19 research outputs found

    The effect of milk production level on host resistance of dairy cows, as assessed by the severity of experimental Escherichia coli mastitis

    Get PDF
    The culturability of 10 strains of Campylobacter jejuni and Campylobacter coli was studied after the bacteria were exposed to acid conditions for various periods of time. Campylobacter cells could not survive 2 h under acid conditions (formic acid at pH 4). The 10 Campylobacter strains could not be recovered, even when enrichment media were used. Viable cells, however, could be detected by a double-staining (5-cyano-2,3-ditolyl tetrazolium chloride [CTC]-4',6'-diamidino-2-phenylindole [DAPI]) technique, demonstrating that the treated bacteria changed into a viable but nonculturable (VBNC) form; the number of VBNC forms decreased over time. Moreover, some VBNC forms of Campylobacter could be successfully resuscitated in specific-free-pathogen fertilized eggs via two routes, amniotic and yolk sac injecting

    Inventariserend veldonderzoek d.m.v. proefsleuven

    No full text
    Naar aanleiding van de voorgenomen herinrichting van het plangebied is een inventariserend archeologisch veldonderzoek uitgevoerd door middel van twee oost-west georiënteerde proefsleuven in het westelijk deel van het plangebied met een breedte van 4 m en een lengte van resp. 20 en 16 m. In totaal is een oppervlak van 144 m2, onderzocht. In het plangebied zijn sporen aangetoond uit de Late Middeleeuwen en de Nieuwe Tijd, beginnend rond 1300 na Chr. De sporen zijn toe te schrijven aan activiteiten op achtererven behorende bij bebouwing langs de westzijde van de Nieuwstraat. De sporen bestaan uit een mogelijke beer- of mestkuil uit ca. 1300, een geroerde bodemhorizont met diverse ingravingen en kuilen en een ophogingspakket uit de 14e tot 15e eeuw, een tweetal runderbegravingen uit mogelijk de 15e eeuw, kuilen en paalresten uit de Nieuwe Tijd en een recent gedempte gracht langs de westrand van het plangebied, die mogelijk teruggaat tot de Late Middeleeuwen. De sporendichtheid neemt naar oosten toe. In de sleuf in het noorden van het plangebied is een vanaf ca. 50 tot 70 cm onder het maaiveeld een horizont met sporen uit de 18e tot 20e eeuw aangetroffen. In het zuiden van het plangebied zijn twee sporenhorizonten aangetroffen uit resp. de 14e-15e eeuw en 15e-17e eeuw, gescheiden door een laat-middeleeuws ophogingspakket. Door de beschermende werking van recente en laat-middeleeuwse ophogingen en een geringe mate van diepere ingrepen in de bodem is het bodemarchief relatief gaaf, naar verwachting ook in andere delen van het plangebied, waar mogelijk meer verstorende bodemingrepen hebben plaatsgevonden. Hoewel sporen van vóór 1700 alleen in de sleuf in het zuiden zijn aangetroffen, kunnen deze in principe in het hele plangebied verwacht worden. Het onderzoek heeft aangetoond dat het hele plangebied deel uitmaakt van de laatmiddeleeuwse stadsuitleg van Ameide. In het plangebied zijn behoudenswaardige archeologische resten aangetoond, die verspreid over het hele plangebied kunnen voorkomen. Er wordt geadviseerd om de archeologische resten in situ te behouden. Indien behoud in situ niet mogelijk is, wordt aanbevolen om de vindplaats door middel van een opgraving ex situ te behouden

    Archeologische Begeleiding

    No full text
    Tijdens het onderzoek in het plangebied Kerkbuurt 54-60 te Sliedrecht zijn in opdracht van Herkon bv onder de strenge saneringstechnische beperkingen archeologische waarnemingen gedaan in twee sleuven in het oostelijke deel van het plangebied langs de straat en dijk “Kerkbuurt”. Daarbij zijn resten van de bewoning en bebouwing aangetroffen vanaf de tweede helft van de 18e eeuw op een kunstmatig opgehoogd plateau tegen de buitenzijde van de dijk . In de ondergrond van het plangebied bevinden zich tot ca. 2,7 m onder het huidige straatniveau van de Kerkbuurt-dijk rivierafzettingen, die verband kunnen houden met de grote overstromingen als de Sint- Elisabethsvloed. In de daaropvolgende periode wisselen verschillende overstromingen van het buitendijksgebied zich af met mogelijk menselijke activiteiten. Van bewoning of bebouwing ter plekke lijkt vóór de 17e eeuw, en waarschijnlijk vóór ca. 1750 geen sprake. Toen is het oostelijk deel van het plangebied opgehoogd en is de bebouwing opgetrokken, die op kaarten uit de eerste helft van de 19e eeuw ingetekend is. Dit betreft een gebouw uit de 17e of 18e eeuw tegen de westgrens van het noordelijk deel van het plangebied, ca. 20 meter van de huidige rooilijn aan de dijk en bebouwing langs de dijk in de noordpunt van het plangebied. De vondsten wijzen op bewoning van burgers uit de middenklasse. Als bijzondere vondst is een paar schaatsen uit de tweede helft van de 18e eeuw te vermelden. Bij uitbreiding van de bebouwing langs de dijk in de tweede helft van de 19e eeuw tot de eerste helft van de 20e eeuw is het gebied verder opgehoogd en zijn oudere bewoningsresten deel verstoord. Naar aanleiding van de resultaten is kans op de aanwezigheid van archeologische sporen laag ingeschat en in overleg met het bevoegd gezag afgezien verder onderzoek in het zuidwestelijk deel van het plangebied

