Grote grazers en behoud van biodiversiteit; na 30 jaar beheerpraktijk nog veel vragen onbeantwoord

In veel natuurgebieden is begrazing de belangrijkste beheermaatregel. Desondanks blijven er veel vragen: wat betekent deze vorm van begrazing voor de soortendiversiteit en de bescherming van bedreigde soorten, en waar worden de beste resultaten geboekt? Waar liggen de knelpunten en hoe kan hier met gerichte beheermaatregelen gestuurd worden. Hoe verhoudt zich dit beheer tot de Habitatrichtlij

Juridisch Kennismanagement in het IT-tijdperk

Gegevens, informatie en kennis worden voor organisaties van steeds groter belang. Zij worden steeds meer beschouwd als producten waarvan de waarde wordt bepaald door vraag en aanbod. Dit wordt mede veroorzaakt door de steeds verdergaande invloed van informatietechnologie (IT). Voor sommige organisaties zijn informatie en kennis inmiddels de belangrijkste productiefactoren geworden. Dit geldt ook, en zelfs in sterke mate, voor juridische organisaties. Deze dienen te beschikken over steeds meer juridische kennis en informatie om hun taak naar behoren te kunnen uitvoeren. Juridische informatie en kennis zijn vastgelegd in een breed scala van documenten en worden steeds vaker aangeboden via elektronische media. De vorm van de oorspronkelijke documenten, en daarmee ook de inhoud, ondergaat daarbij deels veranderingen, evenals de wijze waarop zij kunnen worden geraadpleegd. Dit onderzoek voorziet in een eerste inventarisatie en analyse van de wijze waarop juristen met informatiestromen omgaan, alsmede van de rol die IT hierbij speelt. Daartoe werd onderzoek gedaan bij organisaties die een juridische taak vervullen: gemeenten met wel/geen vergaande automatisering. Voorts wordt nagegaan in hoeverre IT een geschikt hulpmiddel is voor het kanaliseren van de steeds toenemende stroom gegevens, informatie en kennis en in welke omgeving dit het best tot zijn recht komt

Onderzoek naar de ecologische achteruitgang en het herstel van Zuid-Limburgse hellingschraallandcomplexen

De Zuid-Limburgse hellingschraallanden behoren tot de meest soortenrijke graslandtypen in ons land. Ze liggen op een gradiënt van zure heischrale graslanden bovenaan de helling en basische kalkgraslanden in het middendeel van de helling. Onderaan de helling komen voedselrijkere en dus meer ruige graslandtypen voor. Het oppervlak aan goed ontwikkelde hellingschraallanden is in de 20e eeuw sterk achteruit gegaan en ook de kwaliteit ervan. Om na te gaan wat de oorzaken zijn voor de achteruitgang van flora als fauna en hoe verder herstelbeheer moet plaatsvinden, is in 2005 in het kader van OBN een vierjarig onderzoek gestart. Hieruit blijkt dat er zeker nog perspectief is voor herstel van soortenrijke hellingsschraallanden. Het beheer binnen de hellingschraallanden kan verder geoptimaliseerd worden, zodat meer afvoer van nutriënten plaatsvindt en een meer heterogene vegetatiestructuur ontstaat. Ook moet de sterke mate van versnippering en isolatie van de hellingschraallanden worden aangepakt door het vergroten en onderling verbinden van de huidige reservaten

Effectgerichte maatregelen voor het herstel en beheer van stuifzanden

Onderzoek naar het functioneren van stuifzanden onder gewijzigde abiotische condities en naar beheer en herstel van klein- en grootschalige stuifzandlandschappen. Waarin bijdragen: Bosschap, Stichting Bargerveen, Radboud Universiteit, Universiteit Amsterdam, SOVON, Vlinderstichting, Alterra en Stichting Geomofologie en Landschap. Het is een vervolg op Preadvies stuifzanden (Bakker, 2003)

Randomized clinical trial of endovenous laser ablation versus direct and indirect radiofrequency ablation for the treatment of great saphenous varicose veins

Background: The current treatment strategy for many patients with varicose veins is endovenous thermal ablation. The most common forms of this are endovenous laser ablation (EVLA) and radiofrequency ablation (RFA). However, at present there is no clear consensus on which of these treatments is superior. The objective of this study was to compare EVLA with two forms of RFA: direct RFA (dRFA; radiofrequency-induced thermotherapy) and indirect RFA (iRFA; VNUS ClosureFast™). Methods: Patients with symptomatic great saphenous vein (GSV) incompetence were randomized to receive EVLA, dRFA or iRFA. Patients were followed up at 2 weeks, 6 and 12 months. The primary outcome was GSV occlusion rate. Secondary outcomes included Venous Clinical Severity Score (VCSS), Aberdeen Varicose Vein Questionnaire (AVVQ) score and adverse events. Results: Some 450 patients received the allocated treatment (EVLA, 148; dRFA, 152; iRFA, 150). The intention-to-treat analysis showed occlusion rates of 75⋅0 (95 per cent c.i. 68⋅0 to 82⋅0), 59⋅9 (52⋅1 to 67⋅7) and 81⋅3 (75⋅1 to 87⋅6) per cent respectively after 1 year (P = 0⋅007 for EVLA versus dRFA, P < 0⋅001 for dRFA versus iRFA, P = 0⋅208 for EVLA versus iRFA). VCSS improved significantly for all treatments with no significant differences between them. AVVQ scores also improved significantly for all treatments, but iRFA had significantly better scores than dRFA at 12 months. Significantly more adverse events were reported after treatment with EVLA (103) than after dRFA (61) and iRFA (65), especially more pain. Conclusion: Primary GSV occlusion rates were better after iRFA and EVLA than dRFA. All three interventions were effective in improving the clinical severity of varicose veins at 1 year

The impacts of landscape structure on the winter movements and habitat selection of female red deer

An area of research that has recently gained more attention is to understand how species respond to environmental change such as the landscape structure and fragmentation. Movement is crucial to select habitats but the landscape structure influences the movement patterns of animals. Characterising the movement characteristics, utilisation distribution (UD) and habitat selection of a single species in different landscapes can provide important insights into species response to changes in the landscape. We investigate these three fields in female red deer (Cervus elaphus) in southern Sweden, in order to understand how landscape structure influences their movement and feeding patterns. Movements are compared between two regions, one dominated by a fragmented agriculture-forest mosaic and the other by managed homogenous forest. Red deer in the agriculture-dominated landscape had larger UDs compared to those in the forest-dominated area, moved larger distances between feeding and resting and left cover later in the day but used a similar duration for their movements, suggesting faster travelling speeds between resting and feeding locations. The habitat selection patterns of red deer indicate a trade-off between forage and cover, selecting for habitats that provide shelter during the day and forage by night. However, the level of trade-off, mediated through movement and space use patterns, is influenced by the landscape structure. Our approach provides further understanding of the link between individual animal space use and changing landscapes and can be applied to many species able to carry tracking devices