equilibrium real exchange rate based upon macroeconomic fundamentals is employed to calculate real exchange rate misalignments for Poland and Russia during the 1990s using the Beveridge and Nelson (1981) decomposition of macrofundamentals into transitory and permanent components. Short run movements of the real exchange rate are estimated with ARIMA and GARCH error correction specifications. The different nominal exchange rate regimes of the two countries generate different levels of misalignment and different responses to exogenous shocks. The average misalignment in Russia is substantially greater than that in Poland, indicating incipient pressures to devalue the ruble immediately preceding the August 1998 crisis. The half life of an exogenous shock is found to be much shorter for Poland than for Russia in the pre-crisis period. Dynamic forecasts indicate that the movements of the real exchange rate in the post-crisis period are significantly different from those in the pre-crisis period. Thus, the currency crisis in Russia could not be anticipated with the movements of the real exchange rate estimated with the macroeconomic fundamentals.Russia, Poland, equilibrium real exchange rates, misalignment, cointegration, exogenous shocks, macroeconomic crises

Yuan Real Exchange Rate Undervaluation, 1997-2006. How Much, How Often? Not Much, Not Often

Yuan real effective exchange rate misalignment is esitimated in a behavioral equilibrium exchange rate (BEER) model for the period 1997 to third quarter 2007. Using the Beveridge-Nelson decomposition a vector error correction model (VECM) of the exchange rate as a function of macroeconomic fundamentals, including government expenditures, economic openness, the balance of trade surplus, and net foreign assets, is estimated. We find that the Chinese Yuan has been fluctuating moderately around its long run equilibrium value with undervaluation up to 4% and overvaluation up to 6% at various points in time since 1997. This result is consistent with findings of many of the most recent studies employing alternative econometric methodologies to determine the equilibrium exchange rate. While the Yuan real effective exchange rate has deviated from equilibrium, and it is sticky, taking over five years to correct 50% of the short run misalignment, it does not appear to have been consistently undervalued as has been widely argued.http://deepblue.lib.umich.edu/bitstream/2027.42/64348/1/wp934.pd