    Kinetics of local and systemic isoforms of serum amyloid A in bovine mastitic milk

    No full text
    The aim of the present study was to characterise the serum amyloid A (SAA) response to intramammary inoculation of Escherichia coli and to examine the distribution of hepatically and extrahepatically produced SAA isoforms in plasma and milk from cows with mastitis. Milk and plasma SAA concentrations were determined before and after experimental induction of E. coli mastitis in six dairy cows. The milk SAA response was characterised by low or undetectable levels before inoculation, very rapid and large increases in concentration after inoculation, and rapid decline towards baseline levels after resolution of disease. In plasma from cows with experimentally induced E. coli mastitis, four hepatically derived SAA isoforms with apparent isoelectric point (pI) values of 5.8, 6.2, 6.8 and 7.4 were demonstrated by denaturing isoelectric focusing. In milk three highly alkaline isoforms with apparent pI values above 9.3 appeared 12 h post-inoculation. These isoforms were not present in any of the plasma samples, and it therefore seems likely that they were locally produced, tissue-specific isoforms. At 24¿36 h post-inoculation one or more acidic isoforms corresponding to those found in plasma appeared in the milk samples. The isoforms demonstrated in plasma from cows with E. coli mastitis were also present in serum obtained from three cows with clinical Streptococcus uberis mastitis. In conclusion, experimentally induced E. coli mastitis is accompanied by a prominent SAA response. The results of the present study indicate that SAA accumulation in mastitic milk is the result of both local synthesis of SAA and of hepatically derived SAA gaining access to the milk due to increased permeability of the blood¿milk barrier

    Inventariserend veldonderzoek d.m.v. proefsleuven

    No full text
    De aanleiding voor het hier gerapporteerde onderzoek is de voorgenomen bestemmingsplanwijziging in verband met de realisatie van een landgoed op de locatie. Het onderzoek is uitgevoerd in opdracht van de heer Wisselink te Zelhem. In het plangebied zijn tijdens het vooronderzoek door middel van boringen indicatoren aangetroffen die wijzen op de aanwezigheid van een archeologische vindplaats. Bovendien is een vrijwel intact(e) enkeerdgrond aangetroffen. De kans dat binnen het plangebied van de Korenweg een archeologische vindplaats aanwezig is, wordt daarom groot geacht. De archeologische indicatoren die zijn aangetroffen dateren uit de late bronstijd – ijzertijd en uit de vroege middeleeuwen. Het doel van het inventariserend veldonderzoek door middel van proefsleuven is het aanvullen en toetsen van de gespecificeerde verwachting die gebaseerd is op het bureau- en booronderzoek (zie hoofdstuk 2). Dit omvat het vaststellen van de aan- of afwezigheid, de aard, het karakter, de omvang, de datering, de gaafheid, de conservering en de inhoudelijke kwaliteit van de archeologische waarden. Het onderzoek aan de Korenweg te Zelhem is op 24/28-11-2009 uitgevoerd. Het onderzoek is uitgevoerd volgens de uitgangspunten en randvoorwaarden zoals vastgelegd in het Programma van Eisen (PvE) dat is opgesteld door drs. H. Kremer. Tijdens het veldonderzoek is in overleg met de heer M. Kocken (regionaal archeoloog) in beperkte mate van de onderzoeksmethodiek afgeweken. Omdat proefsleuf 7 niet over de volledige lengte kon worden aangelegd, in verband met kabels en leidingen, is de sleuf ingekort met circa 25 meter. Deze meters zijn vervolgens ingezet om proefsleuf 6 met 25 meter richting het zuiden te verlengen (zie bijlage 2). In totaal zijn op de locatie 7 proefsleuven gegraven, waarvan zes noord-zuid georiënteerde proefsleuven en één (proefsleuf 7) oost-west georiënteerde proefsleuf. Tijdens het proefsleuvenonderzoek is gebleken dat binnen het plangebied archeologische resten aanwezig zijn uit de late bronstijd-vroege ijzertijd. De aangetroffen archeologische resten zijn behoudenswaardig. Er wordt geadviseerd om de archeologische resten in situ te behouden. Indien behoud in situ niet mogelijk is, wordt aanbevolen om de vindplaats door middel van een opgraving ex situ te behouden
    corecore