Steunlessen Wiskunde en NASK binnen de praktijklessen

Inleiding Bij de praktijkvakken in de sector Techniek van het vmbo komen regelmatig begrippen en vaardigheden aan bod met een wiskundige, natuurkundige of scheikundige achtergrond. Hoewel deze meestal al wel aan bod zijn geweest in de lessen wiskunde en Natuur-Scheikunde (NaSk), weten de leerlingen vaak niet uit zichzelf het verband te leggen tussen deze onderdelen uit de avo-lessen3 en dat waar ze mee bezig zijn in de praktijkvakken. Daarvoor zijn de contexten en de leeromstandigheden te uiteenlopend. Ook de docenten zijn zich soms niet bewust van de overeenkomsten en verbindingen. In het kader van het aanbrengen van meer samenhang tussen de avo vakken wiskunde en NaSk enerzijds en de praktijkvakken op het gebied van Metaal, Bouw en Elektro anderzijds is in het Axis project ‘Winst voor het vmbo4’ op bescheiden schaal ervaring opgedaan met het geven van steunlessen wiskunde en NaSk door de avo-docenten binnen de praktijklessen. De resultaten waren dermate positief, dat een verder systematisch onderzoek naar de mogelijkheden en effecten van dit soort steunlessen zinvol leek te zijn. Dit onderzoek is een vervolg op de ervaringen die zijn opgedaan met steunlessen door de avo- docent binnen de praktijklessen. Het onderzoek spitst zich toe op de volgende onderzoeksvragen: Onderzoeksvraag 1: Voor welke begrippen en vaardigheden uit wiskunde en NaSk is het zinvol om aanvullende ondersteuning te geven binnen de praktijkvakken in de sector Techniek? Om deze vraag te beantwoorden is een onderzoek uitgevoerd naar gemeenschappelijke en voor steunlessen geschikte begrippen en vaardigheden in de wiskunde, NaSk en praktijkvakken. Hiervoor is een analyse van de gebruikte schoolboeken gecombineerd met interviews met de betreffende docenten. Daarbij zijn onder meer knelpunten binnen het praktijkvak geïnventariseerd die mogelijk verband houden met (het niet beschikbaar zijn van) kennis en vaardigheden op het gebied van wiskunde en/of NaSk. Op basis van deze inventarisatie van noodzaak en geschiktheid zijn onderwerpen voor ondersteunende activiteiten geselecteerd en is hiervoor een inhoudelijk ontwerp ontwikkeld. 3 Met avo-lessen en avo-vakken worden de lessen en vakken bedoeld uit het algemeen vormend deel van het onderwijs, dit zijn vakken als Nederlands, Engels, Wiskunde, NaSk. In dit onderzoek zijn de avo-vakken wiskunde en NaSk betrokken. 4 Het project Winst voor het vmbo is in de periode 2000-2002 uitgevoerd door een projectteam bestaande uit medewerkers van slo en Freudenthal instituut in samenwerking met docenten van vier projectscholen. Voor meer informatie zie www.fi.uu.nl/winst/ Steunlessen binnen praktijklessen 4 Onderzoeksvraag 2: Op welke wijze kan deze ondersteuning worden gerealiseerd binnen de praktijkvakken? In overleg met de betrokken docenten is steeds een organisatievorm voor de ondersteuning gekozen die past bij de onderwijssituatie, het gekozen onderwerp en het doel van de ondersteuning. Gestreefd is naar een zo groot mogelijke variatie in werkvormen. De ondersteunende activiteiten en de nabespreking met de betrokken docenten zijn geobserveerd en in de meeste gevallen met behulp van video vastgelegd. Onderzoeksvraag 3: Wat is het effect van deze ondersteuning op de resultaten van de leerling voor het praktijkvak en voor wiskunde en NaSk? Om deze vraag te beantwoorden is een inventarisatie van effectieve aanpak en leermomenten gemaakt op basis van een analyse van de observaties en video opnamen van de lessen en de interviews met docenten en leerlingen. In deze brochure vindt u: ? In hoofdstuk 1 een schets van de context waarin het onderzoek is uitgevoerd, met name toegespitst op de ‘kloof’ tussen wiskunde en NaSk enerzijds en de beroepsgerichte vakken anderzijds; ? In hoofdstuk 2 een vakinhoudelijke analyse van de relatie en mogelijke samenhang tussen wiskunde/NaSk en de beroepsgerichte vakken; ? In hoofdstuk 3 een schets van mogelijke scenario’s die tot een verbetering van deze samenhang zouden kunnen leiden; ? In hoofdstuk 4 een verslag van de ervaringen met de steunlessen zoals uitgevoerd in het kader van dit onderzoek. Tot slot vindt u in hoofdstuk 5 conclusies en aanbevelingen aansluitend bij de hierboven gestelde onderzoeksvragen. De definitieve versies van het gebruikte lesmateriaal zijn, voor zover ze digitaal beschikbaar zijn, als bijlagen opgenomen. Deze brochure is geen onderzoeksverslag. Er is gekozen voor een voor docenten toegankelijke brochure. Antwoorden op de hierboven gestelde onderzoeksvragen zijn in de brochure verwerkt. De brochure heeft tot doel docenten een beeld te geven van de mogelijkheden en effecten van ondersteunende activiteiten op het gebied van wiskunde en NaSk in de praktijklessen. We hopen hiermee docenten verder op weg te helpen naar een betere afstemming en integratie van de avo-vakken en de beroepsgerichte vakken. Steunlessen binnen praktijklessen Dit is een Ico-Isor rappor

Authentieke contexten in wiskundemethoden in het vmbo

Centrale vraag Zijn de bestaande wiskundemethoden die gebruikt worden in de beroepsgerichte leerwegen van het vmbo bruikbaar in verband met authentiek leren en wat is daarvoor eventueel nog extra nodig. Belangrijkste conclusies De bestaande wiskundemethoden bevatten enkele authentieke leertaken, maar over het algemeen bevatten de opdrachten weinig kenmerken passend bij authentiek leren. Wel bevatten de boeken diverse aangrijpingspunten om, dicht bij de methode, meer authentieke leertaken te ontwikkelen. In deze publicatie worden aanbevelingen gedaan en enkele mogelijkheden daartoe beschreven. Dit is een Ico-Isor rapport

Ajitts: adaptive just-in-time transaction scheduling

Lecture Notes in Computer Science 7891, 2013Distributed transaction processing has benefited greatly from optimistic concurrency control protocols thus avoiding costly fine-grained synchronization. However, the performance of these protocols degrades significantly when the workload increases, namely, by leading to a substantial amount of aborted transactions due to concurrency conflicts. Our approach stems from the observation that when the abort rate increases with the load as already executed transactions queue for longer periods of time waiting for their turn to be certified and committed. We thus propose an adaptive algorithm for judiciously scheduling transactions to minimize the time during which these are vulnerable to being aborted by concurrent transactions, thereby reducing the overall abort rate. We do so by throttling transaction execution using an adaptive mechanism based on the locally known state of globally executing transactions, that includes out-of-order execution. Our evaluation using traces from the industry standard TPC-E workload shows that the amount of aborted transactions can be kept bounded as system load increases, while at the same time fully utilizing system resources and thus scaling transaction processing throughput.(undefined

Distributed Data Management in 2020?

Work on distributed data management commenced shortly after the introduction of the relational model in the mid-1970's. 1970's and 1980's were very active periods for the development of distributed relational database technology, and claims were made that in the following ten years centralized databases will be an “antique curiosity” and most organizations will move toward distributed database managers [1]. That prediction has certainly become true, and all commercial DBMSs today are distributed

The detection of acute risk of self-injury project:Protocol for an ecological momentary assessment study among individuals seeking treatment

Background:Nonsuicidal self-injury (NSSI) is a major mental health concern. Despite increased research efforts on establishing the prevalence and correlates of the presence and severity of NSSI, we still lack basic knowledge of the course, predictors, and relationship of NSSI with other self-damaging behaviors in daily life. Such information will be helpful for better informing mental health professionals and allocating treatment resources. The DAILY (Detection of Acute rIsk of seLf-injurY) project will address these gaps among individuals seeking treatment.Objective: This protocol paper presents the DAILY project's aims, design, and materials used. The primary objectives are to advance understanding of (1) the short-term course and contexts of elevated risk for NSSI thoughts, urges, and behavior; (2) the transition from NSSI thoughts and urges to NSSI behavior; and (3) the association of NSSI with disordered eating, substance use, and suicidal thoughts and behaviors. A secondary aim is to evaluate the perspectives of individuals seeking treatment and mental health professionals regarding the feasibility, scope, and utility of digital self-monitoring and interventions that target NSSI in daily life.Methods: The DAILY project is funded by the Research Foundation Flanders (Belgium). Data collection involves 3 phases: a baseline assessment (phase 1), 28 days of ecological momentary assessment (EMA) followed by a clinical session and feedback survey (phase 2), and 2 follow-up surveys and an optional interview (phase 3). The EMA protocol consists of regular EMA surveys (6 times per day), additional burst EMA surveys spaced at a higher frequency when experiencing intense NSSI urges (3 surveys within 30 minutes), and event registrations of NSSI behavior. The primary outcomes are NSSI thoughts, NSSI urges, self-efficacy to resist NSSI, and NSSI behavior, with disordered eating (restrictive eating, binge eating, and purging), substance use (binge drinking and smoking cannabis), and suicidal thoughts and behaviors surveyed as secondary outcomes. The assessed predictors include emotions, cognitions, contextual information, and social appraisals.Results: We will recruit approximately 120 individuals seeking treatment aged 15 to 39 years from mental health services across the Flanders region of Belgium. Recruitment began in June 2021 and data collection is anticipated to conclude in August 2023.Conclusions: The findings of the DAILY project will provide a detailed characterization of the short-term course and patterns of risk for NSSI and advance understanding of how, why, and when NSSI and other self-damaging behaviors unfold among individuals seeking treatment. This will inform clinical practice and provide the scientific building blocks for novel intervention approaches outside of the therapy room that support people who self-injure in real time